Provinc. Bank. - Dames v. Miert272-273. "De Rooipoort". In 1521 logeerde in deze "herberg" Koning Christiaan van Denemarken; in 1529 de beruchte Gelderse Krijgsoverste Maarten van Rossum. In de 17e eeuw was het een brouwerij. | 34 |
Nos. 44, 48 en 50 Schuins tegenover het huis met de stoep staat het huis, dat oudtijds genaamd was de Roode Poort en thans bestaat uit de huizen, genummerd 44, 48 en 50. Het was in het begin der 16e eeuw het voornaamste logement van den Bosch, zooals blijkt uit Dr. C.R. Hermans Kronijken 1) p. 86, daar toch aldaar vermeld staat, dat in dit jaer (1521) die coninc van Denemercken Christernus (was) gelogeert ende noch mit hem een een biscop (van Breemen) in die Roey poorte in de Hintemerstraet ; op sinte Bertholomeusdach heeft dieselve coninck in den choore van Sint Janskerck die hoghe misse gehoort ende doen ghevolcht den heylige sacrament, al mitten blooten hooft om die stat gaende als gewoonlike gaet. Over het logeeren, dat de bekende Geldersche krijgsoverste Maarten van Rossum in dit logement deed, deelt van Heurn in zijne Historie I p. 467 het volgende mede: by de vrede van Gorinchem was bedongen, dat de hertog van Gelder den Keizer met 250 ruiteren
| 247 |
by moest staan. Ingevolge van dien bragt op den elfden July 1529 jonker Maarten van Rossum 300 paarden met hunne bannieren en trompetten binnen 's Hertogenbosch; deeze trokken van daar naar Vilvoorde in dienst des Keizers; de Geldersche veldheer, die geduurende zijn verblijf binnen de stad in de herberge, de roode poort genaamd, in de Hinthamerstraat, zynen intrek genomen had, werd van stadswege met twintig stoopen wijns beschonken." 2) Ten voorbedoelde tijde was eigenaar van dit logement Henrick Kuyst, wiens nazaten Kuysten zijn genoemd geworden. Hoe dat huis uit zijn geslacht geraakte, leert ons eene Bossche Schepenakte van 29 Maart 1547 (Reg. n° 175 f. 107), welke dienaangaande het volgende inhoudt: „Vermits Jacob die Wolff, bastaardzoon van heer Reynier die Wolff, priester en kanonik der St. Janskerk van den Bosch, huis met erf, plaats en stal, genaamd de Roode Poort, staande in de Hinthamerstraat tusschen het huis de Paeuwe, toebehoorende aan de kinderen van Alard Henrickszoon van Bree, Marktwaarts ex uno en het huis van mr. Henrick Pelgrom Dirckszoon en zijne kinderen kerkwaarts ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, gekocht had 3) van Gerard, priester en kanonik van gezegde kerk en van mr. Henrick, zonen van Gerard Kuyst, den zoon van Henrick Kuyst; van Gerard die Vrieze Janszn als man van Margaretha, de dochter van genoemden Gerard Kuyst; van Adriaan van Achel, zoon van Gerard en Judoca, de dochter van dienzelfden Gerard Kuyst; van Henrick en Johan, zonen van Ywan Kuyst, den zoon van Henrick Kuyst, in de tweede plaats genoemd; van Jan, priester en kanonik van meergezegde kerk, Peter, priester, Henrick, Frans en Elisabeth, kinderen van mr. Nicolaus Kuyst, den zoon van Henrick meergenoemd; van Johan van Emmerick als man van Margaretha, dochter van laatstgenoem-
| 248 |
den mr. Nicolaus Kuyst; van Hillegond, dochter van Wouter van Gewande en Jutta, de dochter van den dikwerf genoemden Henrick Kuyst; en van Gijsbert Gysselen, den man van Wouterken, dochter van Wouter van Gewande en Jutta Kuyst voornoemd; en vermits daarna genoemde Jacob die Wolff al zijne goederen had overgedragen aan Gijsbert Pels ten behoeve van diens broeder Arnd Pels, woonachtig te Antwerpen, zoo heeft Gijsbert Pels voornoemd als gemachtigde van zijnen voorzegden broeder het huis de Roode Poort verkocht aan Wouter, zoon van Boudewijn Janszn van Berlicum, elders genoemd die lijnwatier Wouter Bouwens. Laatstgenoemde verkocht 3 December 1565 het huis de Roode poort aan Aerdt de Raet, zoon van Elias, burgemeester van Zalt-Bommel en Gerardina van Henxthem genaamd van Delft 4), die gehuwd was met zijne dochter Ermgard; het werd alstoen gezegd te zijn: twee huizen met erven, tuin en achterhuizen, doch het werd toen niet op genoemden kooper gevest, vermits deze inmiddels was overleden met achterlating van vijf onmondige kinderen, die hij van Ermgard had.
Daarom verkocht meergenoemde Wouter Bouwens dit huis den 9 December 1568 nog eens (Reg. n° 218 f. 16 vso) en wel aan zijne dochter Ermgard weduwe van genoemden Aerdt de Raet; het werd alstoen omschreven als duae domus, sibi lateraliter coadjacentes, ad intersignum ruberae portae, porta, areae, ortus ac domus posteriores, staande in de Hinthamerstraat tusschen het huis van Willem Dirckszn van der Meer ex uno en dat van Goijart Pijnappel ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze; blijkbaar was toen reeds van het huis de Roode Poort gesplitst het huisje, dat onmiddellijk aan voormeld huis de Pauw grensde. Ook met
| 249 |
laatstbedoelde verkoop was het transport nog niet in den haak, want in eene akte van 13 October 1569 (Reg. n° 219 f. 6 vso) werd verklaard, dat vermits de echtelieden Aerdt de Raet Eliaszn en Ermgard, dochter van Wouter Bouwens, 4 Februari 1558 bij het sluiten van hun huwelijk hadden bedongen, dat als een hunner stierf zonder testament gemaakt te hebben doch met achterlating van kinderen, de tusschen hen bestaande huwelijksgemeenschap in twee helften zoude worden verdeeld en dat vermits daarop Aerdt de Raet als man van genoemde Ermgard 3 December 1565 van Wouter Bouwens twee huizen, genaamt die Roode Poort, had gekocht, doch die niet op hem gevest waren geworden, omdat hij inmiddels was gestorven, vijf onmondige kinderen van hem en Ermgard nalatende, zoo heeft genoemde Wouter Bouwens voormelde huizen getransporteerd op Jan van Liebergen Janszn als man van Ermgard voornoemd voor de eene helft en ten behoeve van voorbedoelde onmondigen voor de wederhelft, zijnde zulks geschied in tegenwoordigheid van heer Nycolaes de Raet Eliaszn, priester, Jan van Delft en Petrus Vuchts, als naaste vrienden van die minderjarigen. Genoemde Jan van Liebergen als weduwnaar van meergenoemde Ermgard verkocht 4 September 1574 (Reg. n° 223 f. 259) de helft in de Roode Poort aan zijnen zwager 5) Wilem Monicx, zoon van Willem Aerdszn en Sophia, de dochter van Jan, den zoon van Henrick Folcartszn van den Dyck (Reg. n° 309 f. 178), waarna 12 April 1575 (Reg. n° 224 f. 302) heer Nycolaus Vuchts, priester en beneficiaat der St. Janskerk te den Bosch, mr. Henrick van Broeckhoven. Wouter Bouwens en Petrus van Delft Willemszn, als voogden over meerbedoelde minderjarigen, hetzelfde deden met de aan dezen toebehoorende wederhelft van de Roode Poort. Laatstbedoelde kooper verkocht 17 Juli 1610 (Reg. n° 309 f. 237) dit huis, dat alstoen gezegd werd te zijn: duae domus, dictae die Roode Poirt, areae, ortus et domus posteriores, staande | 250 |
in de Hinthamerstraat tusschen het huis die Pauwe ex uno en het huis van van Wieringen ex alio, aan Hans Monicx, koopman te Parijs, zoon van Goyart en Elisabeth, de dochter van Jan van den Boort en Elisabeth. Toen laatstgenoemde kooper was overleden verkocht Guillaume Monicx, als lasthebber zijner moeder Agnes Fraryn, de weduwe van dien kooper, 3 December 1622 (Reg. n° 359 f. 72) de Roode Poort aan den lakenverwer Adriaan van Berckel Rutgerszoon. Diens weduwe Jacomina, dochter van Jacob Symons, verkocht eerst 4 Januari 1627 in presentie van Dierck, zoon van Rutger van Berckel, Arnd, zoon van Everard Andrieszn, Corstiaan Willemszn van Groeningen en Floris Corneliszn van Gemert, als vier der naaste vrienden van genoemden Adriaan van Berckel en diens weduwe Jacomina, van de beide huizen, waaruit destijds de Roode Poort bestond, het kleinste, - staande naast het grootste, een gang tusschen beiden liggende, ex uno en het huis van Jan Wouterszn van Esch, genaamd In de pauwe, ex alio, - aan den huikmaker Herman, zoon van Aerd Janszn van Helmond, waarna zij 21 Januari 1628 (Reg. n° 364 f. 162 vso) in presentie en met advies van genoemde vrienden het grootste der beide huizen genoemd de Roode Poort, bestaande uit een groot huis met erf, tuin, twee achterhuizen en een gang, staande tusschen het kleinste huis en het huis de Pauw ex uno en het huis van Peterken, weduwe van den bierbrouwer Jan Mathijszn, en hare kinderen, ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, verkocht aan den bierbrouwer Leonard, zoon van Jan Leonardszn van Grien sven. Den 5 December 1693 (Reg. n° 508 f. 265 vso) verkocht Maria van Griensven, weduwe van Herman de Pesser en erfgename harer moeder Catharina van Roosmalen, welke laatste weduwe was van Leonard van Griensven voornoemd, 2/3 in voorzegd groot huis, dat nu gezegd werd te zijn: een schoon huis met kelder, bierhuis, turfhuis en brouwhuis, genaamt de Roypoort, staande in de Hinthamerstraat tusschen
| 251 |
het huis de Gulden Zon ex uno en tusschen het huis der kinderen van Henrick van Arnhem, dat van dit huis gesepareerd is tot aan den middelgevel en voorts tusschen het huis de Pauw ex alio, - aan Petrus van Griensven en diens echtgenoote Catharina van Geffen, die daarin als erfgenamen van Catharina van Roosmalen weduwe van Leonard van Griensven meergenoemd reeds voor het overige 1/3 gerechtigd waren. Petrus van Griensven voornoemd deed 29 December 1711, als wanneer hij reeds weduwnaar van Catharina van Geffen was, afstand van den tocht: a. van meergezegd groot huis, dat toen eene bierbrouwerij was en gezegd werd te staan tusschen de Gulden Zon ex uno en het huis der Wed. Johan van Woestenbergh, zoomede het huis de Pauw ex alio; b. van een huis met zijpoort en twee stallen, genaamd de Groote Valk 6), staande aan de Hinthamerstraat nabij de St. Antoniekapel tusschen de huizen de Kleine Valk ende Hopwagen, - aan zijne dochters Anna Catharina en Agnes Maria van Griensven, waarna dezen het huis de Roode poort verkochten aan François van den Heuvel, wijnkooper te den Bosch. Ook thans is het groote huis gesplitst in twee huizen, die aan twee verschillende eigenaren toebehooren.
Zooals wij uit de hiervoren vermelde begrenzingen van het huis de Roode Poort reeds zagen, stond, toen dat huis nog in zijn geheel was, Marktwaarts vlak daarnaast het huis de Pauw. Mr. Jan van Baerle, professor in de godgeleerdheid in het Predikheerenklooster te den Bosch, als gemachtigde van de zusters Regularessen van het St. Geertruiklooster aldaar, welke de uitvoersters waren van het testament van Mechteld, dochter van Alard Henrickszn van Bree, verkocht 26 November 1537 (Reg. n° 152 f. 45) laatstbedoeld huis, dat toen genaamd werd In de paeuwe en gezegd werd te staan tusschen het huis In de roy poort, toebehoorende aan de erven van Henrick Kuyst, ex uno en het huis van Rover Goijartszn, een straatje
| 252 |
tusschen beide loopende, ex alio, aan de overige dochters van genoemden Alard van Bree, zijnde Willelma, echtgenoote van Jan Gieliszn en Johanna, de huisvrouw van Arnold Francken. In 1542 (Reg. n° 162 f. 48) kocht Joost van Ouwen Joostzn van haar het huis de Pauw, dat toen gezegd werd te staan tusschen de herberg In de roypoort, toebehoorende aan Jacob die Wolff, ex uno en het huis van Dirkje weduwe van Rover Goijartszn en hare kinderen ex alio en zich achterwaarts uit te strekken tot aan de Dieze; hij verkocht het in 1561 (Reg. n° 213 f. 284 vso) aan Aerdt de Raet Eliaszoon, die het 12 Mei 1565 (Reg. n° 213 f. 284 vso) verkocht aan Willem van der Meer, zoon van Dierck Reynderszn en man, eerst van Aelbertken Aertsdr van Vladeracken 7), daarna van Elisabeth, dochter van Laureyns Pelgrom de Bye en Geertruid Wynandts van Resandt; den 8 April 1573 werd het gerechtelijk uitgewonnen; toen kocht genoemde Joost van Ouwen het weder in, waarna deze het 14 Juni 1574 (Reg. n° 223 f. 178 vso) andermaal verkocht, nu aan den pannicida Arnd Pels, zoon van Cornelis Arndszn en man van Aleid, dochter van Goijart van den Spoirdonck. In 1598 was daarvan eigenaar Nicolaas, zoon van Adriaan Goijartszn en in 1612 de wollenlakenkooper Jan Wouterszn van Esch. Naast dit huis liep oudtijds, uit voormelde omschrijvingen is zulk reeds gebleken, een straatje, dat in eene Bossche Schepenakte van 13 December 1611 (Reg. n° 283 f. 145 vso) gezegd werd te zijn: een ganck, dair men doir gaet van de Hijntemerstraet tot den Convente van de Predicaren ende den watere, die Dieze genoempt, om welk laatste reden het in eene Bossche Schepenakte van 1612 (Reg. n° 283 f. 649) gezegd werd een waterstraatje te zijn; in dit straatje stonden zes huisjes of kamers, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 16 Juni 1583 (Reg. n° 230 f. 72 vso), waarbij Maria
| 253 |
Everswyn Gerardsdochter weduwe van mr. Reinier Everswyn. ten behoeve hunner kinderen David, Sophie en Maria Everswyn afstand deed van haren tocht op zes kamers, naast of achter elkander staande achter het huis, daar nu Jan Rovers in woont, ook wel in een straatje, loopende van de Hinthamerstraat naar de Dieze tusschen het huis de Pauw ex uno en het erf van het huis de Molensteen, toebehoorende aan Jan Pels, ex alio, waarna genoemde kinderen gezegde huisjes verkochten aan voornoemden Jan Rovers, die bierbrouwer van zijn ambacht en zoon van Goyart Rovers was; deze verkoop werd bekrachtigd door Dirkje Huybrechts weduwe van Claes Fredrix en dochter van Gerard Huybrechts en Maria, de dochter van Gerard Everswyn en door Pieter Hagens en Yda Hagens, echtgenoote van Maarten Pybes, kinderen van Jacob Hagens en Maria Everswyn voornoemd, die met dien Hagens in tweeden echt gehuwd was. Het huis de Molensteen was 8 Februari 1562 (Reg. n° 207 f. 489) van mr. Dirck Wouterszn van Waderle c.s. gekocht door den wollenlakenkooper Jan Pels Peterszoon, die van zijne vrouw Anna de Louwe Jansdochter eene dochter Petronella Pels had, welke dit huis van hem erfde en het ten huwelijk bracht aan haren man mr. Gerard van den Berghe, raad van den Bosch; deze verkocht het 13 December 1611 (Reg. n° 283 f. 145 vso), - als wanneer het gezegd werd te zijn: „huys, ledighe plaetse, koickhuysken, achterhuys, stalle, hoff ende watertrappe opt water met den rechte van te gebruycken een poirte, wechende doir (gemelden) ganck", staande dat huis tusschen het huis van Jan Rovers ex uno en dat van Nicolaas Rovers ex alio en strekkende het zich met zijne erven vanaf de Hinthamerstraat achterwaarts uit tot aan de Dieze, - aan Arnd Kievits Roelofszn.
Tusschen dit laatste huis en meergemelden ganck stond nog het huis de Witte hand, dat in 1562 toebehoorde aan
| 254 |
Jan Rovers Goijartszn; Emberd Toelings, geboren te den Bosch en koopman te Antwerpen, zoon van Gijsbert en Anna, de dochter van Goijart Rovers Janszn, c.s. verkocht 11 September 1612 (Reg. n° 283 f. 649) dit huis, dat eene bierbrouwerij was, aan Maria, dochter van Laureyns Janszn Donckers 8) en weduwe van den bierbrouwer Goijart Wynands Roelofszoon van Bernagie; te voren hadden de erfgenamen van Jan Rovers Goijartszn al reeds parten in dit huis verkocht (Zie Reg. n° 261 f. 594 en n° 278 f. 350 vso). Voor den aanleg van de Nieuwstraat, die in een Bossche Schepenakte van 1651 (Reg. n° 318 f. 216) gezegd wordt te zijn: „de straat, getrokken door het erf der Predikheeren tegenover het huis In den rijder in de Hinthamerstraat", werd het huis de Molensteen geheel afgebroken, waarna 24 Februari 1644 (Reg. n° 388 f. 276 vso) de daartoe behoorende gronden en erven door Wouter, Jan en Roelof, zonen van Arnd Kievits Roelofszn, c.s. verkocht werden aan mr. Johan Gans en Frans Blom meergenoemd, die er van maakten dat gedeelte der gezegde straat, dat vanaf de Hinthamerstraat tot aan de Diezebrug loopt. De huizen de Witte hand en de Pauw (over welk laatste men nog zie Reg. n° 391 f. 198) zullen daarna verbouwd zijn, want het tusschen die beide laatste huizen geloopen hebbend straatje is thans door deze huizen ingenomen.
Zooals uit het vorenstaande voldoende zal gebleken zijn stonden de voorbedoelde drie huizen langs de Hinthamerstraat, zoodat niet juist is wat J. en A. Mosmans t.a.p. blz. 33 daarover mededeelen.
| 255 |
Noten | |
1. | It. van Heurn Historie I p. 434. |
2. | Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 102. |
3. | Dit geschiedde 2 Maart 1540 (Zie Reg. n° 159 f. 127 vso). |
4. | Hunne andere kinderen waren: Henrick de Raet; Nycolaes de Raet, eerst priester en kanonik van de St. Maartenskerk te Zalt-Bommel, daarna van de St. Peterskerk te Hilvarenbeek; Anneken de Raet, huisvrouw van Peter Maes; Peterken de Raet, huisvrouw van Adriaan Janszn van Loenen en Elisabeth de Raet, huisvrouw van Hillebrand de Groot. |
5. | Door diens huwelijk met zijne zuster Aleid van Liebergen. |
6. | Het is thans genummerd Hinthamerstraat 207. |
7. | Hij had van haar deze kinderen: Jenneken, Geertruid en Arnolda van der Meer. |
8. | Zie Deel I p. 429. |
1520 |
Kapittel 69De Koning van Denemarken met den Bisschop van Bremen gehuisvest in het huis de Roode Poort te 's Hertogenbosch.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1865 | wed. J.H. Kivits (particulier) - mr. H. Sassen (advokaat, lid der provinciale staten en president van den militieraad) |
1875 | mr. M.A. van den Acker (raadsheer in het provinc. Gerechtshof van Noord-Brabant) |
1881 | H.B. Gouche (partikulier) - mr. H. Sassen (advocaat) |
1908 | A.Th.M. van Miert (particuliere) - J.P.M. van Miert (particuliere) - Jos.B.M. van Miert (particulier) - Provinciale Bank. Directeur G. Sassen en C. Heim |
1910 | Provinciale Bank - P. Teulings (huisbewaarder) |
1923 | Theodorus L. Borgemeester (kleermaker) |
1928 | Th.L. Burgemeester |
1943 | fa. Th.L. Burgemeester & Zn. (dames- en heerenkleermakerij) - Th.L. Burgemeester (kleermaker) |