Het Provinciehuis aan de Brabantlaan 1 behoort tot de meest in het oog vallende gebouwen Bossche gebouwen uit de naoorlogse periode. Als een voorbeeld van modern-functionalistische bouwkunst naar een ontwerp van de vooraanstaande Rotterdamse architect Hugh A. Maaskant (1907-1977) heeft dit bouwwerk inmiddels een vermaarde reputatie. Al op grote afstand valt het aan de zuidelijke rand van de stad gelegen gebouw op, waar het welhaast een baken vormt binnen het stadssilhouet. Op 12 november 1971 verrichtte koningin Juliana de feestelijke opening en sindsdien is hier het bestuurlijk centrum van de provincie Noord-Brabant gevestigd. Architect H.A. Maaskant speelde vooral tijdens de Wederopbouw een grote rol, tot 1955 in samenwerking met Willem van Tijen. Tot hun gezamenlijke oeuvre behoort onder meer het bekende Groothandelsgebouw aan het stationsplein te Rotterdam (1949-1953). Van na '55 dateren de ontwerpen die Maaskant tekende voor de Scheveningse Pier (1955-1962 in samenwerking met Dick C. Apon en D. Dijk) alsmede de Euromast uit 1958-1960. Het Bossche Provinciehuis - dat mag worden gezien als de kroon op de loopbaan van Maaskant - is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Al in de vroege jaren 1950 was het duidelijk dat de oude behuizing van het provinciaal bestuur in de binnenstad niet meer voldeed. Vandaar dat in 1952 een prijsvraag is uitgeschreven voor een nieuw onderkomen, waarop onder meer door architect Maaskant werd ingeschreven. Zijn ontwerp werd uitgekozen, maar vooralsnog was er geen algemene overeenstemming over de locatie. De aanvankelijke locatie in de binnenstad werd afgewezen omdat dit tezeer een aantasting zou vormen van het door de Sint Jan gedomineerde stadssilhouet. Uiteindelijk kwam de keus te liggen op een terrein in de nieuwe wijk Zuid langs de rand van de stad, waar men jarenlang bezig is geweest met de bouw. Maaskant wordt ook wel de 'architect van het grote gebaar' genoemd. Hij zette het Provinciehuis op als een groot en monumentaal gebouw met de nadruk op moderne materialen als glas, staal en beton. Inwendig paste hij 'eerlijke materialen' zoals natuursteen alsook wol en leer toe. Het functionalistische karakter blijkt onder meer uit de opzet volgens het vooral vanaf de jaren zestig zeer populaire 'breedvoetmodel', met een tweelaags onderbouw waarin de publieksruimtes zijn ondergebracht en een hoog daaruit oprijzende toren met de werkkamers van de ambtenaren. De vertrekken van de Commissaris van de Koningin zijn aan de achterzijde van de onderbouw herkenbaar aan het hier gesitueerde balkon. | 2 |
Verder is ook de Statenzaal al meteen aan de buitenzijde herkenbaar. Dit door een vleugelvormig dak gekenmerkte bouwdeel lijkt zich haast zwevend vanuit de onderbouw te presenteren en is in de grote publiekshal van het gebouw via een brede trap bereikbaar. De beroemde en in brons uitgevoerde 'dikke deur' van de beeldhouwer Toon Slegers (1929-2004) - één van de vele kunstwerken in het gebouw - leidt de bezoeker naar deze vergaderzaal. In het Provinciehuis is reeds bij de opening een groot aantal kunstwerken opgenomen, met de nadruk op textiele kunst. Tal van moderne wandkleden sieren dan ook de diverse voor het publiek bestemde ruimtes. Zoals al bleek uit de 'dikke deur' zijn er evenwel ook kunstwerken in andere materialen te vinden, zoals brons- en glasplastieken, schilderkunst enz. Tot de in de architectuur geïntegreerde monumentale kunst behoren onder meer de in glasapplicatie uitgevoerde wandstroken (Frans Jacobs/Joop van den Broek) en verschillende bronzen deurgrepen (Harry van de Thillart). Op het voorplein staan enkele figuratieve bronsplastieken. Van een opmerkelijk karakter zijn de in de publiekshal gesitueerde telefooncabines en de toiletsecties. Hier werkte Maaskant met materialen als marmer, grindbeton en glas. De damestoiletsectie is er zelfs voorzien van een spiegelwand met kaptafels. | 3 |
Wie in vroeger dagen 's-Hertogenbosch vanuit het zuiden naderde, zag één gebouw boven de stad uitsteken: de Sint Jan. Tegenwoordig is de stad te herkennen aan nog een hoog markant gebouw buiten de oude binnenstad. Vandaag nemen we een kijkje bij Brabantlaan 1: het provinciehuis. Dit jaar viert Brabant tweehonderd jaar zelfstandigheid. Pas in 1814 zou Noord-Brabant een provincie worden en Na de Tweede Wereldoorlog werd het ambtelijk apparaat aanzienlijk uitgebreid en ontstond een groot ruimtetekort. Het provinciaal bestuur kocht daarom een aantal panden aan de overkant van de bestaande huisvesting aan de Waterstraat en de Wolvenhoek. Bij nader inzien waren deze herenhuizen niet zo geschikt om verbouwd te worden tot kantoorruimten. Het provinciaal bestuur onder leiding van de commissaris van de koningin Jan de Quay schreef in 1952 een wedstrijd uit om te komen tot de bouw van een geheel nieuw kantorencomplex. Eén van de deelnemende architecten was de Rotterdammer H.A. Maaskant (1907-1977). Ook een nieuw plan uit 1958 was van zijn hand. In Maaskants visie was behalve de sloop van de monumentale panden aan Waterstraat en Wolvenhoek ook die van het Lombardije inbegrepen. Dat stuitte op protest vanuit de bevolking. Nog even dachten de beleidsmakers aan een bouwterrein aan de Beurdsestraat/Zuidwal. Maar het was een tekening in de plaatselijke pers die voor een ware opstand onder de Bossche bevolking zorgde. Daarop drukte de te bouwen provincietoren de hele Sint-Jan als het ware weg uit het stadssilhouet. Uiteindelijk werd in 1963 besloten het provinciehuis in Zuid te bouwen, vlakbij de ook nieuw geplande rondweg. Maar de sloop aan de Waterstraat en Wolvenhoek had inmiddels wèl plaatsgevonden. Enige jaren werd de ontstane 'kuil' als parkeerterrein gebruikt. Nu is er een parkeergarage. In Zuid was veel meer ruimte voor de provinciale nieuwbouwplannen dan in de oude binnenstad. Architect Maaskant had er vrij spel om zijn ideeën toe te passen. Hij wilde de hoge kantoortoren ombouwen met een plat, laag gebouw en voor de ingang een groot plein aanleggen dat paste bij de grootschaligheid van de bebouwing. De laagbouw werd echter niet helemaal vlak. Boven de statenzaal kwam een 'gevleugeld dak'. De statenzaal, waarin Provinciale Staten iedere maand vergaderen, hangt als het ware in de grote centrale hal, als symbool van de centrale plaats die juist de Provinciale Staten in het provinciaal bestuur innemen. Een grote trap leidt naar de ingang ervan. Die toegang wordt gevormd door een bronzen deur, één van de vele kunstwerken die in en bij het provinciehuis te bewonderen zijn. Om deze zogenaamde 'dikke deur' van Toon Slegers is heel wat te doen geweest. De bedoeling was dat het een geschenk zou worden voor de provincie van alle Brabantse gemeenten. Daarom zouden deze een dubbeltje per inwoner moeten geven. Dat heeft voor heel wat tumult gezorgd in diverse gemeenteraadsvergaderingen. Een aantal gemeenten heeft dan ook niet meebetaald. Vermeldenswaard is ook de Bois le Duc-zaal met daarin het enorme wandtapijt van de Poolse kunstenares Magdalena Alakanowicz. Vanaf de opening van het gebouw in 1971 worden in deze zaal ontvangsten, lezingen en concerten gehouden Oud-commissaris van de koningin Kortmann heeft ooit eens over architect Maaskant en het provinciehuis gezegd: „Hij heeft meer willen geven dan een kantoorflat. Hij heeft Brabant een nieuwe standaard gegeven.” Het blijft de vraag of iedereen wel met die standaard gelukkig is. De meningen over de schoonheid van het provinciehuis blijven verdeeld. |
Provinciehuis Noord-Brabant
architect: H.A. Maaskant, van Dommelen, Kroos
Architect Maaskant beschouwde het Provinciehuis als zijn levenswerk. Het werd een monumentaal bouwwerk met een heroïsch karakter. Critici vonden het echter een "belichaming van bestuurlijke macht die niet meer van deze tijd was". De toren telt 24 verdiepingen en is 104 meter hoog. Er is een sterke wisselwerking met de bijbehorende buitenruimte: een monumentaal plein geeft toegang tot het complex aan de voorkant en tot het verdiepte terras dat onder het gebouw als parkeerruimte dient, terwijl het gebouw aan de andere zijden begrensd wordt door waterpartijen. De architect heeft rechts naast de ingang zijn handtekening in het beton achtergelaten. In 1994 wordt een nieuwe vleugel opgeleverd (architect Henk Klunder, Rotterdam). |
Begin jaren vijftig van de vorige eeuw wordt het duidelijk: het oude Gouvernementsgebouw in de Bossche binnenstad wordt te klein. Sinds 1814 woont de gouverneur van Brabant er. Daarnaast biedt het kolossale complex ook kantoorruimte voor alle ambtenaren van de steeds groter wordende provinciale diensten, de Griffie. Nieuwbouw moet er komen, in de binnenstad, tegenover het Gouvernement. Op de Wolvenhoek en aan de Waterstraat koopt en sloopt de provincie enkele statige stadswoningen. In 1514 sticht de welgestelde Hendrick Proening van Deventher een gasthuis ten behoeve van zes arme, oude mannen. Dit Van Deventhers Gasthuis wordt gehuisvest in een complex van negen woningen aan de zuidzijde van de Waterstraat, de huidige even nummers. Van 1616 tot 1629 maken deze huizen onderdeel uit van het jezuïetenklooster. De hoofdingang van dit kloostercomplex ligt aan de Verwersstraat. In de periode waarin 's-Hertogenbosch met de bijnaam 'Kleyn Rome' is getooid, studeren aan het jezuïetencollege honderden jongemannen om later als missionaris naar het noorden (de Republiek) te worden uitgezonden. Na de inname van 's-Hertogenbosch in 1629 verdwijnen jezuïeten en studenten uit de stad. Het jezuïetencollege aan de Verwersstraat wordt de ambtswoning van de militaire gouverneur. Tussen 1767 en 1770 worden onderdelen van het jezuïetenklooster gesloopt en ondergaat het restant van het collegepand een grondige verbouwing. Onder leiding van architect Pieter Swart krijgt het de huidige vorm in Lodewijk XVI-stijl. In totaal negentien militaire gouverneurs hebben er van 1629 tot aan de Franse Tijd (1795-1813) huisvesting genoten. Enkele zalen (de rode en groene salons) hebben als hospitaal gediend voor gewonde en zieke soldaten van het Franse Noorderleger (1795). In 1810 wordt het Gouvernementshuis ingericht tot woning en kantoor van de Franse prefect: Hôtel de la Préfecture. Na de val van Napoleon wordt het complex tot paleis bestemd van de Gouverneur des Konings; in 1850 verandert de functienaam in Commissaris van de Koning(in). Brabantse commissarissen wonen tot 1983 in het Gouvernementspaleis. In 1987 krijgt het paleis een nieuwe bestemming als het Noordbrabants Museum. Eind 19e eeuw richt rijksbouwmeester Lokhorst het huidige, monumentale gebouw aan de Waterstraat op, dat dienst gaat doen als provinciale griffie, het provinciehuis. De gevel is opgetrokken in neogotische stijl, de rijkversierde en geornamenteerde hoofdingang is er een zwijgende getuige van. Vanaf het begin van de 20ste eeuw besturen ambtenaren en politici de provincie Noord-Brabant vanuit Waterstraat 16. De Statenzaal (ooit de kapel van de jezuïeten) wordt in 1904 verbouwd tot vergaderzaal van Provinciale Staten. De Bossche gemeenteraad heeft er ook jaren vergaderd. Nu is de Statenzaal onderdeel van het Noordbrabants Museum. RuimtetekortIn 1814 wordt Noord-Brabant een zelfstandige provincie met 's-Hertogenbosch als hoofdstad. Van de bijna 200 jaar van hun bestaan zijn het provinciaal bestuur en het ambtenarenapparaat voor het grootste gedeelte gehuisvest geweest in het Gouvernement aan de Verwersstraat en, na de 19e-eeuwse uitbreiding, aan de Waterstraat. Na de Tweede Wereldoorlog wordt het bestuurs- en ambtenarenkorps enorm uitgebreid, met als resultaat een aanzienlijk ruimtetekort. Daarom koopt de provincie een aantal panden aan de overkant van de bestaande huisvesting aan de Waterstraat en Wolvenhoek. Bij nader inzien blijken deze prachtige, statige herenhuizen niet geschikt te zijn om verbouwd te worden tot kantoorruimten. Vier ontwerpers van uiteenlopende signatuur krijgen in 1952 de uitnodiging voor het opstellen van een eerste plan tot de bouw van een geheel nieuw kantorencomplex. Een daarvan is de functionalistische architect Hugh Maaskant (1907-1977). De adviescommissie kiest voor zijn idee: twee blokken aan een tussenliggend plein. In zijn visie was behalve de sloop van de monumentale panden aan de Waterstraat en Wolvenhoek ook die van het Lombardje inbegrepen. Om allerlei redenen blijft zijn plan in een la liggen.Grootse plannenPas in 1958 neemt de provincie weer contact met Maaskant op, met de vraag zijn ontwerp aan te passen aan de inmiddels bijna verdubbelde behoefte aan kantoorruimte. Hij vervangt een van beide blokken door een toren met veel glas en aluminium van 13 verdiepingen en 62 meter hoog. Het gemeentebestuur twijfelt echter over hoogbouw en de aantasting van de stadshorizont, tot dan toe gedomineerd door de 70 meter hoge Sint-Janskathedraal. Als met de aanbesteding bijna wordt begonnen, blijkt dat het gemeentebestuur in de tussentijd een andere bestemming voor deze locatie heeft bedacht: de nieuw geplande ringweg rond het centrum (Structuurplan). Door kavelruil verplaatsen de beleidsmakers in 1962 hun plannen naar de Zuidwal/Beurdsestraat. Met een provincietoren van 28 verdiepingen en 100 meter hoog, volgens Maaskant het 'esthetisch optimum', zoekt de architect bewust de concurrerende werking met de Sint-Jan. De bestuurders proberen de plannen geheim te houden. Het Comité Behoud Binnenstad brengt deze echter in de publiciteit; het vindt dat het provinciehuis de Sint-Jan reduceert tot 'een onbelangrijk gebouwtje'. Een tekening in de plaatselijke pers van het bouwplan zorgt voor een ware opstand onder de Bosschenaren. De schoonheidscommissie en de gemeenteraad - geschrokken van alle ophef onder de bevolking - reageren negatief. Daarmee is het plan definitief van de baan. De sloop van de prachtige stadshuizen aan de Waterstraat en Wolvenhoek had inmiddels - begin 1962 - wél plaatsgevonden. Jarenlang wordt de kaalslag als parkeerterrein gebruikt. Eind 1975 wordt op die plek aan de Waterstraat de eerste parkeergarage gebouwd, De Kuil genaamd. De provincie besluit ondertussen de druk op te voeren, dreigt het provinciehuis in Breda of Tilburg te bouwen, als de gemeente niet snel met een geschikte locatie komt. Dat helpt. En zo komt het al spoedig tot een nieuw plan: een provinciehuis aan de rand van de stad, op een weiland dat net door een grondruil met de gemeente Den Dungen is overgegaan in Bossche handen. Voor die locatie past Maaskant in 1963 zijn plan aan tot een derde ontwerp. De bouw start in 1966, eind 1971 is het (toen nog) hoogste kantoorgebouw een feit. Op 12 november 1971 verricht koningin Julina de officiële openingshandeling van het nieuwe provinciehuis.Markante detailsWie in vroeger dagen 's-Hertogenbosch vanuit het zuiden naderde, zag één gebouw boven de stad uitsteken: de Sint-Janskerk. Tegenwoordig is het provinciehuis met zijn 23 verdiepingen nauwelijks over het hoofd te zien. Wie het gebouw van dichtbij en van binnen bekijkt, ontdekt de ene na de andere kleine en grote verrassing. De negen meest bijzondere op een rij.De centrale hal. Wat direct opvalt in het imposante gebouw, is de royale centrale hal van meer dan 2.500 m2. De hal is regelmatig het toneel van bijeenkomsten, exposities en presentaties. Zo hield de Vincentiusvereniging er tot 2008 haar jaarlijkse Boekenbeurs. Midden in de hal zweeft als het ware de Statenzaal met zijn vleugelvormig dak. Deze zaal is bereikbaar via de grote staatsietrap. De signatuur van Maaskant. Op een gevelplaat naast de hoofdingang heeft Maaskant zijn handtekening in het beton laten zetten. Hiermee wilde hij laten zien dat het gebouw in feite een kunstwerk is. Het provinciehuis is zo nauw verweven met de architect, dat de bijnaam 'de Dikke Vinger van Maaskant' luidt. Het varkenskunstwerk. Kunstenaar Kees Jansen (1946) uit Dongen vervaardigde in 1979 'Zeug met biggen'. Dit kunstwerk bestaat uit elf bronzen biggen en een zeug. De varkensgroep die prijkt op het plein voor het provinciehuis, is een gift van de Vereniging van Varkenshouders van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond aan het provinciaal bestuur. De antichambre. Tussen de werkkamer van de commissaris van de koningin (CvK) en de kamer van de bode bevindt zich de 'antichambre'. Dit is de wachtkamer voor bezoekende personen. De bode, ook wel kamerbeheerder genoemd, plaatst gasten in deze ruimte om te 'antichambreren', voordat de CvK er zijn gastgezelschap verwelkomt. De ronde hoeken. Het exterieur van het provinciehuis laat zich omschrijven als strak, scherp en recht. In het interieur vallen juist de ronde en zachte vormen op, als compensatie daarvan. Zo zijn er in het gebouw talloze 'ronde hoeken' te ontdekken, bijvoorbeeld tussen de afzonderlijke kantoorruimten. Het balkon van de CvK. De kamer van de CvK heeft als enige ruimte een eigen balkon, dat op het zuiden uitkijkt. Er kunnen er acht personen vergaderen. Bijzonder zijn twee bronzen beelden: 'De Kat' van Anet van Elzen (1963), en 'Vluchtende vogel' van Hein Koreman (1921). De bronzen deur. De liefst vier ton wegende, bronzen deur voor de toegang naar de Statenzaal heeft als bijnaam 'de Dikke Deur'. Dankzij een slim geplaatste spil kan de deur toch met één vinger geopend worden. Om dit kunstwerk van Toon Slegers (1929) is heel wat te doen geweest. Het moest een geschenk worden van alle Brabantse gemeenten, die per inwoner een dubbeltje moesten betalen. Daar was niet iedere gemeente het mee eens, een aantal gemeenten heeft dan ook niet meebetaald. Bois le Duc-zaal. In deze ruimte op de begane grond hangt het enorme wandkleed van 8 bij 25 meter van de Poolse kunstenares Magdalena Abakanowicz (1930). Vanaf de opening van het gebouw worden in deze zaal ontvangsten, lezingen, symposia en concerten gehouden. Het provinciehuis herbergt meer dan 2.000 kunstobjecten, waaronder de grootste collectie wandtapijten van Europa. De atoomvrije bunker. Onder het provinciehuis ligt de zogenaamde 'atoomvrije bunker'. Wellicht de enige ruimte waarop Maaskant geen directe invloed had, omdat de bunker er al lag bij de start van de bouw. De trapverbindingen van en naar het provinciehuis zijn later op elkaar afgestemd. De bunker diende in de tijd van de Koude Oorlog als noodbestuurspost. Het was geen vluchtkelder, maar een plek van waaruit een crisisteam kon opereren. Tegenwoordig vinden we er een kunstdepot, archieven en repetitieruimten van huisorkest De Torentoeters, cabaretgroep Spiegel en het provinciale popkoor KOORbusiness. Architect Huig Aart (Hugh) Maaskant beschouwde het provinciehuis als zijn levenswerk, zijn magnum opus. Het werd een monumentaal bouwwerk, opgetrokken uit moderne materialen als beton, glas en metaal. Met veel strakke lijnen en robuuste, ronde vormen. En voor het interieur sobere materialen als natuursteen, wol en leer, aangekleed met (veel) kunst. Dat is wat Maaskant - voorvechter van het 'nieuwe bouwen' - voor ogen had met ons Brabants provinciehuis. Critici vonden het echter een 'belichaming van bestuurlijke macht die niet meer van deze tijd was'. Oud-CvK Constant Kortmann heeft ooit eens over Maaskant en het provinciehuis gezegd: “Hij heeft meer willen geven dan een kantoorflat. Hij heeft Brabant een nieuwe standaard gegeven”. Het is echter de vraag of iedereen wel met die standaard gelukkig is. De meningen over de architectonische schoonheid van het provinciehuis blijven verdeeld. | 12 |
Context(Bouw)historie:Het Provinciehuis aan de Brabantlaan 1 behoort tot de meest in het oog vallende gebouwen Bossche gebouwen uit de naoorlogse periode. Als een voorbeeld van modern-functionalistische bouwkunst naar een ontwerp van de vooraanstaande Rotterdamse architect Hugh A. Maaskant (1907-1977) heeft dit bouwwerk inmiddels een vermaarde reputatie. Al op grote afstand valt het aan de zuidelijke rand van de stad gelegen gebouw op, waar het welhaast een baken vormt binnen het stadssilhouet. Op 12 november 1971 verrichtte koningin Juliana de feestelijke opening en sindsdien is hier het bestuurlijk centrum van de provincie Noord-Brabant gevestigd.Architect H.A. Maaskant speelde vooral tijdens de Wederopbouw een grote rol, tot 1955 in samenwerking met Willem van Tijen. Tot hun gezamenlijke oeuvre behoort onder meer het bekende Groothandelsgebouw aan het stationsplein te Rotterdam (1949-1953). Van na ’55 dateren de ontwerpen die Maaskant tekende voor de Scheveningse Pier (1955-1962 in samenwerking met Dick C. Apon en D. Dijk) alsmede de Euromast uit 1958-1960. Het Bossche Provinciehuis - dat mag worden gezien als de kroon op de loopbaan van Maaskant - is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Al in de vroege jaren 1950 was het duidelijk dat de oude behuizing van het provinciaal bestuur in de binnenstad niet meer voldeed. Vandaar dat in 1952 een prijsvraag is uitgeschreven voor een nieuw onderkomen, waarop onder meer door architect Maaskant werd ingeschreven. Zijn ontwerp werd uitgekozen, maar vooralsnog was er geen algemene overeenstemming over de locatie. De aanvankelijke locatie in de binnenstad werd afgewezen omdat dit tezeer een aantasting zou vormen van het door de Sint Jan gedomineerde stadssilhouet. Uiteindelijk kwam de keus te liggen op een terrein in de nieuwe wijk Zuid langs de rand van de stad, waar men jarenlang bezig is geweest met de bouw. Maaskant wordt ook wel de ‘architect van het grote gebaar’ genoemd. Hij zette het Provinciehuis op als een groot en monumentaal gebouw met de nadruk op moderne materialen als glas, staal en beton. Inwendig paste hij ‘eerlijke materialen’ zoals natuursteen alsook wol en leer toe. Het functionalistische karakter blijkt onder meer uit de opzet volgens het vooral vanaf de jaren zestig zeer populaire ‘breedvoetmodel’, met een tweelaags onderbouw waarin de publieksruimtes zijn ondergebracht en een hoog daaruit oprijzende toren met de werkkamers van de ambtenaren. De vertrekken van de Commissaris van de Koningin zijn aan de achterzijde van de onderbouw herkenbaar aan het hier gesitueerde balkon. | 2 |
Verder is ook de Statenzaal al meteen aan de buitenzijde herkenbaar. Dit door een vleugelvormig dak gekenmerkte bouwdeel lijkt zich haast zwevend vanuit de onderbouw te presenteren en is in de grote publiekshal van het gebouw via een brede trap bereikbaar. De beroemde en in brons uitgevoerde ‘dikke deur’ van de beeldhouwer Toon Slegers (1929-2004) - één van de vele kunstwerken in het gebouw - leidt de bezoeker naar deze vergaderzaal. In het Provinciehuis is reeds bij de opening een groot aantal kunstwerken opgenomen, met de nadruk op textiele kunst. Tal van moderne wandkleden sieren dan ook de diverse voor het publiek bestemde ruimtes. Zoals al bleek uit de ‘dikke deur’ zijn er evenwel ook kunstwerken in andere materialen te vinden, zoals brons- en glasplastieken, schilderkunst enz. Tot de in de architectuur geïntegreerde monumentale kunst behoren onder meer de in glasapplicatie uitgevoerde wandstroken (Frans Jacobs/Joop van den Broek) en verschillende bronzen deurgrepen (Harry van de Thillart). Op het voorplein staan enkele figuratieve bronsplastieken. Van een opmerkelijk karakter zijn de in de publiekshal gesitueerde telefooncabines en de toiletsecties. Hier werkte Maaskant met materialen als marmer, grindbeton en glas. De damestoiletsectie is er zelfs voorzien van een spiegelwand met kaptafels. | 3 |
Ligging:Het Provinciehuis is aan de zuidrand van ’s-Hertogenbosch gesitueerd, direct ten noorden van de A2. Hier bevindt het bouwwerk zich op een door parkeerterreinen, groenstroken en een ruime vijver gekenmerkt terrein langs de zuidzijde van de Brabantlaan. Deze straat ligt in het verlengde van de in westelijke richting naar de Bossche binnenstad leidende Pettelaarseweg. Direct ten westen van het Provinciehuis ligt de Gestelseweg die tezamen met de Pettelaarseweg en de Brabantlaan een kruispunt vormt. De rondom het Provinciehuis gelegen vijver maakt deel uit van de Zuiderplas. Het gebouw is met de hoofdingang op de Brabantlaan gericht.BeschrijvingAlgemeen (hoofdvorm, kap):Het bouwwerk heeft een rechthoekige plattegrond en bestaat uit een tweelaags onderbouw en een hieruit oprijzende 23 verdiepingen hoge toren met werkkamers. Onder de onderbouw bevindt zich een parkeergarage. De werktoren sluit asymmetrisch op de onderbouw aan. Ten westen van de werktoren rijst de van een ‘vleugeldak’ met geknikte hellingen voorziene Statenzaal uit de bouwmassa op. De overige bouwdelen hebben platte daken.Het gebouw is opgetrokken in de vorm van een betonskelet met deels in het zicht gelaten pijlers alsmede met betonplaten bedekte gevelvelden. De ramen en deuren werden in staal uitgevoerd (vernieuwing in afwijkend materiaal bij renovatie). Voorgevel:Aan de voorzijde (noordkant) wordt de onderbouw vooral bepaald door het heldere onderscheid tussen de open parkeergarage en de uit twee bouwlagen bestaande bovenverdiepingen. De twee bouwlagen wijken terug en worden voorafgegaan door ononderbroken doorlopende betonpijlers tussen een betonnen loopgang en dito dakoverstek. Aaneengesloten vensterreeksen voorzien beide bouwlagen van daglicht en worden halverwege het gebouw onderbroken door een brede ingangspartij. Een hoge en brede toegangstrap leidt er naar een aan de ingangspartij voorafgaand en welhaast pleinachtig bordes dat wordt overhuifd door een op betonpijlers steunende luifel met een deels hellende onderzijde. Bordes en luifel ‘schuiven’ in het gebouw en reiken tot aan de langs beide bouwlagen doorgestoken vensters van de publiekshal.Zijgevels:Langs de korte zijden (oost- en westkant) worden de brede kaders van genoemde loopgangen en dakoverstekken voortgezet. Hier vallen evenwel de in sierbeton | 4 |
uitgevoerde gevelpanelen op, doorlopende langs beide bouwlagen. Deze blinde gevelvelden flankeren de hoge glasvensters die aan de oostkant van het gebouw het restaurant van daglicht voorzien en aan de westkant de zogeheten Boîs-le-Duc zaal. Aan de oostzijde sluit hierop een later gerealiseerd verbindingslid aan, dat het Provinciehuis met de naastgelegen kantoorvleugel uit 1995 verbindt. Achtergevel:De achtergevel (zuidkant) is vergelijkbaar als de voorgevel maar dan zonder de ingangspartij met bordes. In plaats daarvan valt hier ongeveer halverwege het gebouw een langs de tweede bouwlaag gelegen, uitkragend balkon op. Het balkon heeft een asymmetrische betonnen borstwering waarin een in glas en staal uitgevoerd hekwerk is uitgespaard.Statenzaal:De uit de onderbouw oprijzende Statenzaal wordt vooral gekenmerkt door voornoemd vleugeldak waarvan de dakhellingen verspringen en met koper zijn bekleed (roeven). Hoekpenanten met een concave voorzijde waarin verticale sleuven zijn uitgespaard flankeren er hoge lichtvensters. Het vleugeldak wordt zowel aan de oost- als de westzijde op een lager niveau voortgezet en markeert er de ligging van de Boîs-le-Duc zaal en de publiekshal.Werktoren:Karakteristiek voor dit bouwdeel zijn de eveneens concaaf gebogen hoekpenanten. Ze omklemmen de ononderbroken vensterreeksen die aan alle vier de zijden van de toren de diverse verdiepingen van daglicht voorzien. Voor onderhoudswerkzaamheden bestemde betonnen loopgangen met hekwerken gaan aan deze terugwijkende reeksen vooraf, met het effect van een betonnen schoepenreeks. Een terugwijkende bouwlaag vormt de bekroning van de toren.Ruimtelijke indeling:Op de hoofdingang sluit een ruime publiekshal aan welke langs beide bouwlagen is doorgestoken. Hier leidt een brede trap naar de in het hart van het gebouw gelegen Statenzaal. De rondom gelegen werkruimtes zijn bereikbaar via gangen, met langs de zuidzijde van de | 5 |
publiekshal de kamers van de Commissaris van de Koningin. Aan de oostzijde van de onderbouw is een restaurant gesitueerd, grenzende aan de liftcabines die naar de diverse verdiepingen in de werktoren leiden. Ten westen van de Statenzaal bevindt zich de Boîs-le-Duc zaal. Interieurelementen:Het interieur wordt onder meer gekenmerkt door het deels in het zicht gelaten betonskelet, deels gemetselde en deels betonnen wanden. Gevarieerde wandafwerkingen, waaronder grof behakt beton, grindbeton enz. Afgeronde hoekpartijen vormen een Leitmotiv in het gebouw.Vlakhouten binnendeuren in stalen lijsten. Binnen de werktoren zijn de kamers toegankelijk via geprefabriceerde puien, waarin kleurige glasstroken zijn opgenomen. In de ruimtes (waaronder het restaurant) en langs de kamers van de Commissaris van de Koningin bevinden zich bijzondere motieven zoals bronzen deurgrepen en in kleurige glasapplicatie uitgevoerde lichtstroken. De vloeren van de grote publiekshal bestaan uit marmer. Rondom de hal lopen gangen en balkons die aansluiten op voornoemde toegangstrap naar de Statenzaal. De trap en de loopgangen zijn voorzien van forse hekwerken/borstweringen met een leren bekleding. | 6 |
In de publiekshal zijn afzonderlijke toilet- en telefooncabines gesitueerd. Ze zijn uitgevoerd in glasblokken, mozaïektegeltjes en marmer. Binnen de damestoiletsectie valt onder meer de spiegelwand met kaptafels op. De Statenzaal is bereikbaar via de in brons uitgevoerde ‘dikke deur’. In deze zaal bevinden zich deels in grindbeton deels in betonnen sierblokken (diamantkoppen) uitgevoerde wanden. De geknikte vorm van het vleugeldak is hier ook aan de binnenzijde van de zaal zichtbaar. Erf, bijgebouwen, diversen:Het gebouw is gelegen op een ruim terrein dat voor een groot deel is ingevuld als een parkeerterrein. Er zijn evenwel ook nog enige groenstroken en langs de zuid- en oostkant sluit het complex aan op het water van de Zuiderplas. Aan de oostzijde is voornoemde uit 1995 daterende kantoorvleugel gesitueerd. Deze valt buiten de bescherming van de Monumentenverordening.Kunstcollectie:Het Provinciehuis is zowel aan de binnen- als de buitenzijde voorzien van een uitgebreide kunstcollectie die vanaf de opening in 1971 tot stand is gekomen. Deze collectie heeft een zeer gevarieerd karakter en vertegenwoordigt tal van technieken, waaronder textielkunst, brons- en glasplastieken enz. De werken zijn overwegend abstract vormgegeven. Ze bevinden zich in hoofdzaak in de publieksruimtes. Op het voorterrein staan enkele figuratieve bronsplastieken. Voor een overzicht wordt hier verwezen naar onderstaande literatuurlijst. | 7 |
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst1. Architectonische en stedenbouwkundige waardenHet Provinciehuis aan de Brabantlaan 1 in ’s-Hertogenbosch heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de samenhang met de historische gebouwde omgeving die voor een groot deel dateert uit het derde kwart van de 20ste eeuw. Hier is het aan de rand van de stad en langs de A2 gelegen gebouw reeds op grote afstand een sterk in het oog vallende blikvanger. Vooral door de hoge werktoren en het markante vleugeldak van de Statenzaal vormt het Provinciehuis een focuspunt met belangrijke oriëntatiewaarde. Het object is een wezenlijk onderdeel van het Bossche stadssilhouet. Tezamen met de rondomliggende vijver en enkele op het voorterrein gelegen bronsplastieken is er sprake van een waardevol ensemble. De vijver vormt een wezenlijke eenheid met het gebouw waarvan de massa aan diverse zijden in het water wordt weerspiegeld.2. Bouw- en/of kunsthistorische waardenHet in 1971 voltooide bouwwerk behoort tot de belangrijkste ontwerpen van de vermaarde Rotterdamse architect H.A. Maaskant en geldt als ‘de kroon op zijn werk’. Maaskant is bekend van diverse spraakmakende ontwerpen van landelijke betekenis. Door de functionalistische vormgeving en de zorgvuldige detaillering geeft het object zowel in- als uitwendig een heldere indruk van het oeuvre van deze architect. Van een bijzondere betekenis is onder meer de in het hart van het gebouw gelegen Statenzaal. Opmerkelijke onderdelen zoals de in diverse materialen uitgevoerde telefoon- en toiletsecties geven aan het gebouw een uniek karakter. Van hoogstaande kunsthistorische waarde is de vanaf 1971 in het gebouw tot stand gebrachte kunstcollectie met speciaal voor het Provinciehuis vervaardigde objecten.3. Cultuurhistorische waardenHet gebouw heeft cultuurhistorische waarde door zijn betekenis als het Provinciehuis van de provincie Noord-Brabant. Het als een vervanging van de vroegere locatie in de Bossche binnenstad tot stand gekomen bouwwerk illustreert de historische ontwikkelingen van het Brabantse provinciebestuur. Door de opzet met een voor de openbare en representatieve functies bestemde onderbouw en een hoge werktoren weerspiegelt het ontwerp de contemporaine ideeën over overheidsarchitectuur. De nadruk die is gelegd op de reeds vanaf de openbare weg herkenbare Statenzaal met vleugeldak accentueert de belangrijke symbolische waarde van dit onderdeel als een ‘kloppend hart van de democratie’. De zorgvuldige detaillering die inwendig onder meer blijkt uit de verschillende afwerkingstechnieken en materiaalkeuzes geeft een helder beeld van de ideeën omtrent representatie in de bouwperiode. Mede door de hoogwaardige en door verschillende instellingen en overheidslichamen bijeengebrachte kunstcollectie vormt het Provinciehuis een belangrijk symbool voor de Brabantse identiteit.Het object Brabantlaan 1, bestaande uit het Provinciehuis van Noord-Brabant uit 1971 met de bijbehorende kunstcollectie, is op basis van bovenstaande criteria beschermenswaardig als gemeentelijk monument in de gemeente ‘s-Hertogenbosch. | 9 |
bouwjaar: 1966-1970
| 569 |
1983 |
Maarten Beks, Ton Sipman, Liane Voormey, Urias NooteboomEen harnas met een zachte voering. Wandkleden en andere kunstwerken in het provinciehuis van Noord-Brabant. Uitg. in opdracht van de provincie Noord-Brabant bij gelegenheid van het afscheid van J.D. van der Harten als commissaris der koningin in de provincie Noord-Brabant op 31 mei 1983Malmberg | 's-Hertogenbosch 1983 |
|
1995 |
Olaf Smit, Berend SybesmaNieuwbouw in aanbouw : Verslag in beeldenProvincie Noord-Brabant ('s-Hertogenbosch, maart 1995) |
|
2011 |
RedactieHuis voor Brabant : 40 jaar provinciehuisProvincie Noord-Brabant 2011 |
2010 |
Bestemmingsplan 'Rechtsaffer Provinciehuis'Het college stelt de raad voor het bestemmingsplan 'Rechtsaffer Provinciehuis' vast te stellen. Een ingediende zienswijze wordt voor kennisgeving aangenomen. Een andere zienswijze wordt ongegrond verklaard.
B&W Besluitenlijst 13 juli 2010 | 9
|
19?? | Provinciehuis |
De kunst in en om het provinciehuis van Noord-Brabant (z.j.)
J.M.M. (Jan) van der Vaart, Inventarisatie Zuid (2008) 569-570