Hans Boselie
Het voormalig Karthuizersklooster te Vught werd omstreeks het jaar 1473 gevestigd in het klooster der zusters van Orthen aldaar, dat onder het bewind van den prior der Karthuizers van Loon, in het begin den 16e eeuw prachtig werd herbouwd.
| 374 |
Het stond ter plaatse waar thans liet buitengoed Sophiae Domus gelegen is en droeg den naam van het Huis der H. Sophia. Den 1 Maart 1577 werd het door de Staatsche benden in asch gelegd, waarna zijne kloosterlingen hunnen intrek namen op het kasteel de Groote Ruwenberg te St. Michiels-Gestel, dat toen toebehoorde aan Jan van Raveschot Ardtszn. Ook op dat kasteel waren zij niet veilig tegen de strooptochten der Staatsche benden, waarom zij den 1 Juli 1591 1) aan den Koning van Spanje als Hertog van Brabant verzochten zich te 's Hertogenbosch metterwoon te mogen vestigen; het werd hun toen toegestaan en onmiddelijk daarop betrokken zij hun bekrompen refugiehuis in de St. Jorisstraat aldaar. Dat refugiehuis bestond uit twee huizen, waarvan een Westwaarts stond naast het huis, genaamd het Groen laken en het ander was het daarnaast Oostwaarts staand huis, dat later de Mutsaerspoort
geheeten werd. Eerstbedoeld huis had tot oudst bekenden eigenaar Dirck van Dyeperbeeck; van dezen erfden het zijne zonen Arnd, Dirck en Jan van Dyeperbeeck en zijne dochter Elisabeth, huisvrouw van Petrus Scelleken Henrickszn; dezen verkochten het aan Bernard, zoon van Jan Bernardszn van Overmeer, die een zoon Petrus had, welke deze kinderen had: a. Margaretha, die huwde met Yewan die hoefsmid, wien zij schonk een zoon Petrus; b. Petrus; beide laatstgenoemde Petrus'sen verkochten in 1530 (Reg. n° 139 f. 126 en 281) de helft in dit huis, dat toen gezegd werd te staan tegenover de St. Joriskapel Westwaarts tusschen het huis, dat eertijds was van Jan Danielszn van Vladeracken, nu van Jacob van Bladel en Oostwaarts tusschen het huis, dat voorheen was van Elisabeth Luws, nu van Nicolaas van Bockhoven, - aan Zeynse, de dochter van genoemden Bernard, zoon van Jan Bernardszn van Overmeer, die als erfgename naars vaders daarin reeds de helft had. Zij huwde met Jan van den Zydewynde, van wien zij geene kinderen naliet; na haar overlijden verkochten de uitvoerder van haar
| 375 |
testament, Jan Rutgerszn van Schijnle, 3/4; Gerard Toelinck als man van Geertruid en Michiel, zoon van Dirck die cremer, als man van Margaretha, dochters van Willem, den zoon van Petrus, den zoon van meergenoemden Bernard Janszn van Overmeer, 8 April 1562 (Reg. n° 208 f. 307) de 1/2 in 1/4 van gezegd huis, dat nu omschreven werd als huis, erf, plaats en achterhuis, staande Westwaarts tusschen het huis eertijds van Jacob van Bladel, nu Henrick van Vechel ex uno en Oostwaarts tusschen dat eertijds van Claes Oem van Bockhoven, nu het Karthuizersklooster te Vught ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze rurens aen den choer van der kercke des convents van den Cruysbruederen 2), aan Margaretha, dochter van genoemden Petrus van Overmeer, die de overige 1/2 van gezegd 1/4 reeds bezat als erfgename harer zuster Geertruid van Overmeer. Laatstgenoemde Margaretha van Overmeer verkocht daarop 16 Maart 1572 dit geheele huis aan gemeld Karthuizersklooster, dat, als gezegd, toen reeds eigenaar was van het daarnaast Oostwaarts staand huis, later de Mutsaerspoort genaamd. De oudst bekende eigenaar van laatstbedoeld huis was mr. Henrick van Kessel Willemszn, die het verkocht aan Hillenus, zoon van Willem Zegerszn van Nuwenkuyck, (echtgenoot van Elisabeth, de dochter van den calcifex Henrick van Uden. bij wie hij twee dochters verwekte: Elisabeth, huisvrouw van Adrianus van Ryswyck Adriaanszn en Judoca, huisvrouw van Philip van Weyborch Joostzn, kastelein van het kasteel van Heeswijk (Reg. n° 103 f. 100 vso). Nadat hij weduwnaar van haar geworden was stond hij 7 Augustus 1505 (Reg. n° 99 f. 167) den tocht van dit huis, dat toen gezegd werd te zijn eene huisplaats met daarop staande gebouwen, staande aan de Oude Huls tegenover de St. Joriskapel tusschen dat van Petrus Scellekens Westwaarts ex uno en dat van Jan van Doern Oostwaarts ex alio,
| 376 |
af aan zijne beide genoemde dochters, die het daarop verkochten aan Victor de Molendino, zoon van Henrick van Herenthals, welke het weder verkocht aan Claes, zoon van Arnd van Malsen en echtgenoot van Yda, dochter van Godefridus van der Aelsvoirt. Deze Claes van Malsen verkocht het 16 Juli 1509 (Reg. n° 103 f. 83 vso) aan genoemden Philip van Weyborch, die het weder verkocht aan Lambert Millinck, zoon van Lambert en Luytgardis, dochter van Loenis van den Velde; deze verkocht het 27 Augustus 1513 aan Claes Oem van Bockhoven Willemszn (Reg. n° 108 f. 180), die in de betaling der kooppenningen achterstallig schijnt gebleven te zijn, want eerst 3 Januari 1532 (Reg. n° 143 f. 3) deed eerstgenoemde Lambert Millinck afstand van alle recht op dit huis, dat nu gezegd wordt te zijn: domus anterior, ortus et domus posterior, ten behoeve van genoemden Claes Oem van Bockhoven, als zijnde het door dezen betaald. Arnd de Borchgrave Dirckszn en Gerard van Vladeracken, als voogden over de onmondige dochter, geboren uit het huwelijk van genoemden Claes Oem van Bockhoven met Margriet de Borchgrave 4) Dircksdr, die bij den doop genoemd was Petronella en bij het vormsel Geertrudis, verkochten het 19 April 1531 (Reg. n° 151 f. 203 vso) aan Jan van Balen Janszn, kanonik der St. Janskerk te den Bosch, die 10 Juni 1539 (Reg. n° 155 f. 218) dat huis, dat nu gezegd werd te zijn: domuncula quaedam anterior, porta, ortus ac domus posteriores, sibi invicem adjacentes, weder verkocht aan Mathijs Lambertszn Stooters; deze verkocht het op zijne beurt 27 Maart 1544 (Reg. n° 167 f. 284) aan Laureyns Pelgrom 5), zoon van Henrick Dirckszoon. Deze verkocht het 19 Maart 1550 (Reg. n° 181 f. 185) aan: Dominus et frater Theodoricus de Meuwen, prior conventus fratrum Carthusiensium | 377 |
domus Sanctae Sophiae ad Constantinopolim, sitae in prochia de Vucht, ad opus ejusdem conventus. Dit huis maakte daarop met het daarbij, als gezegd, in 1572 gekocht huis, het refugiehuis van dat klooster uit, hetwelk dat refugie in 1606 en 1626 met twee Oostwaarts daarvan staande huizen, waarover nader, vergrootte. Op verzoek van deszelfs kloosterlingen stonden de Aartshertogen Albert en Isabella aan dezen den 27 Maart 1615 toe, dat zij hunne kloostergoederen konden verkoopen om in staat te zijn eene andere verblijfplaats te bekomen. Te dien einde verkochten zij 30 April 1618 (Reg. n° 253 f. 275) het eerstbedoeld huis van hun refugie aan Dirck van Berckel Rutgerszn, die reeds eigenaar was van het Westwaarts daarvan staand huis, genaamd het Groen Laken, thans genummerd 23, terwijl zij alstoen het laatstbedoelde, dat alsnu omschreven werd als: een voorhuys, poerte, hoff ende achterhuysen, malcanderen aanleggende gestaen ende gelegen over Sint Joriscapelle, streckende van de gemeyn straet totten water daer achter loopende, verkochten aan Peter Janszn Mutsaers, naar wien dit huis daarop de Mutsaerspoort geheeten werd. De Karthuizers hielden daarna nog het naast dit huis Oostwaarts staand huis over, dat zij, zooals hierna zal worden medegedeeld, tusschen 1573 en 1606 verkregen hadden; gelukkig, dat zij dat niet mede verkocht hadden, want het Rijke Fraterhuis te den Bosch, waarop zij voor hunne nieuwe verblijfplaats het oog hadden laten vallen, ontglipte hun, omdat het Kapittel der Bossche St. Janskerk het 9 December 1625 verkocht aan de Abdij van Berne, welke daarmede reeds 15 Januari 1624 was overeengekomen, dat hare kloosterlingen in dat Fraterhuis konden wonen. Het zal met het oog op dezen verkoop geweest zijn, dat eenige leden van dit Karthuizersklooster, die in het klooster hunner orde te Lier een tijdelijk onderkomen hadden gevonden, in 1624 een huis te Antwerpen kochten om het tot klooster te verbouwen en dat de overige leden van hun klooster van den Bisschop van den Bosch verlof kregen om de nog geschikte bouwmaterialen van hun verwoest klooster te Vught te verkoopen of naar Boxtel te | 378 |
vervoeren teneinde eene der aldaar gelegen Castersche hoeven tot hun klooster in te richten; ofschoon zij dit daarna deden hielden zij toch, zeker wegens de troebele tijden, waarin zij toen leefden, het door hen tusschen 1573 en 1606 verkregen huis aan, dat zij bovendien vergrootten door daarbij in 1626 het Oostwaarts daarnaast staand huis aan te koopen. Van het door de Karthuizers tusschen 1573 en 1606 verkregen huis was de ouds bekende eigenaar een Jan van Doerne; vervolgens Paganus, geheeten Paganus van Lavalle; deze verkocht het aan Jan van Gerwen Dirckszoon, wiens vrouw was Geertruid; vermoedelijk had zij tot familienaam Heynden blijkens de kwartieren, staande op de hiervoren op blz 351 vermelde grafzerk. Deze echtelieden vermaakten bij hun testament dit huis aan de Kruisbroeders te den Bosch, die het in April 1529 (Reg. n° 135 f. 348), - als wanneer het werd gezegd te zijn: huis, erf, plaats en achterhuis, staande aan de Oude Huls tegenover de St. Joriskapel tusschen het huis eertijds van Hillenus, zoon van Willem Zegerszn van Nuwenkuyck, nu Claes van Bockhoven, ex uno en dat eertijds der erven van Geertruid, huisvrouw van Rutger van Erp, nu Richmoedis weduwe van mr Ewald Mallants en hare kinderen, ex alio, en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, - verkochten aan Jan die Wolff Lambertszn; deze liet dit huis na aan zijnen zoon Lambert en aan zijne dochter Jenneken, echtgenoote van Jan Liebergen Janszn; zij verkochten het 10 December 1560 aan Heer en Mr Gielis Mallants, priester en kanonik der St. Janskerk te den Bosch, zoon van mr Ewald Mallants voornoemd; deze verkocht het 16 Juli 1573 (Reg. n° 221 f. 381 vso), waarbij het werd omschreven als: een voirhuys met eenre poirten, hooff, middelhuys ende achterhuys, aan Roelof, zoon van Arnd Vastaerts, den man, die in 1565 zijn huis in de Verwerstraat aan de stad den Bosch had verkocht om er een weeshuis van te maken en in 1574 twee huizen in den Wolvenhoek aldaar kocht, zijnde thans het kapitaal heerenhuis der erven Nicolaas Rouppe van der Voort. Hoe genoemde Roelof Vastaerts uit
| 379 |
het bezit van zijn in 1573 gekocht huis geraakte, is mij niet gebleken; onwaarschijnlijk is het niet, dat hij, die een zeer vermogend man was, het uit medelijden heeft geschonken aan de Karthuizers van Vught, omdat hun aldaar staand klooster in de vlammen was opgegaan; in elk geval waren zij in 1606 eigenaars van dit huis. De oudst bekende eigenares van het daarnaast Oostwaarts staand huis was Geertruid, dochter van Klaas van Stakenborch en huisvrouw eerst van Willem van den Kerckhoff, daarna van Rutger van Erp; zij bezat het reeds vóór 1493 doordien zij, tijdens dat zij weduwe van haren eersten man Willem van den Kerckhoff was, het had gekocht van domicella Heylwich weduwe van Aert Berewout 6); deze had het haar verkocht met toestemming van Rutger Berewout, van Herman Coenen als proost der Ill. L. Vrouwe Broederschap en van Christiaan van den Meeracker als rector van het Groot Zieken Gasthuis te den Bosch (Schepenakte van Januari 1524 Reg. n° 128 f. 64). Waarschijnlijk had genoemde Geertruid van Stakenborch van haren eersten man eene dochter, die huwde met Herman Coenen Philipszoon 7), althans diens kinderen waren hare erfgenamen en zij kwamen daardoor in het bezit van dit huis, zooals blijkt uit de hiervoren reeds bedoelde akte van Januari 1524 (Reg. no 128 f. 64); bij die akte deed toch Elisabeth weduwe van Claes, zoon van Herman Coenen Philipszoon, afstand van den tocht van de helft van laatstbedoeld huis met erf, toen staande aan de Huls tusschen dat van Egidius van Doerne (de Spina) ex uno en dat van Wouter van Oerle ex alio, — ten behoeve van Willem, den zoon van Petrus Raessen, als man van Geertruid, dochter van Willem Donck en Christina, de dochter van genoemden Herman Coenen Philipszoon, waarna
| 380 |
gezegde Willem Raessen, dat huis, hetwelk alstoen gezegd werd te zijn: huis en erf met twee achterhuizen, erven en plaats, nu staande tusschen het huis van domicella Geertruid wed. Jan van Gerwen ex uno en dat van heer Jan van Baexen, ridder, ex alio, zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, met toestemming van mr Henrick en mr Herman, zonen van Dirck Pelgrom (de Bije) 8) Henrickszn en van genoemde weduwe Claes Coenen, als uitvoerders van den uitersten wil van dezen laatste, verkochten aan mr Ewald, den zoon van Jan Mallants. Deze was gehuwd met Richmoedis, de dochter van Gielis Maartenszn van Broeckhoven, wien zij deze kinderen schonk: mr Gielis, Dirck 9), Geertruid, Johanna, Margaretha en Elisabeth Mallants (Reg. n° 139 f. 92); door die kinderen werd dit huis toegescheiden aan hunnen broeder mr. Gielis Mallants, die, zooals wij hiervoren reeds zagen, priester en kanonik der St. Janskerk te den Bosch was. Hij verkocht 6 Maart 1562 (Reg. n° 207 f. 507 vso) dit huis aan Jan Dirckszn van Vechel, die van zijne vrouw Heylwich, dochter van Robbrecht Gijsbertszn Heymans, zooals wij hiervoren ook reeds zagen, o.a. deze kinderen naliet: Dirck, Robbert, Goijart, Maria en Mechteld van Vechel; hunne voogden, zijnde: mr Goijart van Vechel Dirckszn, raad van den Bosch en diens broeder Henrick; Henrick, zoon van Robbrecht Gijsbertszn Heymanszn en Dirck, de zoon van Willem Dirckszn van Vechel, verkochten 7 Januari 1576 dit huis aan mr Henrick van Broeckhoven Peterszn, rentmeester der Staten van Brabant in het Kwartier van den Bosch (Reg. n° 251 f. 21), die het 13 Januari 1592 (Reg. n° 256 f. 93) weder verkocht aan Jan, den zoon van Jan Smits van Gemert, welke het in 1606 op zijne | 381 |
beurt verkocht aan Johannes van Steenland, prior en Bartholomeus Wilsen, procurator van meergezegd Karthuizersklooster, ten behoeve van hetzelve. Dit klooster vereenigde dat huis met hetgeen daarnaast Westwaarts stond en sedert dien vormden die beide huizen een geheel. Zooals wij hiervoren eveneens hebben gezien had een deel der kloosterlingen van dit klooster in 1624 een klooster gesticht te Antwerpen; hieruit leidden de Karthuizers van die stad in 1658 af, dat de beide laatstbedoelde huizen, alsmede de overblijfselen van het voormalig Karthuizersklooster te Vught, ingevolge het vredestractaat van Munster van 1648 niet aan de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden waren vervallen, daar zij toch het eigendom waren eener in het buitenland gevestigde kloosterorde; de Staten Generaal waren evenwel eene andere zienswijze toegedaan, omdat een deel der Vughtsche Karthuizers na 1624 te den Bosch en Boxtel was gevestigd gebleven. Na veel onderhandelen kwamen ten slotte beide partijen in 1658 tot een accoord bij hetwelk overeengekomen werd, dat het Karthuizersklooster te Antwerpen eigenaar van de voorschreven goederen bleef tegen betaling eener som van fl 55000 aan den Nederlandschen Staat; van dat geld schonken de Staten Generaal fl 2000 aan de Nederduitsch Hervormde Diakonie en fl 1000 aan het Burger, thans het Gereformeerd Burger Weeshuis te den Bosch.
Gezegd klooster verkocht daarop den 8 Januari 1659 aan Pieter Lus, oud-president schepen en raad van den Bosch, hetgeen van het voormalige Karthuizersklooster te Vught nog was overgebleven en dat in de daarvan opgemaakte akte aldus omschreven werd: huys, voorpoorte, bovenhoff (daerop eertijts het Clooster van de heeren Carthuysers van St. Sophia van Constantinopele gestaen heeft) mette aengelegen landeryen te Vucht enz., zijnde thans het eigendom der erven mr E. van Zinnicq Bergmann. Den 22 Februari 1659 daaraanvolgende verkocht Josephus d'Outelair, prior van het meergezegd klooster te Antwerpen, de beide hierboven bedoelde huizen in de St. Jorisstraat aan Florentius Schuyl, raad van den Bosch, bij eene akte,
| 382 |
waarin zij omschreven werden als volgt: huys, erve, hoff ende achterhuys, gestaen ende gelegen binnen dese stadt in de St. Jorisstraet, (vroeger) tussen huys ende erve van heer ende mr Gielis, sone Ewalts Mallants, priester ende canoniek van St. Jans Evangelisten kercke binnen dese stadt, ex uno ende tussen huys ende erve des Abts van Tongerloe, ex alio, welcke voors. huys, erve, hoff ende achterhuys, daerachter liggende, Jan, soone wijlen Jans Smits van Gemert, hadde erffelick opgedragen heer ende broeder Johan van Steelant, prior ende heer ende broeder Bartholomeus, procurator van de Carthuysers, ten behoeve van hun convent, ende welcke voors. huysingen ende erff en alsnu gelegen sijn lussen de huysingen ende erffenisse der wed. ende kijnderen van den heere president Cattenburch, ex uno, ende tussen de huysinge ende erffenisse van d'heer ende mr Norbertus Mutsaerts, ex alio, streckende metten eenen eynde voor aen de gemeyne straete ende metten anderen eynde achterwaerts op d'water aldaer vlietende, de Diese genoempt. Genoemde Florentius Schuyl, ook wel Schulius genaamd, werd later professor in de medicijnen en de botanie te Leiden en huwde met Susanna Rysburch; toen zij weduwe van hem was verkocht zij 15 April 1693 de beide laatstbedoelde huizen aan Abraham Hibelet, Waalsch predikant te den Bosch; zij werden alstoen omschreven als volgt: 1° huysinge, poortte, erve, hoff ende groole achter huysinge, bewoond door Bartholomeus van Eck en van Deutecom, staande ex uno tusschen het sub 2° volgend huis en dat van Johan Louis van Cattenburch, secretaris van den Bosch, en ex alio tusschen het huis van Snelle, strekkende achterwaarts tot aan de Dieze; 2° huis, erf en tuintje, staande en gelegen naast voorschreven poort en erf, ex uno, en het huis van voornoemden van Cattenburch, ex alio, zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van het sub 1° omschreven huis, wordende dit huis bewoond door den heer Brielius en de weduwe van den luitenant Dart.
| 383 |
Die beide huizen werden van genoemden Hibelet geërfd door zijne dochter Hester Elisabeth Hibelet, die in eerste huwelijk getrouwd was met James Ferguson, brigadier-generaal en kolonel van een regiment infanterie in Engelschen dienst; zij schonk hem eene dochter Johanna Elisabeth Ferguson, die 8 Januari 1731 te den Bosch woonde, als wanneer zij die huizen, die haar na het overlijden haars vaders waren toebedeeld, verkocht aan Reinier Plenus, agent en solliciteur-militair, wonende te den Haag (Reg. n° 555 f. 248 vso); zij werden nu omschreven als een huis met eene poort, koetshuis, erf en tuin, mitsgaders eene groote open plaats achter het huis en den tuin, staande in de St. Jorisstraat, tusschen ex uno het huis van den heer Speelman, heer van Nuland, ex alio het huis van den heer Norbertus Snelle en zich uitstrekkende tot aan de Dieze.
Reinier Plenus vermaakte ze aan zijne vrouw Maria van Bruggen. Zij overleefde hem en benoemde Johan Vorstenbosch, heer van Aalst en Zegenwerp 10), tot haren executeur-testamentair; deze verkocht in die hoedanigheid na haren dood den 4 Augustus 1750 bedoelde huizen aan Eufemia Clara Minten 11), echtgenoote van Louis Richard de Montfort, luitenant in het regiment van Maleprade, woonachtig te den Bosch 12); zij was de dochter van Thomas Minten en Johanna van Campen en schonk aan haren genoemden man eene dochter Clara Maria Wilhelmina de Montfort, die huwde met Cornelis Adriaan Zorreth, luitenant-kolonel-titulair der Dragonders; den 21 Februari 1771 verkocht hij gezegde huizen aan Diederik Huygens, oud-schepen en raad
| 384 |
van den Bosch; deze verkocht ze 1 December 1781 weder aan Joan Abraham van der Voort, regeerend schepen van den Bosch, die ze 30 November 1789 verkocht aan Anthony van Beusekom en Dirk van Roothuyzen, beiden wonende aldaar; van genoemden Anthonij van Beusekom erfden de helft in die huizen zijn zoon Isaac van Beusekom, koopman te den Bosch en zijn schoonzoon Johannes Petrus van Couwenbergh, predikant te Zwolle, die 4 Juni 1795 de helft van die helft overdeed aan zijnen genoemden zwager. Volgens van Heurn Beschrijving waren ten zijnen tijde de beide laatstbedoelde huizen der Karthuizers, die hij daarin hun refugiehuis noemt, afgebroken op het voorste gedeelte daarvan na, dat toen aan particulieren verhuurd werd. En nu nog iets over de verdere lotgevallen van de Mutsaerspoort.
Peter Janszn Mutsaers, die, als voorzegd, dit huis kocht, was een Tilburgenaar van geboorte en rentmeester der Abdij van Tongerloo; zijn vader was Jan Corneliszn Mutsaers en zijn broeder Dionysius Mutsaers, kanonik en schrijver der Kerkelijke Historie. Zijne vrouw heette Anna van den Wiel Jansdochter 13), die hem deze kinderen schonk: Geraerd; mr. Norbertus, licentiaat in de rechten; Adrianna en Jenneken, de echtgenoote van mr. Jan van den Velde, schout van Geldrop. Mr. Norbertus Mutsaers, die het huis de Mutsaerspoort van zijnen vader erfde, stierf 16 April 1662; hij was in 1633 gehuwd met Helena van Someren, dochter van mr Gerard van Someren, heer van Berkel, den bekenden Bosschen rechtsgeleerde en diens eerste vrouw Maria Kelders Johansdochter; zij bracht hem de heerlijkheid Berkel ten huwelijk aan en schonk hem eene dochter Maria Anna Muts-
| 385 |
aers, die dit huis en de heerlijkheid Berkel erfde; haar man was van Jan Snelle, zoon van Steven (den zoon van Aelbert Snelle van Swoll) en Judith Francken Goijartsdr. Uit het huwelijk van Jan Snelle met Maria Anna Mutsaerts werden deze kinderen geboren: mr Norbertus Hendricus Snelle, heer van Berkel en advocaat te den Bosch, stierf aldaar 9 October 1736; Cornelia Theresia; Stephanus; Nicolaas; Johan en Hubertus Henricus Snelle.
Genoemde mr Norbertus Hendricus Snelle huwde met Johanna van Vechel, die hem deze kinderen schonk, behalve die, welke jong stierven: a. Norbertus Amandus Snelle, die 9 Mei 1748 (Reg. n° 568 f. 228) aan zijne zuster Cornelia verkocht de helft in het huis de Mutsaerspoort, waarvan zij als erfgename harer ouders reeds de wederhelft bezat en dat toen gezegd werd te zijn huis en erf in de St. Jorisstraat, genaamd de Mutserspoort, staande tusschen het huis van Mevr. Plenus ex uno en dat van Juffr. Anna Andro ex alio, zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze; b. Joanna Snelle, geboren in 1693, erfdochter van Berkel na doode van haren broeder Stephanus Alexander, met welk goed zij in 1758 beleend werd; c. Gerardus Norbertus Amandus Snelle, geboren in 1700, werelds priester; d. Stephanus Alexander Snelle, heer van Berkel, geboren in 1704; e. Cornelia Snelle, geboren in 1706 en f. Adriana Helena Snelle, gedoopt in het R.K. bedehuis van St. Catharina te den Bosch 22 December 1710, die ten slotte met hare zuster Joanna het huis de Mutsaerspoort erfde en 30 November 1767 te den Bosch huwde met Boetius Stalpert van der Wiele, jongman, geboren te Leeuwarden; hun huwelijk zal wel kinderloos gebleven zijn. Den 31 December 1810 werd dit huis gekocht door Frans Arendt, woonachtig te den Bosch. Het Westwaarts naast dit huis staand huis werd in 1750 gekocht door Helena van Amelsvoort douairière van Franciscus Wijnandus baron van Renesse van Wilp, van wien zij twee dochters had, (van wie eene heette Jacoba Norbertina, die in 1812 in den Bosch stierf), die dit huis van haar erfden en daarbij in 1776 aankochten het daarnaast staand huis het Groen laken 14), thans genummerd 23.
| 386 |
Op de plaats, waar de kiervoren genoemde huizen der Karthuizers stonden, staat thans een gesticht voor zenuwlijderessen, genummerd 25, toebehoorende aan de Zusters van Barmhartigheid van Ronsse.
| 387 |
Noten | |
1. | Mr J. Sassen Charters blz. 241. |
2. | Deze hadden in 1541 aan genoemde Zeynse van Overmeer toegestaan een trap van blauwen steen aan de Dieze te maken. (Reg. n° ]58 f. 443 vso). |
3. | Haar andere broeder was mr. Dirck de Borchgrave. Uit diens nalatenschap werd in 1537 (Reg. n° 150 f. 256) toebedeeld aan zijne zuster Margriet: een steenen huys met synen gronden ende graften dair omgaende, geheyten Ouden Steyn, woenhuys, erve, hoff, schaepskoye, schuere, bogart, met haren gronden ende land, gelegen in de prochie van Nuenen, dwelck tsamen een leen is ende te leene gehouden wort van den commenduer van Gemert van de Duytschen Heeren. |
4. | Men zie over hem Taxandria XIII p. 107. |
5. | Zij zal geweest zijn Heylwich Roesmont Danilsdochter en haar man dan Aert Berewout Goijartszoon, over wien men zie Taxandria III p. 281 en vlgd. In 1480 wordt zij als poorteres van den Bosch vermeld. |
6. | In eene Schepenakte van den Bosch van 1511 (Reg. n° 106 f. 36 vso) is sprake van een huis in de St. Jorisstraat aldaar, afkomstig van Philips, zoon van Christiaan Coenen. |
7. | Diens vrouw was Elisabeth Coenen, dochter van Herman Ketelaer genaamd Coenen (wapen een molenijzer met een vogeltje daar boven) en Yken Moyns. |
8. | Hij huwde met Aleid, dochter van Everard van Arkel genaamd van de Water en Aleid, wier andere kinderen waren: Jacob, Catharina, huisvrouw van Jacob, zoon van Nicolaus van Delft genaamd Bunne, Steven en Hadewich (Reg. n° 163 f. 267). |
9. | Reg. n° 555 f. 248 vso. |
10. | Hij was gehuwd met Adriana Mechtildis van den Eeckaert,die hem eene dochter schonk, Maria Anna Theresia Vorstenbosch van Aalst, welke huwde met Benedictus Arnoldus de Stockmans. (Taxandria X p. 99.) |
11. | Zij kocht 13 Juli 1761 het landgoed de Dennenboom onder Schijndel (zie Schepenreg. van den Bosch n° 578 fol. 60). |
12. | Hij verkocht 29 Sept. 1723 (Reg. n° 541 f. 68 vso) een ten deele afgebrand huis, genaamd de Koning van Engeland, staande te Hintham, aan Johannes van den Heuvel, woonachtig te den Bosch. Thans behoort dat huis aan de erven van wijlen Jhr. M. A. Snoeck, kamerheer i.b.d van H.M. de Koningin te Hintham. |
13. | Taxandria IX blz. 8. |
14. | Dit huis werd 16 Juli 1722 (Reg. n° 556 f. 62) door Abraham Hubert, oud-schepen en raad van den Bosch, verkocht aan Albertus van Eyl, wonende aldaar. |
Op deze plek was in 1591 het kartuizerklooster gevestigd. Van 1895 tot 1972 verzorgden de ZUSTERS VAN BARMHARTIGHEID VAN RONSE hier bejaarden. Nu zijn er appartementen. Het sterk gewijzigde complex heeft een U-vormige plattegrond. De eenvoudige witte gevels van de ambachtelijk-traditionele huizen uit de achttiende en negentiende eeuw zijn gepleisterd en geschilderd. Ze hebben hardstenen dorpellijsten. De paneeldeur heeft gietijzeren roosters en een bovenlicht. Een dubbele paneeldeur heeft een bovenlicht. We zien acht-, zes- en vierruits schuiframen. Het zadeldak met eindschilden is gedekt met kruispannen. De bakstenen zijgevel is voorzien van een sectieltegeltableau met de tekst: Koningin van de H. Rozenkrans. B.V.O. Vereniging Mannenomgang. Anno Dom. 1923. Achter de gevels bevinden zich nog resten van het voormalige kartuizerklooster. Door de poort bereikt men nu de binnenplaats met een groenaanplant. | 500 |
1971 |
RedactieNa een periode van 78 jaar. Zusters van Ronse verlaten Huize 'St. Jan Baptist'Brabants Dagblad zondag 27 juni 1971 (foto) |
|
1983 |
mr. J.A.M. HoekxRefugiehuis Karthuizers uit VughtBossche Bouwstenen VI (1983) 29 |
|
1991 |
Ad van Drunen, E. Jas, J.A. van OudheusdenKloosters, Kronieken en KoormuziekHet Noordbrabants Genootschap ('s-Hertogenbosch 1991) 29 |
|
2002 |
Ad van DrunenRefugiehuis van de Karthuizers te VughtKloosters en religieus leven ('s-Hertogenbosch 2002) 73 |
|
2010 |
Jan SmitsSint Jorisstraat 25. Voormalig gesticht Sint Joannes Baptist.in: Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant (2010) 500 |
|
2016 |
Siertuin rond hoofd Johannes de DoperVan een oerwoud tot een elegante binnenplaats. Een dergelijke metamorfose onderging de tuin van een appartementencomplex aan de Bossche Sint-Jorisstraat.
Chris Korsten | Brabants Dagblad maandag 29 augustus 2016 | Regio 16
|
2016 |
Jan G.M. Sanders (red.)Domus prope Buscumducis : Bronnen voor de geschiedenis van het kartuizerklooster bij 's-Hertogenbosch (1466-1641)Peeters | Leuven 2016 | ISBN 90-4293-367-5 |
1576 |
Kapittel 12De Kerthuijsers beboet, omdat zij bij hen gehuisveste personen van buiten komende, niet hadden aangegeven.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1881 | jhr. L.A. Sandberg (sectie-ingen. st. spporw.) - mr. J.J. de Wit (advocaat-procureur) |
1908 | bestuurd door Zusters Gesticht voor kostdames |
1910 | bestuurd door Zusters Gesticht voor kostdames |
1928 | mej. L.W.J. Donkers - mej. C.A. Hartwijk - Klooster St. Johannes Baptist - A.J. van Mil - C.J.J. Terwisscha van Scheltinga |
1943 | L.W.J. Donkers - Th.W.A. den Doop - wed. A.W.J. Gerritse-van Tiel - H.M.A. van Helvoort (rector) - wed. P. van Loon-Thijssen - M.H. Oor - C.C.M.A. Puls (adj. commies hypotheken en kadaster) - J.G.M. de Winter (onderwijzeres) |
1948 | Zustersgesticht 'St. Joannes Baptist' (tehuis voor dames) |
1965 | Huize St. Jan Baptist (Zusters van Barmhartigheid) |
19?? | Huize Sint Jean-Baptist (Katholieke Stichting Bejaardenzorg Gerepatrieërden) |
1981 | verbouwd tot 41 wooneenheden (genummerd 25 t/m 105) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 36
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 2, 8, 9, 10, 39, 63, 64
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 510-511
Varia Historica Brabantica III (1969) 204