afb. Fotopersbureau Het Zuiden, april 1927
Zestig jaar geleden, op zondag 12 mei 1929, reed de laatste paardetram in 's-Hertogenbosch. Op 18 november 1881 reed de eerste tram in 's-Hertogenbosch. Tijdens de proefritten mochten de passagiers gratis mee. Geen wonder dat velen daar gebruik van maakten en de tram vormde het gesprek van de dag. Op donderdag 24 november werd de tram officieel in gebruik genomen. In de stad reed de paardetram, naar Vught reed een stoomlocomotief. De passagiers betaalden voortaan voor een ritje naar Vught 17½ cent in de eerste en 12½ cent in de tweede klasse. In 1895 werd de stoomtram naar Vught door paardentractie vervangen.
De remise van de paardentram bevond zich aan het Hinthamereinde. Vandaar leidde het spoor - dat in de straat was aangelegd - naar de Markt waar een splitsing was. Via de Hoge Steenweg werd het station bereikt, terwijl de andere rails naar de Vughterstraat liepen. Door de Pensmarkt was een verbindingsspoor aangelegd die in de vaste route was opgenomen.
Van verre hoorde men de tram al aankomen. De hoefslag van het paard, het piepen van de tramwagen en het regelmatig klinken van de bel zorgden daar wel voor. Aangezien op sommige punten de tram 72 keer per dag langskwam, werd er verordend dat er 's avonds niet meer gebeld werd. Toen ook besloot het Bossche stadsbestuur dat er dan 's avonds iemand met een brandende lantaarn vóór de tram moest lopen voor de veiligheid. Voor de Bossche jeugd was het een sport om aan de achterkant van de tramwagen, buiten het gezichtsbereik van de conducteur, gratis een ritje te maken.
In 1922 kreeg de paardetram concurrentie van een autobus, die eveneens tussen Den Bosch en Vught reed. Maar: het paard liep sneller dan de bus, tot grote tevredenheid van de passagiers van de tram die de bus hartelijk uitlachten. Dit tot ernenis van degenen die de bus als hét vervoermiddel van de nieuwe tijd hadden aangeprezen. Zowel de tram als de bus bleven naast elkaar bestaan. Tot de Vughterbrug werd vervangen. Had de tijdelijk aangelegde noodbrug nog wél rails, in de nieuwe Vughterbrug werden ze niet aangelegd. Op 12 mei 1929 was de laatste rit. Op die zondagavond verzamelden zich om kwart voor negen de passagiers voor deze 'doodenrit'. Begeleid door fietsen en auto's werd er voor de laatste maal naar Vught gereden. Er werd gezongen en muziek gemaakt. In Vught werden enige officiële toespraken gehouden en speelde de muziek „Wij moeten scheiden” en „Zo gaat alles naar de bliksem toe”. Dan volgde de terugreis naar 's-Hertogenbosch. Op de Markt was het eindpunt. Men stopte bij de Raadskelder, waar de waard Piet Hendrikx tracteerde op krentenmik en beschuit met muisjes. Hendrikx kocht ook de trambel die voortaan vijf minuten vóór sluitingstijd in de Raadskelder geluid werd.
Op 3 juni 1929 werd de nieuwe Vughterbrug geopend, maar de regelmatige hoefslag van de paardetram was er niet meer te horen.
|
Vanaf 1881 kende 's-Hertogenbosch een tram. Er was consessie verleend voor het realiseren van een stoomtram, maar aanvullend kreeg de particuliere ondernemer, J. van Hasselt, toestemming voor een paardetram in de stad zelf, omdat de stoomtrein in eerste instantie niet in de stad zelf werd toegelaten. Op de openingsdag 24 november kon iedereen gratis meerijden. Daarna was het tarief voor een ritje naar Vught 17½ cent in de eerste klasse en 12½ cent in de tweede klasse; een bedrag dat voor velen te hoog was. Zestien maal per dag kon men naar Vught of, de terugreis naar 's-Hertogenbosch reizen. Een van de conducteurs was Keukenbrink, een voormalige militair. ,Hij was een hoge piet, zijn borst getooid met de militaire Willemsorde waar ik met afschuw naar keek, want dan moet men verscheidene buine sloebers naar de andere wereld hebben geholpen.'
Toch waren er Bosschenaren die kennelijk niet zo op dit vervoersmiddel waren gesteld. Klachten kwamen er bij het stadsbestuur omdat er te veel met de kopren bel werd geluid. In 1884 besloot het stadsbestuur om 's avonds iemand met een lantaarn vóór de tram uit te laten lopen... In de open rijtuigen van de tram was het roken verboden, omdat er klachten kwamen dat de vonken van een pijp of sigaar op de kleren van voorbijgangers terechtkwamen en daar schade veroorzaakten. Anderen waren van mening dat de stoom en rook van de stoomtram schade zou toebrengen aan het te drogen wasgoed.
De prijs van een ritje was voor velen te duur. Er waren inwoners van Vught of Den Bosch die ná 24 november 1881 (de dag waarop men gratis mee mocht rijden) nooit meer gebruik van de tram hebben gemaakt. Verstekelingen waren er wel, in de vorm van de Bossche jeugd die, hangend aan de achterkant van de tram, gratis meereed.
Enige zelfwerkzaamheid van de passagiers was wel eens nodig. Het kon namelijk gebeuren dat bij het nemen van een wissel de tram uit de rails liep. De passagiers moesten dan allemaal naar het achterbalkon om gezamelijk te 'jutteren'. Als dit gelijktijdig gebeurde gingen de voorwielen van de tram iets omhoog en konden deze weer in het juiste spoor worden geduwd.
Eenmaal per jaar kwam de Amsterdammer Carré met zijn circus naar 's-Hertogenbosch. Hij kreeg dan een standplaats op de Markt. De trammaatschappij moest daar rekening mee houden. Immers de stoomtram maakte zo'n lawaai dat de leeuwen (die in kooien op de Markt stonden) er bang van werden en luidruchtig brulden. De paarden van de paardetram daarentegen roken de aanwezigheid van de leeuwen en sloegen op hol... Gedurende de tijd dat Carré op de Markt het Bossche publiek amuseerde, reden de trams een andere route.
In de jaren twintig liep het openbaar vervoer van passagiers door middel van de tram op een einde. De gemeenteraad had wel eens gesproken over 'electrische tractie' in plaats van aandrijving door een stoommachine of een paard, maar dit is niet gerealiseerd. In 1929 maakte de paardetram zijn laatste rit in 's-Hertogenbosch. De stoomtram bleef nog enige jaren actief: deze doofde definitief zijn machine in 1937.
|
Omstreeks 1880 leerden de Bosschenaren nieuwe vervoersmiddelen kennen. Op de eerste plaats was daar de fiets terwijl in 1881 de paardentram door de Bossche straten begon te rijden. Het overige verkeer - voetgangers en koetsiers van rijtuigen en karren - moest met de paardentram rekening houden. De tram had op de kruisingen voorrang: alles moest stoppen. Eigenlijk was het niet nodig om de aankomst van de tram kenbaar te maken - de wielen piepten en knarsten van jewelste - maar toch moest de koetsier bij iedere hoek hard de koperen bel laten klinken om zijn komst kenbaar te maken.
In de avonduren werd dat verboden, dan zou immers de rust verstoord worden. Dan moest er voor de tram iemand met een brandende lantaarn lopen om de komst van het snelheidsmonster aan te kondigen. Grotere ongelukken zijn er niet met de paardentram gebeurd. Een enkele keer liep het gevaarte wel eens uit de rails maar met een gezamenlijk jutteren werd dat verholpen.
Er veranderde wel iets tijdens de kermisdagen. Dan stond het Circus Carré op de Bossche Markt. Men was bevreesd dat de paarden de reuk van de leeuwen zouden ruiken en dan op hol zouden slaan: tijdens die week kwam de paardentram niet langs de Markt. De paardentram verdween en werd vervangen door de stuurtram. Maar ook deze meed tijdens de kermis de Markt: nu zouden de dieren in het circus kunnen schrikken van de stoomtram, met alle gevolgen van dien!
Al eerder had 's-Hertogenbosch kennis gemaakt met de stoomtram. Deze 'Dungense tram' reed vanaf 1899 langs de Zuid Willemsvaart en had - voorlopig - de Jan Heinsstraat als eindpunt. Op marktdagen mocht deze tram niet rijden: dan was het te druk in de nabijheid van het huidige Kardinaal van Rossumplein waar tot 1931 deze veemarkt plaats vond. In 1902 kon deze Dungense tram doorrijden tot het Emmaplein waar het eindpunt was. Daartoe moest de tramwegmaatschappij uit eigen beurs twee bruggen bouwen. De brug over de Dommel kennen we allemaal nog als 'de draaibrug' terwijl er naast de boombrug over de haven een aparte trambrug werd aangelegd.
Deze smalle brug kende aan beide zijden een dubbel hek. De tramconducteur opende eerste het ene hek en de tram reed vervolgens de brug op. Het hek werd gesloten en daarna ging het andere hek open en kon de tram verder rijden. Deze procedure vond onder doodse stilte van de reizigers plaats. Want aan weerzijde van de tram bevond zich in de diepte het water en er was geen leuning of andere bescherming langs het bruggetje!
Was deze hindernis genomen dan stoomde de tram verder naar Het Zand. Eigenlijk was de tram daar niet welkom. Pastoor Van de Kant van de Sint-Leonardusparochie had bij het stadsbestuur geklaagd over de komst van de stoomtram, met 'haar vuilen kolendamp'. Ook andere bewoners hadden tegen de komst van de 'leelijke smerige vuile stoomtram' geprotesteerd. Tevergeefs. Tot 1937 zou de stoomtram onderdeel uitmaken van het Bossche straatbeeld.
|
1989 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : De paardetramBrabants Dagblad donderdag 18 mei 1989 (foto) |
|
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : De tramBrabants Dagblad donderdag 2 juli 1992 (foto) |
|
1993 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : 'Leelijke tram'Brabants Dagblad donderdag 7 januari 1993 (foto) |
|
2011 |
Marjan VonkDat gaat naar Den Bosch toe, met de tram (6 en slot)KringNieuws 1 (2011) 16-17 |
|
2016 |
Domien van der MeijdenLaatste filmpje Bossche tram.Brabants Dagblad dinsdag 16 februari 2016 | 5 |