afb. Hendrik de Laat
In de Vierschaar, een afgeschermde ruimte in de hal van het stadhuis, spraken de Bossche schepenen tot 1811 recht. Als rechter konden zij inwoners en vreemdelingen veroordelen, zelfs tot de doodstraf. Vele malen hebben zij dat gedaan. Zo ook in 1710. In 1710 wordt Hans van Kummenich, een gedeserteerde Pruisische soldaat, in Oirschot gevangen genomen en naar Den Bosch gebracht. Hij wordt door het Bossche stadsbestuur ter dood veroordeeld als 'straetscheynder, geltaffnemer en brander'. Enkele dagen later bungelt hij aan de galg, voor dergelijke gelegenheden opgesteld op de Markt. Ongetwijfeld wordt deze executie gadegeslagen door vele Bosschenaren. Zoals gebruikelijk wordt daarna het lijk van de galg gehaald en buiten de bebouwde kom - op de Vughterhei - opnieuw opgehangen als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen.
Dezelfde avond komt boer Van Houthem met zijn knecht, gezeten op een kar en op weg naar huis, langs het galgenveld. Ineens zien zij dat de gehangene tekens van leven geeft. Snel snijden ze hem los en brengen hem op de kar naar Cromvoirt. In de boerderij van Van Houthem wordt hij opgekalefaterd. Dan gaat iedereen slapen. Afgesproken is dat Van Kummenich de volgende morgen al vroeg weg zal gaan, met een flink stuk brood voor onderweg. Maar Van Kummenich heeft andere plannen: hij heeft een paar mooie laarzen zien hangen en bovendien vindt hij dat hij per paard beter kan reizen dan lopend. Heimelijk staat hij die nacht op, trekt de laarzen aan en gaat naar de stal. Echter, daarbij valt hij over een geiten van het gestommel wordt iedereen wakker. Van Houthem en zijn knecht raken in de stal in gevecht waarbij de dief een forse klap oploopt. Die slag is zo hevig, dat hij ter plekke dood blijft. Dan ontdekken de boer en zijn knecht wie zij gedood hebben. Wat moeten zij doen met het lijk?
Nog dezelfde nacht rijdt de Cromvoirtse boer met zijn kar nogmaals naar het galgenveld. De dode wordt opnieuw opgehangen. Niemand heeft gemerkt dat Hans van Kummenich nog één dag extra geleefd heeft. Al verwondert men er zich wel over, dat de gehangene een flinke hoofdwond heeft en een paar nieuwe laarzen draagt!
Of het verhaal wáár is? In de rechtelijke archieven van 's-Hertogenbosch is niets over het proces tegen ene Hans van Kummenich in 1710 teruggevonden...
|
Normaal werd er altijd in het stadhuis, in de Vierschaar, recht gesproken. Wegens de grote belangstelling voor de processen in 1477 werd de vierschaar op de Markt gespannen. Half maart 1477 bereikte het nieuws van de dood van hertog Karel de Stoute 's-Hertogenbosch. Op dat ogenblik was het stadsbestuur aan het vergaderen over een bede, die door de hertog was gevraagd. De dekenen van de ambachtsgilden woonden deze vergadering eveneens bij. Op het bericht van de dood van de hertog brak er oproer uit. Want Karel de Stoute had nogal wat extra belastingen laten invoeren, onder andere op levensmiddelen. Dat had kwaad bloed bij het volk gezet. En de Bosschenaren kwamen in opstand: een menigte drong het stadhuis binnen en nam 43 leden van het stadsbestuur gevangen. Het stadsbestuur bestond in die tijd uit zeven schepenen die voor één jaar benoemd werden, zeven gezworenen (= de schepenen van het afgelopen jaar) en de raadslieden (oud-schepenen). De dekenen van de 17 ambachtslieden schaarden zich bij de opstandelingen en werden niet gevangen genomen. De gevangenen werden in de boeien geslagen en in de Gevangenenpoort in de Hinthamerstraat opgesloten.
De Hoogschout ridder Pieter de Vertaing, werd gedwongen recht te spreken op de vierschaar. Voor deze gelegenheid was deze op de Markt voor het stadhuis gespannen. De hoogschout kon moeilijk weigeren, want de gewapende ambachtsgilden stonden rond de vierschaar opgesteld.
Jan van Arkel, de laagschout, is de eerste die geoordeeld wordt. Hij werd ervan beschuldigd foute optellingen inzijn rekeningen gemaakt te hebben (hij had meer ontvangen dan hij gerekend had). Op Palmzondag, 31 maart, moest hij voor de tweede maal voor het gerecht verschijnen. Na het verhoor van de getuigen valt hij op zijn knieën en vraagt zeer nederig om vergiffenis, wijzende op het lijden van de Heer, dat men op het punt staat te gedenken.
Ook andere beklaagden zouden zeer emotioneel hun verhaal doen. De omstanders waren dikwijls tot tranen toe geroerd. Dergelijke uitbarstingen zijn in de middeleeuwen gewoon. Er volgde overleg. Toen Jan van Arkel op 3 april 1477 in linnen gewaad, blootshoofds en barrevoets voor het gerecht verschijnt om het vonnis te horen, werd hij veroordeeld tot een boete van 700 rijnsgulden en werden andere zware straffen hem kwijtgescholden.
Op 12 april begint het proces tegen Jan van Erpe Aertszoon. Hij was de plaatsvervanger geweest van de vorige laagschout Willem Hinckaert. Hij werd als dé boosdoener beschouwd. Hij stemde steeds in met de door hertog Karel de Soute geheven beden en belastingen op de levensmiddelen.
Tot mei volgden er nog verschillende processen. De ambachtsgilden gingen echter inzien dat zij zwaar in overtreding geweest zijn. Maar de positie van hertoging Maria was nog zo zwak, dat zij 's-Hertogenbosch - na een smeekschrift - haar wandaden vergaf en geen financiële boete oplegde.
|
1988 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : Van Kummenich tweemaal dood
Brabants Dagblad donderdag 30 juni 1988
|
|
1991 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : In opstand
Brabants Dagblad, donderdag 21 maart 1991
|
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 11, 14, 16, 25, 27, 28, 195, 199, 229, 240, 257
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 313