In 1540 worden daarvan als eigenaren vermeld de erfgenamen van Arnd Monicx, overleden in 1538, (den zoon van mr. Jan Monicx Sr. en diens tweede echtgenoote Ida van Erp) en van zijne vrouw Johanna van Haren Rutgersdochter. Het werd daarna gerechtelijk uitgewonnen en alstoen werd daarvan eigenaar Johannes, zoon van Godefridus Matheuszoon; deze
| 564 |
verkocht het 13 September 1549 (Reg. n°. 176 f. 179) aan Dirck van Merevenne Goijartszn., die het 13 Januari 1549 (Reg. n°. 179 f. 272), als wanneer het gezegd werd te zijn: domus, area, ortus ac domus posterior, sitae ultra coemiterium ecclesiae Sancti Johannis Evangelistae ad locum dictum aen den Papenhuls, tusschen het huis, dat voorheen was van heer Gerard van Beest, kanonik van gezegde kerk, en nu is van Lucas van Erp, ex uno en het huis en erf, behoorende tot het Decanaat van het Kapittel van gezegde kerk, ex alio, staande thans tusschen het huis van heer Antonius, priester, zoon van Petrus van den Eeckhout, ex uno en dat van gezegd Decanaat ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Begijnengraaf, verkocht aan Henrick van Merlaer Nicolaaszn. Deze laatste verkocht het 19 December 1552 (Reg. n°. 187 f. 65) weder aan mr. Willem Moei, priester, (zoon van Willem Moei Jan szn. en Mechteld, de dochter van Willem Geris), den bekenden Bosschen kronijkschrijver, als zoodanig beter bekend onder den naam van Molius (Dl. I. p. 167 noot); hij stierf in dit huis, dat daarop van hem geërfd werd door Geertruid, (dochter zijner zuster Jutte Moei en Goijart van Vlierden Danielszn.) en echtgenoote mr. Henrick Agylaeus Antoniuszn in tocht en hunne kinderen in eigendom. Genoemde Agylaeus verleende vervolgens 18 December 1578 (Reg. n°. 228 f. 370 vso) aan mr. Reynier Everswyn ten behoeve van diens huisvrouw Maria, dochter van mr. Raso Raessen, in vruchtgebruik en van hunne kinderen David, Sophia en Maria Everswyn in eigendom eene grondrente uit dit huis, dat alsnu gezegd werd te zijn: poort, huis, erf, plaats, achterhuis en plaats, staande nabij het St. Janskerkhof bij het huis, genaamd de Loodse, in eene straat aldaar nabij den yseren roester, tusschen de poort van het huis van den kanonik Michiel Haller ex uno en de poort van het huis van den Deken der St. Janskerk ex alio. Gezegde Geertruid van Vlierden, wier man mr. Henrick Agylaeus, tot de Hervormden van den Bosch behoorde, is, sedert zij dit huis geërfd had, gedurende vele jaren uit het bezit daarvan
| 565 |
ontzet geweest, zooals blijkt uit de navolgende Bossche Schepenakte van 3 Augustus 1577 (Reg. n°. 228 f. 104): 1) „Alsoo heer en mr. Jan Helsius, canoniek ende cantoir der kercke van Ste. Johan Evangelist binnen der stadt van tshertogenbossche als plebaen derselver kercke volgende seker donatie van den Hertoge van Alva gepossideert hebbende duer syne huerlingen sekere huys, gestaen binnen der stadt van tshertogenbossche neffens der Dekenye van Ste. Johanskercke binnen der voors. stadt van tshertogenbossche, den tijdt van acht of 9 jaren onbegrepen, toebehoorende Gertruyt, dochter Goyarts van Vlierden saliger ende tegenwoerdige huys vrouwe mr. Henricx Agylaeus, deselve Gertruyt 't voers. huis wederom aengeveert ende de possesse inne genomen hadde, daerinne zy noch is, nyet alleenlicken uuyt crachten van der pacificatie maer oock uuyt crachte van der gifte ende testamente wylen heer Willems Mooi, haer oom saliger, daerby tselve huys haer was gemaect, ten usufruct ende gebruyek ende hare kijnderen ten erfrecht. Ende alsoo de voors. heer ende mr. Helsius hadde gepretendeert haer int voors. huys ende rustelicke possessie turbatie te willen doen directelycke contrarie der gifte van den voers. testamente ende pacificatie respective, gelijck hy der voors. Gertruyden hadden aengedaen, soo de voors. Gertruyd verclaerde", zoo heeft zij Arnd van Tollessen gemachtigd om haar in rechte in het bezit van dat huis te doen handhaven. Hoe dit proces is afgeloopen blijkt niet meer, wel dat 27 Juni 1595 (Reg. n°. 292 f. 273) 2) heer en mr. Herman, priester en beneficiaat der St. Janskerk te den Bosch en zijne broeders Dirck en Gerard, zonen van Aelbert Hermanszn. Pelgrom de Bye en Anna Moei, dochter van Willem Janszn.; mr. Herman, zoon van Jan Romboutszn., doctor in de medicijnen en raad van den Bosch, als man van Christina, dochter van Aelbert en Anna voornoemd; Daniel, zoon van mr. | 566 |
Henrick Agylaeus en Geertruid van Vlierden; Goijart, zoon alsvoren; Goijart van Vlierden, raad van den Bosch en Daniel van Vlierden, zoon van mr. Daniel, als voogden over Jan, Judith en Johanna, kinderen alsvoren, het hierbedoeld huis verkochten aan Gielis van Broeckhoven, zoon van Peter Gieliszn. Deze had van zijne vrouw Mayken, dochter van Jan van der Hoeven, tot kinderen: Judith Petronella en Josina van Broeckhoven, die 24 April 1627 (Reg. n°. 328 f. 432) dit huis, dat toen gezegd werd te zijn: huys, plaetse, hoff ende achterhuys, staande tusschen het huis der kinderen van wijlen mr. Jan Typoets ex uno en dat der Decanie van de St. Janskerk ex alio, verkochten aan Daniel van Emmerick, priester en kanonik der St. Janskerk van den Bosch; het werd toen echter genaast door mr. Nicolaas van Broeckhoven, priester en kanonik-graduaal dierzelfde kerk, zoon van Rogier van Broeckhoven Peterszn.; van hem erfde daarna dit huis Petronella van Broeckhoven, echtgenoote van Guiliam Aertssen (men zie over hen Dl. I. p. 271), van wie het wederom erfde Anna Catharina van Breugel 3), geestelijke dochter; het werd toen gezegd te zijn: huysinge, achterhuysing, hoff ende plaetse, staande in de Choorstraat tusschen het huis der erfgenamen van Juffr. Typoets Oostwaarts en dat van Johan Bruynincx Westwaarts. Van haar erfde het haar broeder Jor . Arnout van Breugel, de man van Adriana Le Lyon, erfdochter van den Grooten Ruwenberg 4) en dochter van Hendrik en Anna van Weeze. Van dezen erfde dit huis hunne dochter Maria Catharina van Breugel, geestelijke dochter, die 12 Januari 1674 geboren werd en in Februari 1741 stierf; van haar erfde het wederom hare zuster Anna Maria van Breugel, die ook geestelijke dochter was, van wie het op hunne beurt | 567 |
erfden: a. Caspar de Voocht, heer van het Hof onder Tongelre 5); Anna Elisabeth en Isabella de Voocht 6); b. Bernardus Josephus Costerius, schout van Weert 7); N. Costerius weduwe van Christoffel van Bree; Isabella Louisa Costerius weduwe van Arnoldus Josephus van den Bergh, raad-ordinaris van Gelre; Lucia Theresia en Maria Elisabeth Costerius 8); zij verkochten dit huis 30 Juli 1745 (Reg. n°. 563 f. 456) aan Willem Hoffman, woonachtig te den Bosch, die het op zijne beurt 4 April 1746 (Reg. n°. 568 f. 45) verkocht aan Jan van den Bosch, ook aldaar wonende; het werd alstoen omschreven als: een schoon huis met tuin, achterhuis en ledig erf, staande in de Choorstraat tusschen de huizen van François van Paddenburgh en Sr. van Boussel en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het Begijnhof, met eenen uitgang aldaar. Van genoemden van den Bosch erfden dit huis zijne kinderen. Den 6 April 1842 kocht het de liefdezuster Catharina van Grinsven, woonachtig te den Bosch, dochter van Everardus, leerlooier aldaar 9), alwaar hij stierf 16 November 1833 en Theodora Maria Pennigs. Naast dit huis stond Westwaarts: de Dekanie van het Kapittel der St. Janskerk. | 568 |
Noten | |
1. | Men zie nog Gijsb. Goeverincx Analecta I p. 262, die aldaar mededeelt, dat Philips II van Spanje dit huis bestemde tot de pastorie der St. Janskerk. |
2. | Zie ook nog Reg. no. 362 f. 531 en vlgd. |
3. | Protocol van den Bosschen notaris Willem Vos; akte van 23 Sept. 1677. |
4. | Dit goed werd door haren genoemden man 10 Maart 1692 verkocht. Reg. no 480 f. 314. |
5. | Dit goed, waarop thans een modern kasteel staat, is in 1912 van de erven Smits van Eckart gekocht door Emile ridder de Grady de la Neuville. |
6. | Denkelijk waren zij kinderen van Caspar de Voocht, heer van Beauregard en het Hof en Johanna Maria Catharina van Schrieck, die de dochter was van Willem van Schrieck en Anna van der Waerden, dochter van Lambert en Johanna Poolen. |
7. | Zijne vrouw was Regina Verspecht. |
8. | Zij waren afstammelingen van mr. Jan Costerius en Maria van Breugel, de dochter van Arndt en Elisabeth van Mechelen. (Cf. Reg. no. 563 f. 449 vso). |
9. | Hij woonde in 1801 nog te Rosmalen en kocht toen een huis in de Hinthamerstraat te den Bosch naast het Raaijmakersstraatje. |