Ter plaats waar later het voormeld logement stond, bevonden zich in het begin der 16e eeuw: huizen, erven en plaatsen aan de Oude Huls tusschen den Schuttersbogaard
| 405 |
ex uno en het erf van den bakker Wouter Emmen ex alio, zich van af gezegde straat achterwaarts uitstrekkende tot aan den Stadswal, welke huizen, erven en plaatsen onmiddelijk aan elkander grensden en toen waren: een hoofdgebouw met zes huisjes, onder een dak staande. Gerard van Merlaer Henrickszn als man van Aleid, dochter van den slachter Daniel Croeck; Jutta, weduwe van dien slachter; Symon Schoencken; Halwig en Udula, dochters van dien slachter; Henrick Prycker, zoon van Lambert en Aleid, dochter van Daniel Croeck Senior; Gerard Moll, zoon van Gerard Moll van Driell en zijne zuster Elisabeth; Jan, Henrick en Henrica, kinderen van Henrick Croeck Mathijszen; Henrick, Michiel en Willem, kinderen van Jan Cottens en Katherina, dochter van Mathijs Schoencken; Jan, zoon van Goeswijn Ploechmans, als man van Elisabeth, dochter van Jan Cottens en Katherina voornoemd; Elisabeth, dochter van Henrick van den Acker; Jan van Uden Claeszn als man van Beatrix en Joan van den Zydewynde als man van Yda, ook dochters van genoemden Henrick van den Acker, verkochten deze huizen aan Hendrick Paeuweter Arnoldszoon; hij had van zijne vrouw Elsbena, die in 1507 deze huizen bezat (Reg. n° 101 f. 378), een zoon Arnold Paeuweter, wiens kinderen, zijnde: Frans, Henrick, Anna, Mechteld, Dominicus, Arnold, Aelbert en Mathijs Paeuweter, tegelijk met zijne executeurstestamentair: Heer Lambert, priester, zoon van Henrick Claeszoon, Henrick Osman en Amelis Maeszn, 6 Januari 1521 die huizen verkochten aan Adriaan van den Leemputte en diens echtgenoote Hadewich ter tocht en aan hunnen zoon Henrick van den Leemputte ten erfrecht. Laatstgenoemde had van zijne echtgenoote Hadewich, dochter van Jan Geck en Heylwich, de dochter van Gerong, zoon van mr Pieter Gerongszn van den Bosch, deze kinderen (Reg. n° 174 f. 4):
a. Cornelis, huwde met Catharina Paeuweter Mathijsdr, bij wie hij deze kinderen verwekte: Maria, huwde mr Jan van der Lee; Hesther, huwde Sylvester Lintermans, med. doctor; Elisabeth, huwde Jaspar Peterszn van Heeswijk en Mathijs.
| 406 |
b. Henrick.
c. Jacob.
d. Beelken, huisvrouw van mr Herman van Heumen, raad van den Bosch.
e. mr Geerling, echtgenoot van Sara van Ouwen Joostdr (uit dit huwelijk waren kinderen).
f. Huybrecht, die trouwde met Catharina Lantfort van Turnhout. Zij hadden kinderen.
g. Adriana.
h. mr Pauwel, die huwde met Yda van den Nyeuwenhuys (welke na zijnen dood hertrouwde met Jor. Godefroy Absolons) en hem deze kinderen schonk: Henrick van den Leemputte, kastelein van het huis Oud-Herlaer en officier der heerlijkheid St. Michiels gestel; Lucia, die trouwde met Aerdt van Dalen, wien zij eene dochter schonk, de huisvrouw van mr Maarten van Weremont, raad van den Bosch; Henrick, ook kastelein van Oud-Herlaer en Dominicus van den Leemputte.
Genoemde mr Herman van Heumen had van zijne voorzegde vrouw een zoon mr Henrick van Heumen, eveneens raad van den Bosch, die de hierbedoelde huizen erfde en daaruit in 1624 eene grondrente verleende (Reg. n° 360 f. 504 vso), als wanneer zij gezegd werden te zijn: „huysingen, erven, hoven, galleryen met noch zes cameren ofte woningen ende achterhuys”, staande in de St. Jorisstraat tusschen het huis van het Gilde van St. Joris, genaamd de Oude voetboog, ex uno en het huis van den Prelaat van St. Geertruid te Leuven, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan den Stadswal. Mr Henrick van Heumen betaalde deze of eene andere grondrente niet en daarom werden 2 Mei 1651 voorbedoelde huizen, die alsnu omschreven werden als: „huysingen, erven, plaetsen, hoff, achterhuysen, camer ende poorte” gerechtelijk uitgewonnen; kooper werd toen daarvan Johannes van Grimbergen, koopman in zijden lakens te den Bosch. Van dezen werden zij geërfd door zijnen zoon mr Willem van Grimbergen, raad en rentmeester van den Bosch, wiens weduwe Johana de Willefinck ze 14 Mei
| 407 |
1708 (Reg. n° 527 f. 88) verkocht aan Johan Casper Hircel, kolonel van een Regiment Zwitsers; zij werden alstoen omschreven als eene schoone en wel gelegene huysinghe, erve, hoff, stallinghe mette achterhuysinghen en de huysinghe mettet poortje ofte ganck de voors. groote huysinghe besyden aenliggende, soo ende gelijck tselve tegenwoordigh voert bewoont by den kooper, staande aan de St. Jorisstraat tusschen de wooninghe ofte de huysinghe van den Ouden Schutsbogaert, ex uno, ende het erf der Abdy van St. Geertruid, ex alio en strekkende van de St. Jorisstraat tot aan den Stadswal; de eerstbedoelde huizen waren nu blijkbaar door andere gebouwen vervangen. Johan Caspar Hircel was gehuwd met Maria Anna Doberkau, die van hem het vruchtgebruik erfde der doorhem, als gezegd, in 1708 gekochte huizen; zij deed daarvan in 1718 afstand ten behoeve hunner kinderen Margaretha en Hendrik Hircel, die ze 22 November 1718 (Reg. n° 533 f. 233) verkochten aan Reinier Plenus, koopman en solliciteur-militair te den Haag, 1) wiens dochter Geertruid Plenus, huisvrouw van Hendrik Meyer, woonachtig te den Bosch, ze 21 Augustus 1761 weder verkocht aan Johan van Hanswijk; diens weduwe Johanna Maria Catharina Hyssel verkocht ze 17 October l781 op hare beurt aan den logementhouder Samuel Hirschig, woonachtig te den Bosch, die er toen wel het logement de Plaats Royaal van zal hebben gemaakt. Hij was te Amsoldingen bij Thun geboren en 15 April 1765 poorter van den Bosch geworden; zijne kinderen heetten: Antoni, Elisabeth, Susanna en Christiaan Jacobus. Zooals hiervoren reeds is gezegd brandde zijn logement tengevolge van het bombardement der Franschen in 1794 geheel af; hij werd daarom 15 Mei 1795 kastelein in den Zwarten Arend op de Markt te den Bosch, en recomman- | 408 |
deerde zich daarbij in de courant in het maaken van pasteye, allerhande gebakken, enz. Den 17 Januari 1801 verkocht hij het erf van zijn verwoest logement, dat alstoen omschreven werd als: een afgebrande erf, waarop voorheen gestaen heeft een huis met stalling en keuken, liggende met deszelfs tuin en tuinkamer aan den Wal en voorts gelegen aan de St. Jorisstraat, tusschen het erf van Theodorus Prince en dat van den Ouden Schutsbogaard, aan mr Arnoldus Gerbrandus Verheyen, die later burgemeester van den Bosch en lid der Tweede Kamer der Staten Generaal werd. Wat deze met dat erf gedaan heeft is mij niet gebleken, vermoedelijk verkocht hij het (en anders zeker zijn rechtverkrijger) aan de Commissie voor het Tuchthuis. Het derde huis, dat blijkens voormeld courantenbericht in 1794 afbrandde, behoorde tot het Refugiehuis der Abdij St. Geertruid en zal daarbij behandeld worden.
Ook op de plaats, waar het logement de Plaats Royaal stond, werden in 1804 de gevangenissen gebouwd. Zij waren aanvankelijk een tuchthuis, dat van het volk den naam van het Spinhuis kreeg, omdat de gevangenen er in moesten spinnen; waren er niet genoeg gevangenen voor dat werk, dan sloten de Regenten van voorzegd Tuchthuis contracten met Regenten van andere gevangenissen af tot het leveren van de vereischte arbeidskracht.
Veel had het in gehad om tot den bouw van dat Tuchthuis te kunnen besluiten, zooals men zien kan bij van Heurn Historie IV p. 9, 50 en 153. In 1733 was reeds dit onderwerp ter sprake gebracht door de Regeering der Meierij, die er zich over beklaagde, dat de Justitie wegens gebrek aan ruimte op de Bossche Gevangenpoort, die toen de burgergevangenis was voor de stad en Meierij van den Bosch, de boosdoeners, na ze gekastijd te hebben, maar eenvoudig in de Meierij losliet, alwaar ze dan de schrik der plattelandsbevolking werden.
Het Tuchthuis heeft in lateren tijd als zoodanig opgehouden te bestaan; er zijn toen daarvan gevangenissen gemaakt.
| 409 |
Noten | |
1. | Het was toen aan eenen van Wurmond als logement verhuurd. |
2. | Men zie hierover St. Hanewinkel Reize door de Majorij I. p. 9, en Taxandria VI p. 244. |
3. | Hij was in 1732 eigenaar van het goed Duinendaal onder Nuland, waarover men zie Schutjes Gesch. van het Bisdom den Bosch V p. 225, en Schepenreg. van Empel (Alrehande akten) op dat jaar. In 1772 werd het door Jean George baron van Crohnen, die toen daarop woonde en het 22 December 1759 had gekocht, verkocht aan Ant. van Hanswijk (Schepenreg. den Bosch n° 582 f. 415). |