Achter het Stadhuis nos. 14, 16, 18 en 20
Het eerst vind ik van dit huis, dat eerst in de 18e eeuw gezegden naam kreeg, gewag gemaakt in eene Bossche Schepenakte van November 1502 (Reg. no. 97 f. 244). waarvan de inhoud is als volgt: Vermits Nicolaus van Megen, bakker, huis, erf en plaats van Jan Stempel, staande en gelegen te den Bosch bij de Aufoirtsbrugge tusschen het erf van Mechteld, weduwe van Barthold Stempel, ex uno latere, tendens cum fine anteriore ad plateam aldaar et cum fine posteriore ad aquam ibidem fluentem, gekocht had van Roelof Delft, zoon van Jan Stempels en Jacob, zoon van Jacob, den
| 163 |
zoon van Jacob, den zoon van Anna; vermits genoemde Nicolaus van Megen daarna het voorschrevene verkocht had; aan Johan, regulier kanonik en overste van de Abdij van Berne ten behoeve van die Abdij 1); vermits wijders Arnold van Andel van de kinderen van Jan Cortrock van Bucstel, c.s. had gekocht eene huisplaats, die van Barthold Stempel was, gelegen aan de straat 2), (die loopt van de Kolperstraat voor de woning van Jacob Coptijt), tusschen het water aldaar vlietende ex uno en, het erf van gezegde Abdij ex alio, en hij die daarop verkocht had aan die Abdij, zijnde een en ander daarna een hereditas (erf) 3), aan die abdij toebehoorende en gelegen tusschen de Dieze ex uno en het erf van Ger. Scilder, een straatje tusschen beiden loopende, ex alio, zich van de straat achterwaarts uitstrekkende tot een straatje 4), loopende van de Zijle tot aan gezegd water; vermits daarna Godschalk van Veen, abt van meergezegde Abdij 5), 1/3 van gezegde hereditas (erf), welk 1/3 gelegen is tusschen de Dieze bij voormelde brug ex uno en het erf van Willem Scilder, een straatje tusschen beiden loopende, ex alio, met de daarop staande gebouwen verkocht had aan den bakker Willem van Loon Janszn., zoo: hebben diens rechtverkrijgers Wellinus Last Arndszn. c.s. dat 1/3, gelegen tusschen de Dieze ex uno en het erf, voorheen van Willem Scilder; nu van Hadewich weduwe van Gerard Keymp (Kemp), een straatje tusschen beiden loopende, ex alio strekkende ab anteriore tertia parte tolius hereditatis, nunc ad Paulum Wynants 6) spectantem, ad posteriorem tertiam partem totius integrae hereditatis, nunc ad Fissiam, relictam quondam Johannis Hamers et ejus liberorum spec-
| 164 |
tantem 7), - alzoo het 1/3 van voorschreven erf en plaats met de gebouwen daarop staande, - met het recht van uitweg verkocht aan Jan Kerneer-Janszn., vinitor.
Hoe voorschreven huis, erf en plaats later weder in één hand zijn gekomen, is mij niet kunnen blijken. Den 9 September 1527 (Reg. no. 131 f. 190 vso) werd dit huis verkocht door Paulus Wijnants van Resant, zoon van Wijnandt Pauwelszn. en Gertrudis van Merevenne Goijartsdr. 8); uit de vermelding van den naam zijner moeder valt af te leiden, dat het was nagelaten door genoemden Goijart van Merevenne. Over diens geslacht vindt men in eene Bossche Schepenakte van 1531 (Reg. no. 645 f. 338) het volgende: Paulus, zoon van Wijnandt (zoon van Paulus Wijnants) en Gertrudis van de Mervenne genaamd Brants en Willem Spaen Janszn., als man van Postulina, dochter van Rutger die Man en Gertrudis van de Mervenne voornoemd 9) deelen de goederen van Aleid, dochter van Goyart van de Mervenne alias Brants, hunne matertera (moei) en weduwe van Jheronimus van Aken.
Bij den voormelden verkoop van 1527 werd het hierbedoeld huis aldus omschreven: huis, erf, achterhuis, plaats en put, staande en gelegen Achter het Raadhuis tusschen het erf der erfgenamen van Wouter de Jeger, het erf van Jan van Vlierden en de Dieze ex uno en het erf van Hadewich weduwe van Henrick van Hedel en hare kinderen, een straatje tusschen beiden loopende, ex alio, strekkende achterwaarts tot aan het erf Van Hubert Hamer Janszn. Kooper daarvan werd toen Dirck de zoon van Goyart van Merevenne voornoemd, die raad van den Bosch was en in eene Bossche Schepenakte van 1539 genoemd wordt: Dirck, zoon van Goyart Dirckszn. van Buedel genaamd van Merevenne. Zijne vrouw was Elisabeth Dens, (die hem deze kinderen schonk:
| 165 |
a. Maria, huwde met mr> Johan van der Stegen, raad van den Bosch en schout van Peelland, zoon van mr. Jan Janszn., schepen van den Bosch en Postulina van Sterkenborch.
b. Agnes, die huwde met Goyart van der Elst.
c. Aleid, die huwde met Herman Goortssen, ook wel Goyartszn. genaamd.
d. Jacob, die huwde Agnes N., welke hem schonk: Margriet, huisvrouw van Jan van Malboirch en Elisabeth, echtgenoote van mr. Nyclaes Cohn (?), apotheker.
e. Cornelis huwde N. N., van wie Catharina, die huwde met Pancratius Rot, raadsheer te Neurenberg, en Helena, die huwde met Christoffel Schrieck, ook raadsheer aldaar.
Bij de verdeeling der nalatenschappen van voornoemde echtelieden van Merevenne-Dens, die 9 Juni 1609 plaats had (Reg. n°. 657 f. 873), werd het hierbedoeld huis, dat daarin omschreven werd als: huis, erf, tuin, bleekveld, ledige plaats en poort, staande en gelegen Achter het Oud Raadhuis tusschen de Dieze 10) ex uno en het huis der kinderen Jan Thielmans, een gang tusschen beiden liggende, ex alio en zijnde bewoond geweest door de erflaters, toebedeeld voor de eene helft aan de sub e genoemde dochters van Cornelis van Merevenne en voor de andere helft aan Arnoult en Godefroi Goortssen, zonen van de sub c genoemde Aleid van Merevenne, die toen te Hamburg woonden 11). Het Noordwaarts van dit huis, aan de overzijde der Dieze staand huis, dat alstoen omschreven werd als een: „huys, erve, hoff oft ledige plaetse, gestaen ende gelegen achter d'Oude Raethuyse neffens de huyse metter poerten, d'water aldaar tussen beyde loopende", werd bij diezelfde akte toebedeeld aan Maria van Merevenne, hiervoren sub a genoemd.
Genoemde Arnoult Goortssen droeg 7 Augustus 1610 (Reg. n°. 280 f. 265) 1/6 in de helft van het hierbedoeld huis
| 166 |
over aan zijnen broeder Godefroi, toen koopman te Hamburg, terwijl 5 Maart 1614 (Reg. n°. 252 f. 455) de voogden over Steven, den onmondigen zoon van voornoemden Pancratius Rot en Catharina, en genoemde Christoftel Schrieck zoo voor zich en als man van Helena van Merevenne de helft in dat huis verkochten aan de kinderen van genoemden Herman Goortssen (of Goijartszn) en Aleid. Die kinderen, zijnde voornoemde Arnoult, toen woonachtig te den Haag en Godefroi, toen woonachtig te Hamburg; Tobias, woonachtig te Amsterdam; Catharina, de huisvrouw van Brisse de Wilhem, woonachtig in den Haag; Sara, de huisvrouw van Herman Schonck, woonachtig te Hamburg, en Diericksken, reeds overleden, voor wie bij plaatsvervulling optraden de voogden over de kinderen van haar en haren man Christiaan de Wilhem, verkochten 14 Februari 1615 (Reg. n°. 315 f. 226) dit huis, dat toen gezegd werd te staan tusschen het huis van Cornelis Janszn van den Hout en de Dieze ex uno en het Baetenpoortken ex alio, aan Philips van Brecht, heer van Hagoort en sedert 1599 hoog- en laagschout der stad en meierij van den Bosch. Toen deze in 1619 als eigenaar daarvan optrad, werd het omschreven als: huis met stal, poort en tuin, staande tusschen het erf der kinderen Jan Thielmans, een straatje tusschen beiden loopende, ex uno en de Dieze ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het Vrouwengasthuis van Jenneken Hamers, genaamd Baetenpoertken. Philips van Brecht overleed in 1630, en alstoen erfde zijne zuster Anna van Brecht, kanonikes te Maubeuge en vrouwe van Hagoort, van hem dit huis; reeds den 23 September van dat jaar schonk zij, ziek te bed liggende, het aan Jan Marceliszn van Megen en zijne vrouw Cathelijn; het heette toen te zijn: huysinge, erve, hoff, plaets, poorte, stallinge ende washuys, staende achter het Out Raethuys neven een straetken gemeynlijck genoempt Bate poertken, ex uno, ende neffens huys, Hendrick Lamberts, beestenslagter, toebehoorende ende het water, die Dieze genoempt, ex alio, streckende voor van de gemeyne straet achterwaerts tot zeker erffenise, toekomende
| 167 |
Metken Hamers vrouwen gasthuys. Van laatstgenoemde echtelieden kwam dit huis aan hunne dochter Margaretha van Megen, weduwe van David de Bolsance, kolonel in Staatschen dienst,; tijdens dat zij het bezat was de Graaf van Schellart, kolonel van een regiment Duitschers, daarin van Mei 1672 tot Augustus 1673 ingekwartierd. Hare testamentaire erfgenamen, zijnde: Isabella de Louna, voor 1/3; Maria van Ravesteyn, weduwe van Marcelis van der Sluys, voor 1/3, alsmede de gezusters Helena van Ravesteijn, weduwe van Jacob Beedijcx 12) en Elisabeth van Ravesteyn, dochters van Ruth Gabrielszoon van Ravesteyn, die te Megen woonde, voor het overige 1/3, verkochten 15 Nov. 1680 (Reg. n°. 499 f. 58) dit huis, dat toen gezegd werd Diezewaarts te grenzen aan het huis van den notaris Simon van Stockum, aan Peter Huybertszn Megam, herbergier te den Bosch.
Na dezen wordt in eene Bossche Schepenakte van 1695 een van Raesfeld als eigenaar van dit huis genoemd; hij zal geweest zijn Willem van Raesfeld tot Cortenberg, hoog- en laagschout van de stad en Meierij van den Bosch 13) en hij zal dit huis bij gerechtelijke uitwinning hebben gekocht; later was daarvan eigenares Maria Sophia gravin van Bylandt-Halt, die huwde met 1°. Jacob Lodewijk Sweerts de Landas, heer van Baerschot, zoon van Frederik Hendrik en Johanna Margaretha van Raesfeld, de dochter van genoemden Willem van Raesfeld en diens echtgenoote Hesther Huygens; 2°. mr. Cornelis Vinck, advocaat te den Haag; toen zij weduwe van dezen laatste was, werd dit huis 17 September 1759 (Reg. no. 557 f. 187) ten haren laste wegens achterstallige belasting gerechtelijk verkocht; het werd alstoen gekocht door Johan Francis Mahie, mr. timmerman te den Bosch, ten behoeve van diens broeder Arnoldus; het heette toen de Prins van Oranje,
| 168 |
en werd alstoen gezegd te zijn huis met stal en open plaats tusschen een straatje ex uno en het huis van Schoneus en de Dieze, ex alio, zich, achterwaarts uit strekkende tot aan Jenneken Hamers gasthuis. Genoemde Arnoldus Mahie, die te Vught in het barrierhuis woonde, verkocht het 23 Februari 1765 aan; Godefridus van Osch, woonachtig te den Bosch (Reg. no. 579 f. 162 vso).
Thans bestaat dit huis uit vier huizen.
| 169 |