afb.
De sluis ligt in de Zuid-Willemsvaart en hij kruist het Hinthamereinde en de Hekellaan. Het object is kadastraal bekend als Gemeente 's-Hertogenbosch, sectie H nr. 6707 ged. Eigenaar/beheerder/onderhoudsplichtige is Rijkswaterstaat, Directie Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. Oorspronkelijke functieOm het inundatiewater ter plaatse van de stadswal te keren werden twee keersluizen op korte afstand van elkaar gebouwd. Tezamen konden deze functioneren als schutsluis, maar bleef ook de functie als keersluis bestaan.GeschiedenisBij de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1822-1826) werden de einden van het kanaal te Maastricht en te 's-Hertogenbosch voorzien van keersluizen. In 's-Hertogenbosch werd de keersluis gemaakt ter plaatse van de doorsnijding met de hoofdwal bij de Kleine Hekel. Het inlaten van water door deze hekel verviel daarmee. Eenzelfde keersluis werd in het Hinthamereinde gebouwd. In normale omstandigheden stonden de sluizen open, kwam het (inundatie)water hoger te staan dan het Diezepeil dan werden de sluizen gesloten. Zij vormden dan de sluishoofden van een sluis waarmee geschut kon worden. De schutkolk was door de situering van de beide sluishoofden aanzienlijk groter dan die van de normale kanaalsluizen. Na de afsluiting van de Dieze bij Crèvecoeur in 1859, waardoor het Diezepeil vrij constant bleef, moest voortaan met Sluis 0 worden geschut. | 70 |
Technische beschrijvingDe sluis is gebouwd volgens Rijkswaterstaatsbestek van 23 augustus 1825. De sluishoofden zijn gefundeerd op een houten paalfundering met slijkhouten, kloosterhouten, zwalpen en een dubbele houten vloer met daartussen metselwerk. Onder de vloer bevinden zich een drietal schermwanden van houten damwand. Het opgaande werk bestaat uit metselwerk van baksteen en hardsteenblokken. De beschikbare schutlengte is 124m en de totale schutbreedte is thans 26,40m (gemeten op Diezepeil). De doorvaartwijdte van de beide sluishoofden bedraagt 7,00m. In 1937 is de houten vloerconstructie tussen het opgaande werk van het benedenhoofd vervangen door gewapend beton. Ook het metselwerk is vanaf NAP + 3,00m door gewapend beton vervangen.Voorts zijn er in plaats van houten puntdeuren stalen deuren gekomen, waarbij de bewegingswerken zijn gemechaniseerd. In 1957-'58 is het metselwerk van het bovenhoofd vanaf NAP + 4,50m vervangen door gewapend beton. De kolk is in de loop der tijd ingrijpend veranderd, oorspronkelijk waren de bodem en taluds bekleed met rijbeslag en steenbestorting. Omstreeks 1850 zijn daar houten beschoeiingen voor in de plaats gekomen. In de periode 1932-'33 zijn deze beschoeiingen vervangen door een betonnen damwand met een betonnen ontlastvloer. De kolkbreedte is toen van 20m naar 27m gebracht. In 1993 zijn deze wanden gereviseerd. In 1944 was de oorlogsschade aan de sluis zelf relatief gering. De bruggen hebben meer te lijden gehad. Het herstel van de schade is in 1955 gelijk ter hand genomen met dat van de beide ophaalbruggen. De beschrijving van de ophaalbruggen over de sluishoofden is te vinden onder het hoofdstuk 'Bruggen'. In 1964 is een echolood geïnstalleerd, waarmee een overschrijding van de diepgang van de schepen kan worden vastgesteld. Huidige functieDe sluis is nog steeds als schutsluis in gebruik.MonumentwaardeDe sluis vormt een belangrijk element uit de periode van de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en is daarom van cultuurhistorisch belang. De bijzondere vorm van de schutkolk geeft het object een industrieelarcheologische betekenis. Het ensemble van sluis met bruggen vormt een markant element in het stadsbeeld en heeft cultuurhistorische waarde. | 71 |
Zonder deze sluis hadden de geallieerden in 1944 de stad niet kunnen bevrijden. Om de handel te stimuleren werd in het begin van de 19e eeuw het kanaal De Zuid-Willemsvaart gegraven. In 1822 werd de eerste spade in de grond gestoken. Politiek overleg vond er toen nog plaats over de juiste route. Oorspronkelijk zou het kanaal om de stad geleid worden, het stadsbestuur echter wilde dat de nieuwe waterweg door de stad gegraven zou worden. Pas in 1825 werd er beslist over het tracé binnen de stadsmuren. Een klein jaar later, op 24 augustus 1826, de verjaardag van koning Willem I, werd het naar hem genoemde kanaal plechtig geopend. Een groot feest was het niet in de stad: vele Bosschenaren, betrokken bij de overslag van goederen van schepen op karren in de Haven, raakten werkeloos. Bij het graven van het kanaal dwars door de stad, werden slechts een klein aantal huizen, bij het Hinthamereind gesloopt. Wel verdween de waterpoort bij Sluis 0: daar kwam voordien de rivier de Aa via de Kleine Hekel de stad binnen. Eveneens viel de oostelijke toren van de waterpoort bij de Haven onder de slopershamer. Bij een verbreding van het kanaal in 1880 verdween ook het vijfde bastion van de Citadel. Het bleek dat er een sluis nodig was, daar waar het kanaal de stad binnenkwam. Den Bosch was nog steeds vestingstad en door de aanleg van een sluis (i.p.v. de oude hekel) kon het inundatiewapen van Het Bossche Broek tegengehouden worden. Normaliter stonden de sluisdeuren dan ook gewoon open: een echte functie in het scheepvaartverkeer zou de sluis pas later krijgen. Dat is er ook de oorzaak van dat deze Bossche sluis niet thuishoort in de serie sluizen van de Zuid-Willemsvaart. Het lag vóór de eerste sluis en kreeg dus als naam: Sluis 0. In de negentiende en twintigste eeuw nam het scheepvaartverkeer toe. Zeilschepen (bij windstilte getrokken door menskracht) maakten plaats voor motorboten. Maar ook de stad groeide. Ten noorden van de binnenstad verrees de nieuwbouwwijk De Muntel. Plannen werden er in 1928 gemaakt om het kanaal ten noorden van deze nieuwe wijk om te leggen: langs de Willem van Nassaulaan, Geldersedam en De Bossche Pad, om vervolgens weer bij het oude tracé aan te sluiten. Aangezien de gemeente weigerde een bijdrage van vier ton beschikbaar te stellen, verdween het plan in de la. Toch moest er wel degelijk iets gebeuren om het groeiende scheepvaartverkeer tegemoet te komen. Daarom werd na het niet doorgaan van de omleidingsplannen het kanaal verbreed. Vooral was dit te zien bij Sluis 0: de taluds verdwenen en maakten plaats voor een steile kade. Sluis 0 speelde een belangrijke rol bij de bevrijding van de stad in oktober 1944. Alle bruggen over de Dieze en Zuid-Willemsvaart waren opgeblazen en de geallieerden konden slechts over de sluisdeuren zelf de andere zijde van het kanaal bereiken. Bij deze aanval, gesteund door vlammenwerpers, werd een deel van de bebouwing aan de zuidzijde van de sluis geheel verwoest. Na de oorlog kwam er weer eens een nieuwe brug over de sluis. En na de baileybrug en de basculebrug kent men er thans de derde brug sinds vijftig jaar. Vóór de aanleg van het kanaal werd er reeds gesproken over het om de stad heenleggen van het kanaal en honderd jaar later opnieuw. Beide malen zijn deze plannen niet gerealiseerd. Maar de laatste dertig jaar is de Zuid-Willemsvaart opnieuw sterk in discussie geraakt. Een verbreding binnen de stad en het verhogen van de bruggen tot zeven meter? Of toch liever een omleiding om de stad heen. Recentelijk werd de beslissing uit Den Haag meegedeeld: er wordt omgeleid. In het decennium van de 21e eeuw moeten deze plannen gerealiseerd zijn. Dan ligt de Zuid-Willemsvaart voortaan langs de A2, tussen Den Bosch en Rosmalen. En wat er dan gaat gebeuren met 'de kanaal' (zoals Bosschenaren het kanaal noemen)? Dan zal het stadsbeeld zeker opnieuw veranderen. |
Vierenveertig jaar geleden, in oktober 1944, was overal in Den Bosch de spanning voelbaar: de bevrijding stond eraan te komen. In september hadden we de luchtlandingen bij Arnhem gehad die een doorstoot mogelijk moesten maken. Deze was echter tot stilstand gekomen bij Nijmegen. Eindhoven, Veghel en Oss waren intussen bevrijd en de geallieerden wensten van hieruit een doorbraak in westelijke richting, zodat Antwerpen als nieuwe bevoorradingshaven in gebruik genomen zou kunnen worden genomen. Bosschenaren, die in de buurt van bruggen woonden, hadden de glazen ruiten uit de kozijnen gehaald; men herinnerde zich het springen van de bruggen in mei 1940 en wilde de ruiten nu sparen. Zondag 22 oktober begon de aanval van de 53e Welsh Division in de richting Nuland en Rosmalen. In de vroege ochtend van 24 oktober was men op de Vliert en de Muntel aangekomen. Dat was gebeurd via de spoorlijn vanuit Nijmegen. Omdat de grote brug over de Dieze, nog intact was, werd er direct een peleton soldaten overheen gestuurd. Deze vormden een bruggehoofd op het Brugplein. Het was immers van essentieel belang, dat de bruggen niet vernield zouden worden; dan konden de troepen snel het water passeren.
De Engelsen konden de springladingen, die onder de brug bevestigd waren, onschadelijk maken: de brug sprong niet. Maar de militairen op het bruggehoofd hadden het moeilijk, vooral ook omdat er Duitse tanks kwamen. Deze reden over de brug en verhinderden aan de noordzijde de aanvoer van zwaardere wapens en daardoor een verdere opmars. Dezelfde ochtend, omstreeks 11 uur, vloog de Diezebrug toch plotseling de lucht in. Het bruggehoofd was verloren; elders moest getracht worden de Aa, Zuid-Willemsvaart en Dommel te passeren.
De brug over de Aa bij het Hinthamereinde was intact. Maar toen men deze brug passeerde klonken er ontploffingen: de bruggen over de Zuid-Willemsvaart waren gesprongen. Nu zou het voor de 53e Welsh Division niet mogelijk zijn het kanaal te passeren zonder grote moeilijkheden. Maar, aangekomen bij de Van Paesschenstraat ontdekte men dat weliswaar de bruggen vernield waren, maar dat de sluisdeuren nog intact waren. Gesteund door tanks en de afschrikwekkende Crocodile-vlammenwerpers konden militairen via deze sluisdeuren de andere zijde van het kanaal bereiken. Het zo verkregen bruggehoofd kon behouden blijven, vooral door het ondersteunende granaatvuur. De gehele nacht werd er van geallieerde zijde geschoten. Dat diende om heimelijk een baileybrug aan te kunnen leggen.
Vanaf woensdag 25 oktober trokken de geallieerden enerzijds via de Hinthamerstraat, Markt en Hooge Steenweg in de richting van het Zand. Anderzijds ging men via de Hekellaan, Zuidwal, Parklaan naar het Wilhelminaplein om eveneens Het Zand te bereiken. De gevechten om deze wijk duurden lang en waren zwaar. OP 26 oktober was de stad ten oosten van de spoorweg bevrijd. Daags daarop zouden de Duitsers ook aan de andere zijde van het spoor zich moeten overgeven.
De Welsh Division verloor elf officieren en 134 manschappen bij de bevrijding van Den Bosch. Als de sluisdeuren niet onbeschadigd waren gebleven, had de bevrijding van Den Bosch ongetwijfeld langer op zich laten wachten, en nog meer mensenlevens geëist.
|
1932 |
In de loop der tijden is het scheepvaartverkeer drukker geworden. Een gevolg daarvan was o.a. dat er een bastion verdween bij de Citadel en dat ook Sluis 0 moest worden verbreed. Dat gebeurde in 1932.
![]() |
Kees Spierings, Wij waren nog stadje (1966) XXIX
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 161, 303