voormalige militaire-bakkerij483. 'Den Hopwagen' anno 1616.485. 'Het Hoefijzer' anno 1629. Looierij. Later 'De witte Fransche Schoen' anno 1658. Laatst bekende naam 'De witte Burrie' anno 1728. Krankzinigengesticht, vóór de verbreeding in 1905486. 'Het zwart Lam'487. ”t Sinlooshuis' of 'Reijnier van Arkel'. De laatste naam herinnert aan den weldadigen Bosschenaar, die dit huis in 1442 stichtte. | 42 |
Hoewel de huidige bebouwing van dit psychiatrisch ziekenhuis van relatief recente datum is (19e-eeuws en jonger) hebben we te maken met een instelling die zijn oorsprong vindt in de 15e eeuw. De Bosschenaar Reinier van Arkel bepaalde in 1442 dat een gedeelte van zijn vermogen bestemd was voor de opvang van armen die ‘zinneloos’ en ‘hun zinnen niet meer meester zijn’ en wel in die mate, dat men ze ‘van noetewegen bynden ende sluyten moet’. Daarmee was de basis gelegd voor wat nu het oudste psychiatrisch ziekenhuis van ons land is. Wat eerst een huis voor zes arme zinnelozen was, groeide uit tot een modern centrum voor geestelijke gezondheidszorg. De gepleisterde neoclassicistische voorgevel van het hoofdgebouw dateert uit 1838. Daarachter bevinden zich diverse gebouwen rond binnenplaatsen. Bijvoorbeeld de met glas overdekte binnenplaats met een bijzonder fraaie, maar ook angstaanjagende gevelsteen uit 1686, met daarop een afbeelding van opgesloten en geketende ‘zinnelozen’. Een binnenplaats is nu ingericht als ‘historiekamer’ waar diverse voorwerpen, kledingstukken en afbeeldingen een aangrijpend overzicht geven van de geschiedenis van de geestelijke gezondheidszorg. De rondleiding voert onder andere langs de beeldengroep van Juan Munoz, de refter en als bijzondere attractie het fraaie, speciaal voor het bezoek van koningin Wilhelmina vervaardigde toilet. | 28 |
Des anderen daags na St. Cathalijn maagd 1442 richtten Henrick van Arkel, de broeder van na te noemen Reinier van Arkel, Symon de Bever en Jan Eghenszoon in hunne hoedanigheid van uitvoerders van het testament van wijlen Reinier van Arkel 1), - die hun daarbij had bevolen „te funderen ende maecken een gasthuys binnen der stadt van den Bosch met zulcker ordonnantiën daerop te ordineren ende te declareren hoe men die armen daarin tot eenigen daegen houden zal - dit krankzinnigengesticht in de Hinthamerstraat op in tegenwoordigheid der eerbaer manspoirters ende gebuer des Hijnthamereynds der stadt voorschreven: mr. Jan Batensoen, Everit van Arkel 2), Melis van den Hovel, Jan Hels, Wouter van Gennep, Meeus van Meerlaer, Jacob Loyer, Aert Sterrick, Adam Gijsselen ende veel meer andere getuyge, daertoe geroepen ende gebeden. Bepaald werd bij die stichting in den gersten, dat men in den gasthuys voorschreven ten ewigen daegen in zal moeten nemen alle poirters ofte poirteresse, kijnders der voorschreven stadt van den Bossch ofte van den blode des voorschreven wilneer Reyners testatoirs wezende, die zijnloes zijn ende hoirre zijnnen niet mechtich en zijn, die men van nootswegen spannen, bijnden ende sluyten moet; mer oft in den gasthuys voorschreven ennige cameren ledich waeren, dat men daer dan oock innemen mach andere zinloes menschen alsvoor in der Meyerye van den Bosch ende nergens anders, sy en weren van den blode des voorschreven wilneer Beyners. Nadat dit geschied was werd den 27 November 1442 de van deze stichting opgemaakte
| 93 |
akte voorgelezen aan de gemeynre gebuer ende de vuermeesters opt Hijnthamereijnde in der capellen van Sunt Anthonis, op dat zelve Hijnthamereynde staende, terstont naer der missen in derzelven capellen gedaen en hunne goedkeuring daarop gevraagd, die - nadat zij hairen raedt daer een weenich opgehadt hadden, - ze verleenden, behoudens nadere goedkeuring van Schout en Schepenen. Aanvankelijk was dit gesticht maar klein van omvang, want het bevatte bij zijne oprichting slechts vijf kamers, zoodat Schepenen van den Bosch 18 Augustus 1474 moesten bepalen, dat er in het vervolg niet meer dan zes zinneloozen in zouden worden verpleegd, behoudelycken, dat dese stadt 't geen dat voorschreven staet by haere drie leden altijt sal mogen verminderen ende meerderen, dese ordonnantie voorschreven niettegenstaende, eene reserve, die herhaaldelijk geschil heeft opgeleverd tusschen de Regenten van deze stichting en de Regeering van den Bosch.
Het huis, waarin voormelde kamers zich bevonden, was door Henrick van Arkel van steen gebouwd op de plaats van een door hem gesloopt huis, dat hij ter oprichting van het door zijnen broeder Reinier gefundeerd krankzinnigengesticht had gekocht; deze bouw kwam aan de stichting op 300 gouden Peters te staan. „Men moet zich niet verwonderen, zoo schreef van Heurn in zijne Beschrijving, dat Henrick van Arckel een steenen huis bouwde; denkelijk was toch de reden er van, omdat hij er geen vond, althans niet een, dat voor een krankzinnigengesticht geschikt was; immers de huizen van den Bosch, die der Edellieden en aanzienlijkste burgers uitgezonderd, bestonden oudtijds alleen uit leemen wanden en strooien daken, totdat deze wanden en daken in 't jaar 1463 door de Regeering van die stad volstrekt verboden werden."
Zooals van Heurn van oude lieden vernam, had het door Reinier van Arkel gefundeerd krankzinnigengesticht aanvankelijk twee houten voorgevels en geene verdieping. In het jaar 1686 werd het voorste gedeelte van dit gesticht geheel afge-
| 94 |
broken en is toen daarvoor in de plaats gesteld een grooter gebouw met één verdieping en eenen sierlijken steenen voorgevel; boven het middelste vak daarvan, dat iets vooruit stak, werd toen in het frontispice het jaartal 1686 geplaatst en boven de voordeur, welke in het midden van dat vak stond, de merkwaardige gevelsteen, welke zich thans in eene binnenplaats van dit gesticht bevindt en waarvan eene afbeelding voorkomt in Taxandria VI p. 169. Aan iedere zijde van gezegde deur werd een kruisraam aangebracht en op de eerste verdieping, welke men toen op dat gebouw had gezet, werden aan de straatzijde drie kruisramen gesteld. Ondanks deze vergrooting was dit gesticht nog bescheiden van omvang.
Deszelfs inrichting was na deze vergrooting als volgt: bij het binnenkomen door de voordeur kwam men eerst in een voorhuis, rechts waarvan de kamer voor de binnenmoeder was; boven de deur van die kamer stond in gulden letters op eenen zwarten grond dit vers:
Deliros domus haec claustris, fatuasque coercet;
Quos ratio nequit, tracta catena domet. Links van het voorhuis had men toen eene andere kamer, waarvan de deur stond tegenover de voorbedoelde; daarboven bevond zich dit vers:
Cassandras domus haec claudit fatuosque Choroebos.
Quis mihi qui monstret tecta ? Solon is erit. 3) Achter eerstgenoemde kamer had men eene trap en de keuken, waarin echter alleen maar het keukengerief bewaard werd; men kwam daardoor op eene binnenplaats, ter weerszijden waarvan galerijen waren met bogen, die op steenen pilaren rustten; daarop kwamen uit de kooien voor de krankzinnigen; die kooien, voor zoover zij ter rechterzijde stonden, waren in 1686 vernieuwd, doch die ter linkerzijde werden het
| 95 |
eerst in 1764 en 65; wat verder ter rechterzijde kreeg voorts men eene kamer voor de zieke krankzinnigen en degenen hunner, welke niet in kooien moesten worden opgesloten. Van gezegde binnenplaats kwam men vervolgens in een ruim vertrek, met blauwen gehouwen steen gevloerd, waarin drie kooien zich bevonden; aan het eind daarvan had men links de werkelijke keuken en de bakkerij en rechts de kamer der Regenten; dit gedeelte van het Zinnenlooshuis is in 1767 geheel vernieuwd 4); boven de deur van gemelde Regentenkamer stond dit vers: Met yver werd hier naar gegaan
Wat voor d' onnozelen diend gedaan.
Die moeit' ontziet en vriendschap laakt
Diend geen Regent te zijn gemaakt.
Door vlijt en door eendragtigheid
Is Arkel's huis dus uitgebreid.
Deze kamer had een goud lederen behang; boven haren schoorsteen was eene schilderij van den Bosschen kunstschilder J. Raats, voorstellende Reinier van Arkel, zijn testament
makende ten overstaan van eenen notaris en twee getuigen; ter weerszijden van die schilderij bevonden zich de wapens van de leden der Stedelijke Regeering, welke in 1768 in functie waren; in het fond van deze kamer, in den hoek rechts, als men daarin kwam, was een buffet met een fraai uurwerk. Van uit de kamer der Regenten kwam men verder door eene deur op eene binnenplaats, links waarvan een bloementuin was; aan het eind daarvan stond een groot gebouw, waarin voorheen maar zes kooien waren, doch toen dit laatstbedoeld gebouw in 1756 herbouwd werd, kwamen er zes kooien bij. In 1767 werd dit gesticht andermaal vergroot en alstoen is het aantal kooien met acht vermeerderd geworden. Op het voorste gedeelte van de verdieping van dit gesticht waren ten tijde van Van Heurn elf kooien voor de krankzinnigen, zoodat
| 96 |
men toen, zoo schreef hij, in dit huis in het geheel vier en veertig zinneloozen kon herbergen. Op gezegde verdieping waren aan de straatzijde nog verschillende vertrekken, waarvan er een diende tot bewaring van het archief en een ander tot verblijf van den binnenvader. De inkomsten van dit gesticht bedroegen, toen het opgericht werd, niet meer dan fl 300 's jaars, doch door het opnemen van krankzinnigen tegen betaling en voorts door een goed beheer der Regenten waren deszelfs inkomsten ten tijde van van Heurn reeds gestegen tot een bedrag van fl 2500, ondanks dat de Regenten een 25 tal jaren te voren (van Heurn vermeldt niet wanneer dit was) den geheelen achterbouw van het Gesticht vernieuwd en van eene groote en deftige Regentenkamer voorzien hadden, zonder daarvoor iets van de kapitalen der stichting te gebruiken. Wegens deze vermeerdering van inkomsten vond de Regeering van den Bosch in 1712 goed te bepalen, dat in het vervolg tien armlastige Bossche krankzinnigen, in de plaats van zes, gratis in dat gesticht zouden worden verpleegd; bovendien bepaalde zij, dat Schepenen, ter voorkoming van ongelukken, daarin bij voorraad nog meer krankzinnigen zouden mogen plaatsen 5); zij verbood toen echter, dat de Regenten van het gesticht daarin, buiten hare voorkennis, krankzinnigen zouden opnemen, die daartoe niet gerechtigd waren. Later werd het getal gratis-verpleegden van den Bosch tot acht teruggebracht, maar er bleven toen nog twee kooien open voor krankzinnigen, die de Regeering van die stad boven dat getal nog in het gesticht zou willen plaatsen: voor dezen moest zij echter betalen totdat er in de acht gratisplaatsen vacatures zouden zijn gekomen. Wegens de vermeerdering van deszelfs inkomsten boden de Regenten van dit gesticht in 1777 aan de stad den Bosch aan om het getal gratis-verpleegden weder op tien te brengen.
| 97 |
Ingevolge afspraak met de buren en vuurmeesters van het Hinthamereind, welke in 1442 in de St. Authoniekapel waren bijeengekomen, waren de Blokmeesters van het Blok van het Hinthamereind regenten van dit Zinnenlooshuis; echter voerde slechts een van hen het beheer, waarvoor hij jaarlijks aan zijne collega's rekening en verantwoording had te doen; dit was een voorrecht voor dit gesticht, omdat de Regenten van de meeste Bossche Godshuizen rekening en verantwoording aan de Regeering der stad hadden te doen. Vóór het jaar 1629 geschiedde de rekening en verantwoording in de St. Anthoniekapel, alwaar tot dat jaar ook alle vergaderingen over zaken, dit gesticht betreffende, gehouden werden.
Provisor van het Zinnelooshuis, zooals dit gesticht oudtijds heette, was de tweede schepen der stad; ook aan hem moest de rekening en verantwoording worden gedaan.
Enkele dagen na het afleggen der rekening hielden de Regenten van dit gesticht in deszelfs gebouw op twee verschillende tijdstippen eenen maaltijd, waarvoor zij fl 110 mochten besteden. Vroeger gaf de Regeering van den Bosch daarvoor wat wijn, doch dit schafte zij later af 6).
De vrouw van den beheerenden Regent van dit gesticht was daarvan de buitenmoeder of regentes en had gedurende het bestuur van haren man het beheer over de keuken en het toezicht op de binnenmoeder, de meid en den knecht van die stichting. Behalve de binnenmoeder was er in dit gesticht nog een binnenvader; deze zoowel als de binnenmoeder moesten ingevolge besluit der Regeering van den Bosch van 14 Februari 1646 (Reg. Copes) van den Hervormden godsdienst zijn 7).
Tot zoover de beschrijving van Van Heurn. Na hem is dit gesticht in 1838, 1846 en 1852 nog aanmerkelijk uitgebreid
| 98 |
en verbouwd geworden en in 1905 werd het andermaal uitgebreid door daarbij aan te trekken de ten O. daarvan staande voormalige garnizoensbakkerij, bestaan hebbende uit de huizen, genaamd de Hopwagen en het Hoefijzer (zie Schepenreg. van den Bosch n° 466 fol. 11), zoodat het thans aan de straatzijde een zeer breed front heeft. Gaat men vanaf gezegd Krankzinnigengesticht naar de Markt dan is het vierde huis, dat men aan zijne linkerhand krijgt, dat, hetwelk oudtijds heette de Druif en nu genummerd is Hinthamerstraat 193.
| 99 |
Noten | |
1. | Zijne vrouw was Jenne van Vlierden. Zie Maandblad Nederl. Leeuw XXIV p. 57. |
2. | Hij was ook broeder van den erflater. |
3. | Dit vers is ontleend aan het verhaal van Virgilius de Aeneis Boek II vers 246 enz. en 341 seqq. |
4. | Van Heurn vermeldt, dat de kamer der Regenten zes schuiframen had, waaruit valt op te maken, dat het gesticht in 1767 aan de straatzijde is verbreed geworden. |
5. | Notulen van 18 Februari en 14 April 1712. |
6. | Notulen van 2 Februari 1644, 20 Juni 1665, 22 Augustus 1699 en 1 Februari 1713. |
7. | Over de baldadigheden, die het publiek tegen de in dit Gesticht verpleegden bedreef, wanneer het daarin op Maandagmorgen van de Vastenavonddagen kwam om dezen warme bollen te zien eten, zie men mr. A. Bosch in Taxandria XII p. 305. |
Dit huis aan het Hinthamereinde werd in 1442 gesticht voor de ‘sinnelozen’, het was de oudste psychiatrische inrichting van Nederland. Het voorste deel van de oorspronkelijke behuizing is in 1686 afgebroken en vervangen door een groter gebouw. In 1767 werd het pand opnieuw vergroot. In 1838 breidde architect P.J. de Zutter het gebouw uit, daarbij kreeg het zijn huidige aanzien. De panden Den Hopwagen, Het Hoefijzer en Het zwart Lam werden toen ook bij het gebouw getrokken. Nieuwe uitbreidingen | 496 |
vonden plaats in 1846 en 1852. De aangrenzende garnizoensbakkerij werd in 1905 aan het complex toegevoegd. De hoofdingang is in de Bethaniestraat op nummer 2. In 1853 begonnen de BROEDERS VAN DONGEN met de verpleging. Ze vertrokken in 1976 naar de Sint Jorisstraat. In 1869 vroeg het College der Regenten van de Godshuizen ZUSTERS VAN BARMHARTIGHEID VAN RONSE te sturen naar het psychiatrisch instituut Reinier van Arkel. De psychiatrische gezondheidszorg is de belangrijkste taak geworden voor de zusters in Nederland. Ze werkten er tot 1970. Na een grondige renovatie is het complex nog steeds als psychiatrische inrichting in gebruik. Op de voorgevel in de Hinthamerstraat staat geschreven: Geneeskundig Gesticht 1838. Momenteel is hier het Informatiecentrum gevestigd. De streng classicistische gevel aan de Hinthamerstraat heeft hoekblokken, kordonlijsten en een attiek. Het gegroefde pleisterwerk gaat nu schuil achter dikke verflagen. De uitspringende ingangspartij met een halfrond bovenlicht heeft erboven een raam met kroonlijst op consoles. Hier ook een gevelsteen met het jaartal: 1838. Op de eerste etage hebben de ramen ijzeren balustrades. Aan de binnenplaats vinden we een opvallende gevelsteen van Peter van Coeverden uit 1686, waarop krankzinnigen staan afgebeeld. Aan de Sint Jacobstraat heeft de classicistische ongepleisterde achterbouw van 1845-1853 een geprofileerde kordonlijst en een ingangspartij met een fronton en rondboog op geblokte pilasters. De aansluitende vleugels van 1936 omvatten de herbouw van de Sint Jacobskazerne van 1744. Hier bevond zich op de verdieping een kapel met koorlantaarn en een schip, waar mannen en vrouwen door een muur werden gescheiden. Deze vleugel is in 1996 goeddeels gesloopt, waarbij het koor van de kapel en de ingang zijn behouden. | 497 |
1442 |
Op 26 november stichten de executeurs-testamentairs van de op 19 november 1439 overleden Reinier van Arkel een gasthuis voor zinnelozen. De volgende dag leest notaris Rutger van Arkel de door hem opgemaakte stichtingsakte voor aan de executeurs, de gezamenlijke buren en de vuurmeesters van het Hinthamereinde, waar het gasthuis gevestigd zal worden. Het volgend jaar (1445) geven de Bossche schepenen toestemming tot de oprichting van dit gasthuis. Reinier van Arkel is momenteel het oudste psychiatrisch ziekenhuis van Nederland. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1942 |
Op 26 november 1942 herdacht het geneeskundig gesticht 'Reinier van Arkel' in de Hinthamerstraat zijn vijfhonderd jarig bestaan. Het is het oudste gesticht van dien aard dat ons land bezit. Bron: 's-Hertogenbosch in oude ansichten deel 3 |
1615 |
Kapittel 15. Een nieuwen voorgevel aan het zinnelooshuis gebouwd.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1865 | W. Merkx (direct. in het krankzinnigen gesticht) |
1875 | dr. W.L.H. Strijbosch (geneesheer in het geneeskundig gesticht voor krankzinnig.) |
1881 | P. van Cromvoirt (rector) |
1908 | J. van Geloven (broeder Overste) - M. Gerrits (moeder Overste) - J.M. Peters (rector) - Krankzinnigengest. Reinier v. Arkel |
1910 | J. van Geloven (broeder Overste) - M. Gerrits (moeder Overste) - C. Peters (rector) - Krankzinnigengest. Reinier v. Arkel |
1923 | Franciscus J.M. Franken (rector 'Reinier van Arckel') |
1928 | Reijnier van Arckel Geneesk. Gest. |
1943 | wed. A.Th. van Beek-Metz - P. de Beer - B.J. van de Berg - W. van Berge Henegouwen - J. van Bergen - J. van de Berk (landbouwer) - J.C.M. Coraij - L. Diepstraten - L.J. van Dijk (schoenmaker) - M.A.M. van Dijk (rector) - wed. A.M. van Dorst-Augustijn - A.J. van Dries - J.A. van Elsakker (bakker) - wed. G. van Engelen-Dekkers - J.C. Hakfoort (landbouwer) - S. Hanegraaf (landbouwer) - H. Hintjes - S. Hofmans - wed. W.M. Hoskens-Smetsers - A.L. Jansen (sigarenmaker) - wed. A.F. Janssen-Bödding - K. Kappe (grondwerker) - G. van de Kimmenade - Th.P.C. Kling (boekhouder) - H. Klopper (broodbakker) - J.P. Kortsmit - A.A. Lathouwers (klompenmaker) - P.W. van Loenhout (metselaar) - wed. M. Louwrensen-Beekmans - P. van Meel (orgeldraaier) - H. Netten - C. Pennings - J.H. Peters (sigarenmaker) - J. van Rooij (grondarbeider) - P. Schrauwen - P.J. Strijbos - D. Tinus (machinist op een boot) - J. Verhoeven (sigarenmaker) - A. Vervaeck (boekbinder) - M.H. Wiellevaye-van Dun - S.G. van Wijnen - wed. M.S.H. v.d. Zee-Bellanger |
1965 | Reinier van Arkel (vrouwen) (Zusters van Barmhartigheid) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 22, 24
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 315, 316, 317, 318; II. 292, 293, 294, 395; III. 249-251
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 347-350
H. van Rooy, 'Bijdragen tot de geschiedenis van het gesticht „Reinier van Arkel”' te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1922) 63-75, 113-126
H. van Rooy, 'Het Gesticht „Reinier van Arkel” te 's-Hertogenbosch, het oudste krankzinnigengesticht in Nederland' in: Bossche Bijdragen (1925) VII. 89-128, 129-177; (1926) VII. 225-275; (1927) VIII. 11-54, 175-219; (1928) IX. 52-118
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 514-518
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 34, 231, 319n
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 189
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 83-85, 206, 253, 389