afb.
Willem, de zoon van Jan en Liesbet Feyte uit Nederhemert, kwam op 8 juni 1383 naar Den Bosch om in de Sint-Jan Maria te bedanken voor zijn wonderbaarlijke redding. Een tijdje terug was hij met paard en kar op weg gegaan om turf te halen voor de Vrouwe van Hemert. Bij Doeveren sloegen de paarden op hol. Willem viel van de kar, maar bleef in de touwen hangen. Een halve mijl werd hij meegesleurd, toen braken de touwen. Men vond hem en bracht hem naar de kapel van Heusden. Daar bleef hij drie dagen en nachten dood liggen. De buren van Willem beloofden een bedevaart naar Maria van Den Bosch, als hij beter werd. Willem kwam weer tot leven, maar ging als een razende te keer. Daarop bad zijn moeder tot Maria en opnieuw genas Willem.
Nu, op 8 juni 1383, kwam Willem met zijn moeder, zijn broer Godschalk en vijftien buren ter bedevaart naar de Bossche Sint-Jan. Dat hadden ze immers beloofd. Daar werd Willem gewogen en zijn gewicht werd door zijn moeder in wijn, weit, goud en zilver geofferd. Tevens werd er een wassen mannenfiguur van drie pond was (een kaars) geschonken.
Die dag ook liet men dit mirakel opschrijven in het grote boek, waarbij de schrijver noteerde: „Ende heeft Gode ghedanct ende sijnre liever Moeder vander gracien ende ghenaden, die hem gesciet is.” Het is een van de honderden mirakelen die in het Mirakelboek geschreven staan en waarvan een 20e-eeuwse arts waarschijnlijk als ziektebeeld zou opgeven: 'hersenletsel met koortsdelirium'.
Op die 8e juni werden meer wonderen in het Mirakelboek opgeschreven. Jan de zoon van Everaard Petersz Everaads, wonende in Zeeuws-Vlaanderen, had hevige pijn aan zijn rechterbeen. Hij had zeven heelmeesters geraadpleegd, maar die konden hem niet helpen. Daarna beloofde hij een bedevaart naar Den Bosch. Vervolgens genas hij.
Aleid, de vrouw van Arnt Jansz Noude, wonende bij Vianen, leed aan hevige pijn aan een gezwollen linkerbeen. Zij moest in bed blijven, maar genas, nadat zij een bedevaart naar Maria had beloofd.
Frederik die Wanmaker uit Utrecht, maakte een bedevaart naar Aken, toen zijn been ernstig begon op te zetten en pijnlijk werd. Na enige tijd beloofde hij een bedevaart naar het Bossche mirakelbeeld, waarop zijn been genas.
Deze vier mirakelen zijn beschreven op één dag in het Mirakelboek in de Bossche Sint-Jan. Ongetwijfeld zullen deze bedevaarten zijn gegaan naar de romaanse kerk. Weliswaar was men kort tevoren aan de gotische kerk begonnen (bij het huidige priesterkoor), maar de bouwactiviteiten zullen toen nog niet zo ver zijn gevorderd.
Al zorgden de vele pelgrims uit de gehele Nederlanden er wel voor dat er flink werd geofferd. Het eerste wonder in het Mirakelboek staat beschreven op 5 november 1382. Een jaar later staan er reeds 288 genoteerd: bijna een per dag! De inkomsten van de pelgrims zorgden ervoor dat de bouw van de gotische kerk snel vorderde. Dat is een wonder op zich. |
Jan Scinnart voer op woensdag 25 maart 1383 van Sluis in Zeeuws-Vlaanderen naar zijn woonplaats Dordrecht. Aan boord waren naast de schippersknecht een aantal kooplieden met hun handelswaar. Aangekomen bij de Grevelingen begon het zó hard te stormen dat Scinnart twee ankers uitwierp. Toen de wind weer wat ging liggen, gingen de schippersknecht en Jan junior met een sloep naar de ankers om deze op te halen. Hierbij vielen ze echter in het water.
Zoon Jan riep uit: „Moeder Gods van 's-Hertogenbossche, helpt mi ende staet mi bi; ende helpt ghi mi niet, ic ben verloren!" De knecht verdronk; terwijl de schipper poogde zijn zoon - die inmiddels drie pijlschoten ver was weggedreven - uit het water te halen. Dit gebeurde na enige tijd, maar de jongen was al 'verstorven ende stijf als een hout ende caut als een steen'. Ook de vader riep toen Maria aan en beloofde dat hij geen vlees zou eten en de kost niet meer zou verdienen alvorens hij een bedevaart naar Den Bosch zou hebben gemaakt. Het kind had de tanden stijf op elkaar geklemd en toen de schipper zijn zoon onderstboven hield, kwam er geen water uit zijn mond. Geen wonder dat vanaf een andere boot hem toegeroepen werd: „Selghe lude, breect dien kijnde die tande op, so mach hem dat water uytlopen." De vader kreeg de mond open en er kwam een grote hoeveelheid water naar buiten. Tegelijk echter beet Jan jr. een kootje van de vinger van zijn vader af. De drenkeling bleef echter dood. Alle aanwezigen op de boot beloofden toen een bedevaart naar Den Bosch te zullen maken als de jongen weer opknapte. Na drie uur begon de kleine Jan bij te komen en iedereen was daar zeer verheugd over. Jan zei dat hij gered was door 'Ons Soeten Vrouwen van 's-Hertogenbossche'.Een maand later, op 26 april 1383, kwam Jan Scinnart met zijn vrouw en zijn geredde zoon in Den Bosch aan om zijn bedevaart te doen. Zij kwamen zoals zij dat beloofd hadden gekleed in wol en barrevoets. Gedurende de tocht van Dordrecht naar Den Bosch hadden zij slechts water en brood gebruikt. Zij dankten Maria en de Sint-Jan, waar druk gewerkt werd aan de bouw van de nieuwe gotische kerk. De Dordtenaren getuigden van het wonder in het bijzijn van vele getuigen en hun verhaal werd opgeschreven in het Mirakelboek.
Op dezelfde dag, 26 april 1383, kwam ook Bernd Swijng uit Bremen ter bedevaart naar Den Bosch. Tijdens een zware storm waarbij veel schepen zonken, had hij Maria van 's-Hertogenbosch aangeroepen en de ramp overleefd. De volgende dag zouden zelfs vier wonderen in het Mirakelboek worden opgetekend. Hendrik, de zoon van Bartholomeus die Becker uit Amsterdam, was genezen van vallende ziekte. Jan Ekrijnsz uit de Vughterstraat was genezen van een open wond nadat hij tot Maria gebeden Had. Fi uit Arkel kwam omdat zij na een ongelukkige val weer helemaal opgeknapt was. De driejarige Aacht uit Putten had kromme beentjes en kon niet lopen. Nadat haar moeder tot Maria gebeden had kon het kind binnen een paar weken goed lopen.
|
In de nu bijna afgelopen meimaand hebben weer velen een bezoek gebracht aan Onze Lieve Vrouwe van 's-Hertogenbosch. Soms om haar te bedanken, soms om haar hulp te vragen; in grote zaken of in alledaagse beslommeringen. Ook in het verleden gebeurde dit.
Soms hebben alledaagse bezigheden grote gevolgen. Zo waren in 1383 een aantal Hanzekooplieden in Brugge een spel aan het spelen. Een geblinddoekte man moest met een knots een aarden pot stukslaan. Helaas raakte op een gegeven moment iemand niet de pot, maar de vijfjarige Adriaan, zoon van Claas Hoec. Het gat in het hoofd van het kind was zo groot, dat er wel een ei in gepast zou hebben en bovendien werd de wond zwart. Het kind bleef drie uur als dood liggen. Toen beloofde men een bedevaart naar Onze Lieve Vrouw van 's-Hertogenbosch en het kind kwam weer tot leven. Als dank offerde vader en zoon en een vrouw, Liesbeth genaamd, in 's-Hertogenbosch Maria het gewicht van het kind in wijn en weit.
In tijden van oorlog en onveiligheid wil men wel eens dingen verstoppen. Zo ook Willem Tac uit Sluis. Toen plunderende Bretons, Vlaanderen onveilig maakten, verstopte hij op 18 mei 1383 zijn kostbaarheden aan koper, tin en zilver in een beerput. Toen het gevaar geweken was, huurde hij drie mannen om het weer tevoorschijn te halen. In de beerput waren blijkbaar gevaarlijke gassen tot ontwikkeling gekomen, want de eerste man, die afdaalde, bleef onderin dood liggen. De twee anderen weigerde af te dalen, zodat Willem zelf maar naar beneden ging. Maar ook hem verging het niet beter. De twee anderen slaagden er wel in hem naar boven te trekken, maar daar aangekomen bleef hij 'dood' liggen. Nadat zijn vrouw een bedevaart naar 's-Hertogenbosch beloofd had, kwam hij weer tot leven. Daarna werd ook de andere man naar boven gehaald en kwam dankzij Maria ook weer tot leven.De Bretons plunderden overigens wat af. Zo werd in oktober 1383 Wijnout Wentel uit Spycker bij St.-Winoksbergen door hen beroofd. Zij haalden zijn kisten leeg, waarin ook zijn zegel met de bijbehorende ketting zat. Van een zegel kon misbruik gemaakt worden door anderen en daar was Wijnout erg bang voor. Hij bad tot Maria van 's-Hertogenbosch en beloofde haar zijn zegel als hij het terug zou krijgen. Toen de vijanden vertrokken waren, bleken zij het zegel en de ketting over het hoofd gezien te hebben. Wijnout kwam naar 's-Hertogenbosch om zijn gelofte stand te doen en offerde Maria zegel en ketting.
Brand was in de middeleeuwen nog veel gevaarlijker dan nu. De blusmiddelen waren veel primitiever en de huizen waren grotendeels van hout. Daardoor kon een brand een stad voor een groot deel vernielen. In de advent van 1383 brak in Middelburg een van die beruchte stadsbranden uit. Er stond een flinke wind en er waren al acht huizen verbrand, waarin zich tot overmaat van ramp veel olie en vet bevond. Michiel Jansz, Pauwel Dirksz, Jan Victorsz en vele anderen waren hiervan getuige. Blijkbaar was er geen beginnen aan met blussen, want zij vielen op hun knien en beloofden een bedevaart naar 's-Hertogenbosch. En zie: de wind draaide en de brand hield op. De genoemde drie maakten de bedevaart.
|
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 303, 375
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 65