afb. Onbekend, ca 1925
Op 16 oktober 1574 vond men op de toren van het stadhuis het lijk van de nachtwaker. Hij was gestorven aan de pest. Die heerste er toen in de stad. Het Bossche stadsbestuur was doodsbenauwd, dat het transport van de overledene door het stadhuis misschien besmetting zou overbrengen. Daarom werd het lijk van de nachtwaker vanuit de toren over de daken naar buiten gebracht... Dat gebeurde door de stadhuisbode Lucas Scrobber en Peter Vader (de knecht van het pesthuis). Zij kregen daarvoor samen drie gulden en vier stuivers. Lucas moest daarna nog de hele toren extra goed schoonmaken. De 'nachtpels' van de overledene was evenals zijn matras zo verrot, dat deze door de bode begraven werden op de stadswal. De taak van de nachtwachter was dat hij in de nachtelijke uren vanaf deze toren de stad in de gaten moesten houden. In oorlogstijd moest hij letten op een mogelijke vijand die de stad zou naderen, maar in vredestijd zou hij ook moeten speuren naar een begin van een brand. Dan moest de nachtwaker op zijn trompet blazen om zo alarm te slaan. De per stadswijk georganiseerde brandwachten liepen dan om het hardst naar het brandspuithuisje en daarna naar de brand. De eerstaankomenden kregen een beloning. In 1892 werden de 16 nog bestaande nachtwakers (één op de toren, terwijl de anderen in de straten patrouilleerden) ontslagen en werd hun taak overgenomen door de politie. Toen kwam er ook een einde aan een ander gebruik. Ieder oudjaar 's nachts om 12 uur was de Markt vol volk. Precies om middernacht gaf de nachtwaker op zijn trompet vanaf de stadhuistoren de komst van het nieuwe jaar aan. Enkele leden van het koor Cecilia zongen daarna koraalmuziek vanaf de toren.
Niet alleen de nachtwaker kwam in de stadhuistoren, ook de beiaardier was er regelmatig in te vinden. De basis van het carillon zijn 15 klokken uit 1649 van de bekende klokkengieter Hemony. Later zijn er jongere klokken aan toegevoegd. De klokken spelen door middel van een oudhollandse draadverbinding. Onder de slogan 'n Ton voor het carillon' werd in 1975 op initiatief van het gemeenteraadslid Wim Kruse actie gevoerd om de restauratie van de beiaard te bekostigen. Op het eind van dat Monumentenjaar bleek de actie geslaagd. Stadsbeiaardier Sjef van Balkom kon op koninginnedag 1976 de klokken van het carillon hun muziek weer over de Bossche huizen laten horen.
De oudste klok van Bossche stadhuis heeft, zoals gebruikelijk een naam. Zij dateert uit 1372 en is dus al meer dan zeshonderd jaar oud. Op de klok staat de volgende tekst: 'Ic heit Maria d'oercloc. Die lude staen na mi op. Ic werd gheslaghen van dezen werc. Daerom ben ic groet ende serc.'
|
1963 |
J.P.W.A. SmitHet drakenhoofd op de Bossche stadhuistoren
De Brabantse Leeuw 12 (1963) 177-179
|
|
1988 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : De stadhuistoren
Brabants Dagblad, donderdag 10 november 1988
|
|
2001 |
Jo Hendriks, Rob HoogeboomStadhuistoren van 's-Hertogenbosch
KringNieuws 2 (2001) 13-15
|
|
2001 |
Johan VerharenStadhuistoren van 's-Hertogenbosch, een reactie
KringNieuws 3 (2001) 24
|
1574 |
Kapittel 24• De Torenwachter in den Stadhuistoren aan de pest overleden, wordt zijn lijk van den toren door het dakvenster over het dak van het Stadhuis naar beneden gelaten en zoo door het huis de Lelie weggedragen en begraven.• De Torenwachter sterft in den toren aan de pest. Zijn nachtpels verrot zijnde, wordt op Stads-wal begraven. • Den nieuwen Torenwachter ontvangt van de Stad een nieuwen pels. • Een nieuwe trompet voor den Torenwachter voof f 15.- te Antwerpen gekocht.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 903
|
|
1606 |
Kapittel 8De voorgevel van het Stadhuis benevens den toren hersteld.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 1171
|
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 310, 312