Dit gebouw was, zooals wij hiervoren reeds zagen, het huis van den Deken van het Kapittel der Bossche St. Janskerk 1). Als geestelijk goed werd het bij de reductie van den Bosch in 1629 ook ten behoeve van den Staat verbeurd verklaard. Pieter Schuyl, rentmeester der geestelijke goederen
| 568 |
aldaar, verkocht het vervolgens 31 Augustus 1641 (Reg. n°. 384 f. 677 en vlgd.) aan mr. Johan Gans en Frans Blom, reeds meermalen genoemd, die het 15 Juli 1644 (Reg. n°. 388 f. 559), als wanneer het gezegd werd te zijn: huys, erve, hoff ende achterhuys, gecomen van St. Jans Evangelisten kercke binnen dese stadt, tegentvoirdelijck bewoont wordende by Gerard Danielszoon van Dijck, burger van den Bosch, gestaen achter de Choor van St. Janskerck voirs lancx den Kerckhoff, verkochten aan laatstgenoemde; deze verkocht het 13 November 1660 (Reg. n°. 441 f. 29 vso) weder aan Gerard Jacobszn. van Runde; ten diens laste werd het 14 Febr. 1675 (Reg. n°. 472 f. 58 vso) gerechtelijk verkocht aan mr. Johan Bruynincx, advocaat te den Bosch; toen deze met zijne vrouw Engina Tybosch den 3 Februari 1681 van Crevecoeur, waarheen zij zich over het ijs begeven hadden, weder over het ijs naar den Bosch terugkeerde, zakten zij aan de eerste pomp 2) bij die stad door het ijs en verdronken zij. Van hem erfden toen 3/4 in dit huis zijne kinderen mr. Theodorus Bruynincx, advocaat en Maria Bruynincx, echtgenoote van Johan Roghman, terwijl zij met Aldegonda Bruynincx het overige 1/4 9 September 1698 (Reg. n°. 482 f. 110) bij gerechtelijke uitwinning kochten; de beide eerstgenoemden hunner verkochten daarop dat huis 24 Februari 1700 (Reg. n°. 513 f. 153 vso), als wanneer het werd omschreven als: „een schoone ende welgelege huyssinge, erve, hoff ende achterhuys, gestaen ende gelegen achter het Choor van St. Janskerke langhs het Kerckhoff aldaer neffens huys en de erve van de heer Berensteyn, raedt deser stadt, ex uno ende neffens huys ende erve van Vrouwe van Breugel, ex alio streckende achterwaerts tot een gracht aldaer loopende", aan Wouter de Roy, procureur te den Bosch; diens weduwe Elisabeth van Oerle verkocht het 26 Augustus 1705 aan Johannes van der Linden, koopman aldaar; van dezen laatste erfde dit huis zijne dochter Maria van der Linden, welke gehuwd was
| 569 |
met den Bosschen marktschipper Johan van Bousel 3), van welke echtelieden het wederom erfden o.a. de kinderen van den Bosschen wijnkooper Willem Wijnaendts 4) en Johanna van Bousel Albertus dochter; deze kinderen, met namen Aalbert, Martinus, Adriana en Johanna Wynaendts, verkochten met vele andere erfgenamen van de echtelieden Johan van Bousel en Maria van der Linden, 29 Augustus 1761 (Reg. n°. 578 f. 82) dit huis aan Catharina van Zutphen. Albertus Leonardus Vogelvanger, koopman te den Bosch, verkocht 31 Maart 1779 in zijne hoedanigheid van executeur van het testament van genoemde Catharina van Zutphen dit huis aan Clara Maria Wilhelmina de Montfort weduwe van den luitenant-kolonel Cornelis Adriaan Zorreth; het werd toen gezegd te zijn: huis met erf, tuin, achterhuis, koetshuis en stalling. Van haar erfde het haar zoon Louis Frederic Zorreth, die het in 1811 verkocht aan Stephanus van Gulick, medicinae doctor te den Bosch en representant van het Bataafsche Gemeenebest, geboren aldaar 4 Februari 1749 en aldaar overleden 15 Juli 1820, zoon van Francis, mr. lintwerker aldaar en Christina van Heesch; zijne vrouw was Huberta Kivits. Van hem kwam het aan genoemde liefdezuster Catharina van Grinsven.
| 570 |