afb. Fotopersbureau Het Zuiden
materiaal: tufsteen
De reliëfs aan de straalkapellen zijn verhalende reliëfs en gaan over het leven van Christus. | 40 |
M.B. Grotens-Kos, Beeldhouwkunst in de open lucht in
materiaal: natuursteen
Een aantal reliëfs uit de jaren twintig en dertig waren dusdanig verweerd dat zij vervangen moesten worden: | 97 |
M.B. Grotens-Kos, Beeldhouwkunst in de open lucht in |
Van het authentieke reliëf, dat niet werd bewaard, was nauwelijks iets overgebleven bij de aanvang van de restauratie van 1929-1930. Aan de linker zijde was een grotendeels verdwenen figuur zichtbaar, staande op een sterk verweerde console. Nog juist was vast te stellen dat de figuur in een lang gewaad was gekleed en dat over het hoofd een sluier was weergegeven, hetgeen het vermoeden van een vrouwelijke figuur leverde. Met wat inlevingsvermogen zou op te maken zijn geweest dat de figuur de beide armen in opgeheven positie moet hebben gehad. De rechter figuur was er zo mogelijk nog slechter aan toe. De figuur, waarvan door de houding en het lange gewaad kon worden vermoed dat het om een vrouw ging, stond op een onherkenbaar verweerde console. De bovenste helft van de figuur bestond grotendeels uit later aangebrachte specie, op zijn plek gehouden door grote gesmede nagels die in de tufsteen waren gelagen. Op de foto uit 1929 zijn de nagels in de rechter arm van de figuur duidelijk herkenbaar. Ook is te zien dat het hoofd uit specie of stucwerk bestaat. Het gehele reliëf was blijkbaar ook met een kalklaag afgewerkt. Op een zeer vroege foto van de straalkapellen (omstreeks 1870) is juist de rechter helft van het reliëf zichtbaar. Hier is te zien dat de onderste helft van de figuur nog grotendeels intact is, terwijl het bovendeel, met name het hoofd en de rechter arm, in geboetseerde specie (?) is gecompleteerd. Duidelijk zijn ook de plaatsen van de nagels te zien. Hoewel de tekening van Xavier Smits uit 1907 vrij schetsmatig is, valt hieruit toch op te maken dat op dat moment ook van de linker figuur nog veel meer over was dan in 1929 het geval was. Dit wordt bevestigd door zijn | 112 |
|
beschrijving van het plastiek, waarin hij vrij nauwkeurig de linker figuur (Maria?) beschrijft. Hij tekent in 1907 het volgende op:
‘De 4e .frontaal. Maria in een wijden reismantel gehuld, verheft hare handen ten hemel bij den jubelzang van haar hooglied Magnificat. Hare nicht Elisabeth, die in haar de Moeder des Heeren erkende, luistert met gevouwen handen - in stille bewondering - naar het jubellied van de Gezegendste der vrouwen. De Maria-figuur staat rechts van Elisabeth’.96
Het lijkt er dus op dat het plastiek na 1907 er nog ernstig op achteruit was gegaan, wat ook blijkt uit de opmerking | 113 |
|
van Jan Mosmans over de beschrijving van Smits. Hij schrijft in 1931:
‘Het bezoek van Maria aan hare nicht Elizabeth. Het bijzondere “wijde” van Maria’s “reismantel” valt niet op. Het hoofd van Maria was gedeeltelijk bewaard. Dat van Elizabeth is niet in ’t minst authentiek. De plaats er van was met oude gesmeede spijkers beslagen, en met een kluit specie bekleefd!’.97
Helaas valt vooralsnog niet op te maken wanneer deze vroege ‘restauratie’ is uitgevoerd. Bij de restauratie, of liever reconstructie van 1929-1930 werd mede op grond van de voortzetting van de reeks en de beschrijving van Smits uitgegaan van de duiding als het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth. De enkele details die het authentieke reliëf nog prijsgaf zijn nauwkeurig overgenomen. Er werd ook gebruik gemaakt van een ouder afgietsel, mogelijk rond 1880 vervaardigd. Het authentieke reliëf, noch het afgietsel bleef bewaard. Wel bewaard bleef het gipsen ontwerpmodel dat op basis hiervan gemaakt werd, alsmede een studie van het hoofd van Elisabeth. In 1979 bleek de tufstenen kopie uit 1930 in een zeer slechte toestand te verkeren. Een deel van het hoofd van Maria was afgebroken, alsmede beide handen. Ook de rechter, opgestoken hand van Elisabeth was verdwenen. Hierop werd dan ook besloten om een nieuwe kopie te laten hakken, hetgeen in 1984 door de gebroeders Kemperman werd uitgevoerd. Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat bij deze werkzaamheden een afgietsel van de geschonden kopie werd gemaakt, waarna deze werd aangevuld en in Obernkirchner zandsteen werd gekopieerd. Hierbij werd het bovendeel van het gezicht van Maria eigenzinnig veranderd, blijkbaar zonder naar oude foto’s te kijken, en kreeg zij andere, te grote handen. Ook de opgeheven hand van Elisabeth die was afgebroken werd verkeerd gereconstrueerd en bovendien werd haar gezicht anders gekopieerd. Er is dus sprake van een zeer vrije kopie van de kopie. Het is te betreuren dat de ontwerpmodellen uit 1929, nog bewaard in het depot van de bouwloods, niet werden gebruikt bij het kopieren!98 | 114 |
| Noten | |
| 96. | Smits 1907, p.153. |
| 97. | Mosmans 1931, p.282-283. |
| 98. | Inv.nrs. 808 en 812; 35 (alleen het hoofd van Elizabeth). Depot bouwloods. |
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 112-114
|
Van het authentieke reliëf z4, dat niet werd bewaard, was nauwelijks iets overgebleven bij de aanvang van de restauratie van 1929-1930. Aan de linker zijde was een grotendeels verdwenen figuur zichtbaar, staande op een sterk verweerde console. Nog juist was vast te stellen dat de figuur in een lang gewaad was gekleed en een hoofddoek droeg, wat een vrouwelijke figuur impliceert. Met wat inlevingsvermogen zou op te maken zijn geweest dat de figuur de beide armen in opgeheven positie moet hebben gehad. Het rechter deel van de plastiek was er zo mogelijk nog slechter aan toe. De figuur, waarvan door de houding en het lange gewaad kon worden vermoed dat het eveneens om een vrouw ging, stond op een onherkenbaar verweerde console. De bovenste helft van haar bestond grotendeels uit later aangebrachte specie, op zijn plek gehouden door grote gesmede nagels die in de tufsteen waren geslagen. Op de foto uit 1929 zijn de nagels in de rechter arm van de figuur duidelijk herkenbaar. Ook is te zien dat het hoofd uit specie of stucwerk bestaat. Het gehele reliëf was blijkbaar ook met een kalklaag afgewerkt. De schets van de gebroeders Donkers suggereert dat omstreeks 1854 het bovendeel van de rechter figuur, inclusief gezicht, nog intact is. Hoewel de tekening die Smits in 1907 plaatst vrij schetsmatig is, valt hieruit toch op te maken dat op dat moment ook van de linker figuur nog veel meer over was dan in 1929 het geval was. Dit wordt bevestigd door zijn beschrijving van de plastiek, waarin hij vrij nauwkeurig de linker figuur (Maria?) beschrijft. Hij tekent in 1907 het volgende op: “Maria in een wijden reismantel gehuld, verheft hare handen ten hemel bij den jubelzang van haar hooglied Magnificat. Hare nicht Elisabeth, die in haar de Moeder des Heeren erkende, luistert met gevouwen handen – in stille bewondering – naar het jubellied van de Gezegendste der vrouwen”.88 Het lijkt er dus op dat het plastiek na 1907 er nog ernstig op achteruit is gegaan, wat ook blijkt uit de opmerking van Jan Mosmans in 1931 over de beschrijving van Smits: “Het bijzondere “wijde” van Maria’s | 107 |
|
“reismantel” valt niet op. Het hoofd van Maria was gedeeltelijk bewaard. Dat van Elizabeth is niet in ’t minst authentiek. De plaats er van was met oude gesmeede spijkers beslagen, en met een kluit specie bekleefd!”.89 Helaas valt vooralsnog niet op te maken wanneer deze vroege ‘specierestauratie’ is uitgevoerd. Bij de restauratie van 1929-1930 werd, mede op grond van de voortzetting van de reeks en de beschrijving van Smits, uitgegaan van de interpretatie zijnde het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth. De enkele details die het authentieke reliëf nog prijsgaf zijn nauwkeurig overgenomen. Er werd ook gebruik gemaakt van een ouder afgietsel, vermoedelijk rond 1880 vervaardigd. Het authentieke reliëf, noch het afgietsel bleef bewaard. Wat wel bewaard bleef is het gipsen ontwerpmodel dat op basis hiervan werd gemaakt, alsmede een studie van het hoofd van Elisabeth.90 | 108 |
| Noten | |
| 88. | Smits 1907, 153 |
| 89. | Mosmans 1931, 282-283 |
| 90. | Depot bouwloods, i-812 (links) en i-808 (rechts). |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 107-108
| 1931 |
Jan MosmansFrontalen langs de facetten der straalkapellen (No. 4)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 283 |
De restauratie van de Sint Jan (1985) 9
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 107-108
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 112-114
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 247, 273 (afb. 171-172)
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 153, plaat X
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 105
Frans van Valderen, Een praatje over de St. Jan (1957) 22