A.F.A.M. (Ton) Wetzer, 13 juli 2020
Een opvallend geveltje in de Sint-Jorisstraat. Omtrent de vroegere functie hoeven we weinig te raden, het staat op de gevel vermeld: Spuithuis 6. We nemen vandaag een kijkje achter de voorgevel van Sint-Jorisstraat 5a. Brandspuithuisje. In het midden van de achttiende eeuw kende Den Bosch een viertal brandspuithuisjes. Behalve het gebouwtje in de St.-Jorisstraat stonden er ook bij de St.-Geertruikerk, Achter het Stadhuis en bij de Geerlingse brug in de Hinthamerstraat. Ieder brandspuithuisje kende een 'directeur' die verantwoordelijk was voor de inhoud van het gebouwtje, waarvan de brandspuit zelf het belangrijkste onderdeel was. In 1744 had Abraham de Gever, 'brandspuitmaker te Rotterdam', een exemplaar aan de stad geleverd voor ruim duizend gulden. Men was kennelijk niet erg tevreden over het apparaat, want in 1763 werd het ter reparatie gezonden naar Rijnders en Vermeulen in Haarlem. Dat kosste f 361,-, terwijl de reparateurs de opmerking maakten dat de gehele achterbak vernieuwd was. Deze bak was namelijk te klein en daardoor heeft de spuit nooit goed kunnen functioneren. Tweemaal per jaar werd de brandspuit beproefd en éénmaal per jaar was er een controle door de Commissarissen over de Brandspuiten, een stedelijke commissie. Naar aanleiding van het proefspuiten en de controles werd er onderhoud of een reparatie uitgevoerd. De zadelmaker Suborg leverden leren brandemmers die door Hendrik Valkenburg voorzien werden van een beschildering voor één gulden en vier stuivers. Een bedrag van vier gulden en tien stuivers kreeg N. Vos in 1763 voor 'het smeren der leren darmen van de spuiten'. Johan Everts ontving in hetzelfde jaar ook geld voor schroeven en buizen ten behoeve van de brandspuit. Er werden touwen gekocht om de spuit te trekken en vele toortsen om ook 's nachts bij licht te kunnen werken. In 1767 maakt De Gever een nieuwe offerte voor een brandspuit. Het basisbedrag is f 550,-, waarvoor geleverd wordt: een 'groot spuijt met een schraag en sak om 't water in te gieten en 100 voet ledere slang als meede 100 voet linne darm'. Voor f 420,- levert hij er een zuig- en perspomp bij en tezamen met extra slangen zou het geheel op elfhonderd en één gulden en tien stuivers komen. Maar, zo schrijft hij, ”bij deeze spuijt zijn geen wagens om de zelve naden brand te voeren die daar nog bij souden moeten gemaakt werden.”. De opdracht tot levering werd echter aan twee Amsterdamse brandspuitmakers gegund: Wijnbrand en Almenum. Voor het controleren van de brandspuit kreeg de directeur eertijds jaarlijks een stadspenning van zilver uitgekeerd, maar hij kon ook de waarde hiervan in geld uitgekeerd krijgen. Hij was daar kennelijk best tevreden mee, maar toen de inspectie werd verdubbeld tot twee maal per jaar, eiste en kreeg hij een verdubbeling van zijn honorering. De brandspuithuisjes hebben in ieder geval vanaf het eind van de jaren dertig hun oorspronkelijke functie verloren toen de brandweerkazerne aan de Jan Heinsstraat werd betrokken. Enkele huisjes werden afgebroken of kregen een nieuwe functie. Het brandspuithuisje aan het Geertruikerkhof is thans tot kantoor ingericht. De eigenaar van het huisje in de Sint-Jorisstraat heeft eveneens een ander pand in deze straat en beschouwt het als een uitbreiding van zijn woning. |
Vlakgedekt brandspuithuisje (XIX A) met rechtgesloten gepleisterde voorgevel afgesloten met geprofileerde lijst; rondgesloten deur met rond de bovenzijde geprofileerde lijst, die naar de zijkanten uitloopt in cordonlijst, en erboven een rechthoekig omlijst veld, waarboven over de gehele breedte van de gevel een fors geprofileerde kepervormige lijst. |
1994 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : BrandspuithuisjeBrabants Dagblad donderdag 17 november 1994 |