afb. G.J. Bos, 1860
Ooit was het een aanzienlijk godshuis, officieel Sint-Josephkerk geheten, in de volksmond 'de Redemptoristenkerk', volgens deskundigen 'de mooiste neogotische kerk van Brabant'. Tegenwoordig een feestpaleis, luisterend naar de naam 'Orangerie'. Een metamorfose, die niet iedere Bosschenaar de initiatiefnemers in dank heeft afgenomen. Maar wel een gedaantewisseling die blijkt te hebben gewerkt. De kerk van de paters Redemptoristen, die zich per 1 januari 1854 in 's-Hertogenbosch vestigden, werd gebouwd in de jaren 1857-'59, naar ontwerp van architect A. van Veggel. De Sint Josephstraat heette toen nog Tweede Nieuwstraat. Het godshuis is door kenners omschreven als een neogotische kruisbasiliek met gestucadoorde houten kruis-, rib- en stergewelven, ooit samengevat als 'prachtige stucadoors-gothiek. Boven de kooromgang bevindt zich eenzelfde omgang, die werd ingericht als kapel, ook met gestucadoorde stergewelven. De kerk kreeg een monumentale bakstenen voorgevel, met veelhoekige, torenachtige steunberen, hoog-gotische venster-traceringen en steile topgevels - voor ingewijden wimbergen -, alsook een vieringstorentje. Het interieur mocht zich beroemen op fraaie gewelfschilderingen van C. Frensen, fresco's van J.P. Peeters en polychroomwerk van F. van der Vlist. Van het kerkmeubilair verdienen de communiebank van Hendrik van der Geld en de preekstoel van L.G. Hezenmans, twee gerenommeerde | 101 |
Bossche kunstenaars, nog altijd met ere te worden vermeld.BloembinderijOp 22 augustus 1971 werd de kerk gesloten en aangekocht door de gemeente, overigens zonder een bepaalde bestemming voor ogen te hebben. Een lange rij mogelijkheden kwam voorbij: gebedsruimte voor andere religies, (gemeente)museum, congresfunctie, jongerencentrum, speelkerk, sportzaal, alsook rouwcentrum met mortuarium en columbarium (urnengalerij).In de praktijk werd de ruimte jarenlang gebruikt als opslagplaats van de S.O.S.-rommelmarkt. Tot in 1990 het kerkgebouw werd aangekocht door Jan Karel Konings, die met zijn exploitatiemaatschappij 'Rijksmonument Sint Josephkerk' ruimte zag voor kantoren en winkeltjes, waaronder de bloembinderij 'Oranjerie'. Daarmee was tegelijk de nieuwe naam voor de Redemptoristenkerk geboren. Hoewel in de loop der jaren zo vervallen, dat het er lange tijd naar heeft uitgezien dat het op sloop zou uitdraaien, kon een fatale afloop als eerder met de Sint-Pieter en de Leonarduskerk, op het nippertje worden voorkomen. Al hadden ze het bij het bisdom Den Bosch liever anders gezien. Want daar heeft men het niet zo op al dat profane gebruik van oude kerken, die aan de eredienst zijn onttrokken. In het bisschoppelijk paleis op de Parade spreekt men over de Orangerie dan ook denigrerend van 'een pretcentrum, waar men zich afficheert met dansen op het altaar'. De Orangerie zelf spreekt daarentegen van 'nieuwe belevingen in een magistrale ambiance'. En men moet het de Orangerie nageven, dat de kerkzaal met haar lichtbogen van elektrische kaarsen een sfeervolle aanblik biedt, of dat nu tijdens een receptie of diner, een vergadering, bruiloft of een ander groot feest is. Het kan allemaal in deze 'magistrale ambiance', met een totaalcapaciteit van zo'n 850 bezoekers. Winkeltjes zijn er niet meer, al zijn de biechtstoelen omgebouwd tot vitrines (en één als bar). Kantoren vindt men alleen nog op het koor, maar dan uitsluitend voor eigen gebruik. Voordien in verschillende particuliere handen, is de kerk sinds 1 december 2005 eigendom van de vastgoedmaatschappij 'Elzent' (Eindhoven), maar wordt ze geëxploiteerd door 'Hutten Catering' (Veghel). VoorbijVoor Ferry Boerboom, de locatiemanager van de Orangerie, is 'na veertien jaar horeca-activiteiten, de discussie over het profane gebruik van de kerk helemaal voorbij'. Veel alternatieven zijn er in zijn ogen niet. 'Het is een keuze tussen platgooien en vervangende woningbouw of iets dergelijks, of een expositieruimte, waar wellicht veel gemeenschapsgeld bij moet, of een horeca-functie. Dat laatste mag dan niet iedereen even gelukkig vinden, maar je bereikt er in ieder geval mee dat het gebouw voor de gemeenschap behouden blijft.'Van heiligschennis kan naar het oordeel van Boerboom in geen enkel opzicht sprake zijn. 'Je vindt geen enkel beeld meer in de kerk en ook zaken als orgel, doopvont, communiebank, enz. zijn verwijderd.' Het hoogaltaar en de twee zij-altaren, plus een aantal beelden, gingen naar de H. Hartkerk in Oss. De fraaie kruisweg, ontworpen door de bekende Bossche kunstenaar Hendrik van der Geld, verhuisde, met nog een paar andere beelden, eveneens naar Oss, nu echter naar de parochiekerk van de H. Gerardus Majella. Zelfs de vloer heeft de metamorfose niet overleefd. Na het aanbrengen van 8 km. (!) vloerverwarming werden nieuwe tegels gelegd; zwart als ze zijn passen ze mooi in de kerkambiance, die de Orangerie nog altijd uitstraalt. En wil uitstralen. | 102 |
AfstandelijkDe preekstoel bleef, terwijl ook de marmeren verhogingen van zowel het hoogaltaar als het altaar van de Mariakapel waarschijnlijk te bezwaarlijk waren om te verplaatsen. 'De kansel wordt nog wel gebruikt als spreekgestoelte, maar in meer dan de helft van alle gevallen geven sprekers er de voorkeur aan de zaal vanaf het podium toe te spreken. De hoge preekstoel wordt veelal te afstandelijk bevonden.'De kooromgang achter het hoogaltaar deed vroeger dienst als sacristie. Nu zijn daar de toiletten en een grote keuken. Boven de kooromgang bevindt zich - via een krakend-oude eikenhouten trap te bereiken - eenzelfde halfronde ruimte. Vanuit deze zogeheten 'Jeroen Boschzaal' heeft men uitzicht op het middenschip van de kerk. Moderne kunst siert het oude metselwerk. Onder de kerk, en eveneens aan de achterzijde, is ook zo'n halfronde ruimte, die met al even oud metselwerk oogt als een crypte, maar in de praktijk niet meer dan een stookkelder was. Een gemetselde trap voert daarheen. Hier en daar herinnert een enkele opening aan de rookkanalen van weleer. 'Tuin der lusten' heet deze ruimte nu, intussen uitgebreid met een serre, die het zicht op de 'Jeroen Boschtuin' aanzienlijk heeft verbreed. Deze tuin, die ook bereikbaar is via Louwschepoort en In den Boerenmouw - beide intieme hofjes - is tevens stadspark en een oase van rust. Ook officieel luidt de naam Jeroen Boschtuin, getuige de straatnaambordjes van de gemeente. KarakterOndanks alle aanpassingen houdt Ferry Boerboom staande dat het karakter van de kerk onveranderd is. Het zijn nog altijd grote gotische glas-in-loodramen, die met hun specifieke lichtinval de welhaast gewijde sfeer in de Orangerie bepalen. Eikenhouten deuren met monumentale afmetingen dragen daartoe bij. Ook de buitendeuren zijn nog origineel. In het kerkportaal blijft een groot rooster een herkenbare factor.Op de pilaren in de kerk, die de bogen naar de zijbeuken accentueren, zijn vaag sporen te zien van de kleurschilderingen, die de kerk ooit nog meer glans gaven. 'De pilaren moeten fantastische kleuren hebben gehad', raadt Ferry Boerboom. Van de vroegere plafondschilderingen is hier en daar ook nog iets te bespeuren. Van de muurschilderingen zijn in de zijkapel nog enige resten te zien. De Orangerie moet het wat dit betreft tegenwoordig hebben van de permanente, maar regelmatig wisselende tentoonstelling van Barry Martens. En eens per jaar exposeert 'Het Bossche Palet', vereniging van amateurschilders, in de kerkzaal, een van de gemiddeld 175 activiteiten, die jaarlijks in de Orangerie plaatsvinden. | 103 |
Het voormalige klooster en de kloosterkerk van de paters redemptoristen aan de Sint-Josephstraat zijn sinds februari 1984 een rijksmonument. Dit mannenconvent werd in 1854-1855 gebouwd naar een ontwerp van de architect A. van Veggel, aan de toen nog Tweede Nieuwstraat. Hun kloosterkerk, de Sint-Jozef kerk, werd tussen 1857 en 1859 naast het klooster gebouwd. De communiteit is in 1971 opgeheven. Het kloosterpand werd tijdelijk gebruikt voor huisvesting van urgente woningzoekenden. In 1980 bestemde het gemeentebestuur het kloostercomplex tot huisvesting van het Stadsarchief. Het zou het Burgemeester Van de Venhuis gaan heten. Krakers bezetten echter een deel van het gebouw. Pas nadat het door een brand was getroffen, kreeg de gemeente de restanten van het pand weer in handen. Het Stadsarchief vond elders een meer geschikte ruimte. Na de grote brand werd het restant dichtgemetseld. De buitenmuren met gietijzeren ramen zijn bewaard gebleven. Het kloostergebouw werd in 1989 omgebouwd tot appartementencomplex. De dakruiter is na de brand niet meer herbouwd. Het neoclassicistische kloosterpand bestaat uit drie vleugels, onder Hollandse pannen gedekte zadeldaken met schilden. Samen met de zuidgevel van de kerk omsluiten die een grote kloosterhof, de thans voor iedereen toegankelijke Jeroen Boschtuin. De in schoon metselwerk opgetrokken gevels met hoekrisalieten van het kloosterpand zijn voorzien van kordonlijsten. Ze worden afgesloten met een geprofileerde kroonlijst met ten dele 4-ruits zolderramen in het fries. Op de begane grond en de verdieping zijn getoogde vensters met 4- en 6-raams kruiskozijnen met geometrische roedenverdeling en geprofileerde stucwerkomlijsting (wenkbrauwen), uitlopend in kleine consoles rond de bovenzijde. De paneeldeur is van hout en heeft driepassen. Rechtsachter is een langgerekte, tweelaagse aanbouw met plat dak en een noviciaatkapel onder schilddak. De kloosterkerk is een driebeukige kruiskerk met een veelhoekig gesloten koor met omgang. De vijfdelige bakstenen gevel met zandstenen portaal en Sint-Jozefbeeld is na WO II vereenvoudigd. De kerkruimte heeft stucgewelven en door brand aangetaste restanten van een neogotische polychromie. De vormentaal is afgeleid van de late gotiek van de Sint-Jan. De glas-in-loodramen van L.C. Hezenmans zijn bewaard gebleven. De kerk is nu in gebruik als congres- en partycentrum De Orangerie. | 5 |
In 1859 gereedgekomen, naar ontwerp van A.van Veggel gebouwde St.Josephkerk, behorende tot het voormalige klooster der Paters Redemptoristen. In schoon metselwerk met hardstenen plint opgetrokken pseudokruisbasiliek met driezijdig gesloten koor; schip en transept onder met pannen gedekte zadeldaken; koor en absis onder met leien gedekt zadeldak met schilden. Aan de zuidzijde van het koor de sacristie met daarboven een driezijdig gesloten kapel onder met leien gedekt zadeldak met schilden. Rond de rest van het koor een kooromgang onder met leien gedekt omlopend zadeldak. In de hoek tussen de sacristie en de kooromgang een polygonaal traptorentje onder met leien gedekt tentdak; op de kruising een in 1960 door arch.H.v.d. Vrede vernieuwd vieringstorentje. Gevels geleed door contreforten en afgesloten met keperboogfries, opklimmend bij de eindgevels van het transept. Per gevelvlak een spitsboogvenster met natuurstenen tracering; lancetten met toot in traptorentje; doubletten met toten en daarboven een omschreven driepas in koor(ronding) en boven de zij-ingangen in de voorgevel; twee doubletten met toten en omschreven driepas, en daarboven omschreven vierpas in kooromgang,zijbeuken en aan weerszijden van de hoofdingang in de voorgevel; tripletten met toten en omschreven driepas met toten, en daarboven omschreven vierpas met toten in eindgevels van transept en boven hoofdingang in voorgevel; omschreven vierpassen met toten in geveltoppen van transept. glas-in-lood ramen in koor, zijbeuken en transept; fijnmazige ruittracering in voorgevel, traptorentje en kooromgang. Voorgevel door polygonale (midden) en overhoekse (zijden) torenachtige steunberen in vijven gedeeld; gevelafsluiting in 1949-1950 door arch.A.Rats gewijzigd; boven de vensters wimbergen (met vierpas boven middelste); hoofdingang omsloten door ezelsrugboog met spitsboogtracering in de zwikken en door trapsgewijs inspringende spitsbogen; twee stel rechtgesloten neo-gotische paneeldeuren met St.Josephbeeld op middenpenant en erboven spitsbogen met twee toten, waarboven een vierpas. Zij-ingangen met twee toten en daarboven een driepas in het spitsboogvormig boogveld boven de deur. Het interieur met bundelpijlers, bladkapitelen, gestucadoorde houten kruisrib- en stergewelven en met spitsboogtraceringen in de boogzwikken en blinde gevelvlakken is sterk geinspireerd op de vormgeving van de St.Jan te Den Bosch. Gewelfschilderingen naar ontwerp van L.C.Hezemans in 1866-1867 vervaardigd door C.Vrensen en in 1905 gerestaureerd door Th.Hermsen; fresco's van J.P.Peeters; polychroomwerk van F.van der Vlist (1885-1886 en 1890); Mariakoor beschilderd door Th.Hermsen naar ontwerp van Fr.Kuypers; overige schilderingen vervaardigd door A.van Bokhoven in 1906 en 1909. Glasramen van atelier Nicolas (1903, 1906-1907 en 1909 naar ontwerp van S.van Bokhoven), van J.B.Capronnier (1891 naar ontwerp van L.C.Hezemans) en L.van den Essen (1950, 1951 en 1956 naar eigen ontwerp en dat van A.van Bokhoven en L.van Hoek). Van de inventaris zijn thans nog aanwezig: de uit 1871 daterende preekstoel vervaardigd door H.Goossens naar ontwerp van L.C.Hezemans, met beelden van Fr.Kuypers en schilderingen van A.Brouwers; de biechtstoelen vervaardigd door H.Goossens naar ontwerp van J.Geraedts; het triomfkruis (1901) vervaardigd door Fr.Kuypers. |
2016 |
OrangerieVoormalige Sint-JosephkerkDeze voormalige kerk werd in 1857-59 gebouwd bij het klooster van de paters redemptoristen, die zich hier sinds 1854 hadden gevestigd. Het ontwerp van dit fraaie neogotische kerkgebouw lag in handen van A. van Veggel. Achter de bakstenen voorgevel bevindt zich een rijke driebeukige kerkruimte met bundelpijlers, beschilderde en gestukadoorde kruis-, rib- en stergewelven. De preekstoel en een aantal gebrandschilderde ramen zijn ontworpen door L. Hezenmans, restauratiearchitect van de Sint-Jan. De Sint-Josephkerk verloor zijn functie in 1971 en werd door de gemeente aangekocht en gebruikt voor diverse doeleinden, waaronder SOS rommelmarkt. Na een brand in de jaren 80 werd het zwartgeblakerde interieur voor een deel gereinigd in afwachting van een nieuwe functie. Enkele jaren geleden heeft het gebouw een sobere onderhoudsbeurt ondergaan. Vanaf 1990 vestigde zich bloembinderij, later partycentrum ‘Orangerie’ zich in de kerk.
Magazine Open Monumentendag (2016) 35
|
F.G.G. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot 1737-1901 XXV (1989) 224
F.P.M. Jespers, "Het loflyk werk der Engelen" LXXVIII (1988) 304, 313, 322
Jan Kalf, De Katholieke kerken in Nederland (1906) 375
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 170, 246, 249, 289, 386