afb.
materiaal: tufsteen
De reliëfs aan de straalkapellen zijn verhalende reliëfs en gaan over het leven van Christus. Zes van de door Jac. en Jos. Goossens gemaakte reliëfs zijn echter in 1984 weer vervangen door nieuwe. | 40 |
materiaal : natuursteen
Een aantal reliëfs uit de jaren twintig en dertig waren dusdanig verweerd dat zij vervangen moesten worden: | 97 |
Het authentieke reliëf, dat overigens niet bewaard bleef, toonde aan de linkerzijde een vrouwelijke gestalte ten voeten uit, staande op een verweerde console in de vorm van een engeltje. De vrouw droeg een mantel en kleed, en had een sluier over het hoofd. Nog juist waren de lange haren zichtbaar, terwijl het gezicht geheel verdwenen was, net als de handen. Nog wel bewaard was het voorwerp dat de vrouw in haar handen had en dat met moeite als een boek kan worden gezien. Links achter de vrouw was een klein personage uitgebeeld, waarvan het hoofd geheel verdwenen was. De figuur legde de rechterhand op de schouder van de vrouw ervoor. Rechts naast de vrouw was nog het restant van een bloem (een roos?) zichtbaar. Geheel rechts stond een mannelijke persoon ten voeten uit, op een nog goed als engel herkenbare console. De man was gekleed in een lange tuniek met wijde mouwen. Het hoofd was goed bewaard gebleven en liet een bebaarde man, blootshoofds, met vrij lange lokken haar zien. Belangrijk is de knoestige stok of staf die de man in de linker hand had en waarvan het onderste deel goed bewaard was. De rechter hand van de man was niet zichtbaar en verdween achter de vierde figuur in het reliëf. Van deze bijna centraal geplaatste figuur was als gevolg van de vorm van de wimberg alleen het bovenlichaam weergegeven. Het was een baardloze man met het haar in lange krullende tressen. Het hoofddeksel was vrijwel verdwenen, maar de duidelijke vorm van een mijter was als afdruk herkenbaar. Ook nog duidelijk zichtbaar was de versierde boord van de man en het lint met flos aan het uiteinde, die over de mouw hing. Het lijkt er sterk op dat de figuur een kom of schaal in | 105 |
beide handen droeg. Xavier Smits schrijft in 1907 dat met deze voorstelling het leven van Maria, dat aan de kerstcyclus voorafgaat, wordt voortgezet:
‘De 2e frontaal stelt dan ook hare verloving of liever de inzegening harer verbintenis met Sint Jozef voor en wel op dezelfde wijze als deze scène op vele middeleeuwsche kunstwerken voorkomt. Een priester, in het midden geplaatst, legt de rechterhand van Jozef ín die der Heilige Maagd Maria en zegent de verbonden handen. De beschreven groep heeft veel geleden. Verdwenen is het gelaat der Heilige Maagd, afgevallen ook het hoofd der gezellin, die haar in den tempel ten Hoogtij leidde.’88
Jan Mosmans kon in 1931 bij zijn beschrijving gebruik maken van de diverse details die bij het reinigen van het reliëf nog onder de dikke kalklagen tevoorschijn waren gekomen. Hij schrijft:
‘Het huwelijk van Maria en Jozef. Jozef's bloeiend berkenstafje was nog herkenbaar. Dat hij zijn rechterhand had geslagen om een gestyleerde „roos der liefde", heb ik aan het oude werk niet kunnen vaststellen. Ik zag midden op den achtergrond slechts een getorst takje of boompje met zoo iets als het hart van een bloem of wel een boomkruin. Maria houdt een gesloten boek met beslag en sluitriem (of leeslint?) in de linkerhand en brengt hare rechterhand vooruit. Een geheel afzonderlijk gedrapeerd figuurtje verschijnt acbter haar, en legt met een geleide-beweeg de hand op Maria's bovenarm. Een met mijter, stool en manipel getooide baardelooze figuur, een bisschop, met bijna engel-gelaat, verschijnt tusschen het heilige Paar in en draagt iets, wat op een schaal gelijkt. Daarop zullen dan mogelijk, trouwringen verbeeld hebben te liggen’.89
Het lijdt geen of weinig twijfel dat de duiding van Smits en Mosmans de juiste is. Met name de stok of staf, met overduidelijke knoppen eraan, identificeert de rechter personage met zekerheid als Sint Jozef. De lange haarlokken van Maria zijn bovendien op dezelfde wijze vormgegeven als bij reliëfs waar geen enkele twijfel over de voorstelling is. De wijze waarop Sint Jozef nu de roos in het midden ophoudt, leek Mosmans nogal speculatief. Peeters uitte nog enige | 106 |
twijfel over de authenticiteit van de mijter van de priesterfiguur in het midden, maar bij het herstel werd teruggegrepen op een afgietsel van omstreeks 1880 en bovendien was de afdruk van de originele mijter aan het oude reliëf nog exact af te lezen.90 In de middeleeuwen werd de priester in vergelijkbare voorstellingen vrijwel altijd als een bisschop weergegeven. Het is bij dit reliëf belangrijk te weten dat men bij het herstel van de voorstelling in 1928 gebruik kon maken van een afgietsel, enkele tientallen jaren eerder, omstreeks 1880 gemaakt, waarop nog aanzienlijk meer van de twee figuren aan de linker zijde zichtbaar was gebleven. Helaas zijn de vroege afgietsels niet bewaard gebleven en ook niet gefotografeerd, zodat niet meer precies is na te gaan welke details nog hierop gebaseerd zijn. De kopie werd in 1985 als volgt beschreven door Kees Peeters:
‘Links een vrouw met sluier, mantel en kleed, een gesloten boek dragend (?), begeleid door een kleine figuur die een hand op haar bovenarm legt. Geheel rechts een gebaarde man in lange tuniek en met knoestige stok. Links van hem een ongebaarde figuur met dikke haarlokken (bovenpartij van het hoofd verdwenen), met stola en manipel, bedekte handen. Bij het herstel geduid als de Verloving van Maria en Jozef, staande te weerszijden van de hogepriester, die voorzien werd van een mijter naar het voorbeeld van die op wimberg 6. Het onherkenbare attribuut in het midden werd als een gestyleerde roos op een staf, door de priester gedragen, geïnterpreteerd. Engelen als kraagstenen.’91
De kopie in | 107 |
Ettringer tufsteen werd in 1929 in de gevel geplaatst. Het reliëf werd op redelijk betrouwbare wijze aangevuld. De gipsen ontwerpmodellen werden vervaardigd op basis van de aangevulde afgietsels uit omstreeks 1880. Deze modellen worden nog steeds in het depot van de bouwloods bewaard.92 Het gezicht van Sint Jozef kreeg echter weinig middeleeuwse trekken, hetgeen verbazing oproept omdat het authentieke gezicht geheel bewaard was gebleven. Eveneens twijfelachtig - Mosmans merkte het al op - is de wijze waarop de gestileerde roos op een staf in het midden werd hersteld. De staf wordt vastgehouden door Sint Jozef en niet door de priester zoals Peeters abusievelijk vermeldt.93 De bloem was op het authentieke plastiek overigens nog zeer goed zichtbaar. De tufstenen kopie werd in 1984 vervangen door een nieuw reliëf in Obernkirchner zandsteen, gehakt door Ton Mooij. Doordat de gezichten alle wat boller en gladder werden uitgevoerd, kreeg met name de priester hierbij wel een heel erg jeugdig uiterlijk. Het lijkt er niet op dat de bewaarde ontwerpmodellen uit 1928 bij het vervaardigen van deze kopiën werden gebruikt. | 108 |
Noten | |
88. | Smits 1907, p.152-153. |
89. | Mosmans 1931, p.281. |
90. | Peeters 1985B, p.7. |
91. | Peeters 1985A, p.247. |
92. | Inv.nummers 608 en 805. |
93. | Peeters 1985A, p.247 en Peeters 1985B. p.7. |
Het originele reliëf z2, dat overigens niet bewaard bleef, toonde aan de linkerzijde een vrouwelijke gestalte, gekleed in een lang gewaad met hoofddoek, staand op een verweerde console in de vorm van een engeltje.80 De vrouw was vooral aan het gezicht | 103 |
beschadigd. De lange haren op de borst waren nog wel zichtbaar, evenals het voorwerp dat de vrouw in haar handen had en dat met moeite als een boek kan worden gezien. Links achter de vrouw was een klein personage uitgebeeld, waarvan het hoofd geheel verdwenen was. De figuur hield de rechterhand op de schouder van de vrouw ervoor. Rechts naast de vrouw was nog het restant van een staf of bloem (een roos?) zichtbaar. Geheel rechts stond een mannelijke persoon ten voeten uit, op een nog goed als engel herkenbare console. De goed bewaarde man was gekleed in een lange tuniek met wijde mouwen. Hij was blootshoofds, met baard en met vrij lange haarlokken uitgebeeld. Belangrijk is de knoestige stok of staf die hij in de linker hand had en waarvan het onderste deel nog intact was. De rechter hand van de man was niet zichtbaar en verdween achter de vierde figuur in het reliëf. Van deze bijna centraal geplaatste figuur was als gevolg van de vorm van de wimberg alleen het bovenlichaam weergegeven. Het was een baardeloze man met het haar in lange krullende tressen. Het hoofddeksel was vrijwel verdwenen, maar de duidelijke vorm van een mijter was als afdruk herkenbaar. Ook nog duidelijk zichtbaar was de versierde boord van de man en het lint met flos aan het uiteinde, die over de mouw hing. Het lijkt er sterk op dat de figuur een kom of schaal in beide handen droeg. Volgens Smits werd met deze voorstelling het leven van Maria, dat aan de kerstcyclus voorafgaat, voortgezet: “De 2e frontaal stelt dan ook hare verloving of liever de inzegening harer verbintenis met Sint Jozef voor (-)”.81 Mosmans kon in 1931 bij zijn beschrijving gebruik maken van de diverse details die bij het reinigen van het reliëf nog onder de dikke kalklagen tevoorschijn waren gekomen. Hij schrijft onder meer: “Het huwelijk van Maria en Jozef. Jozef’s bloeiend berkenstafje was nog herkenbaar. (-) Maria houdt een gesloten boek met beslag en sluitriem (of leeslint?) in de linkerhand (-)”.82 Het lijdt geen twijfel dat de duiding van Smits en Mosmans de juiste is. Met name de stok of staf, met overduidelijke knoppen eraan, identificeert de rechter personage met zekerheid als Sint Jozef. Daarnaast zijn de lange haarlokken van Maria op dezelfde wijze vormgegeven als bij reliëfs waar geen enkele twijfel over haar voorstelling is. Peeters uitte nog enige | 104 |
twijfel over de authenticiteit van de mijter van de priesterfiguur in het midden, maar bij het herstel werd teruggegrepen op een afgietsel van omstreeks 1880 en bovendien was de afdruk van de originele mijter aan het oude reliëf nog exact af te lezen.83 Nog tot in de zestiende eeuw werd de hogepriester in vergelijkbare voorstellingen vaak weergegeven als een op een bisschop met mijter gelijkende figuur. Het is bij dit reliëf belangrijk te weten dat men bij het herstel van de voorstelling in 1928 gebruik kon maken van een afgietsel, enkele tientallen jaren eerder, omstreeks 1880 gemaakt, waarop nog aanzienlijk meer van de twee figuren aan de linker zijde zichtbaar was gebleven. Helaas zijn de vroege afgietsels niet in de originele vorm bewaard gebleven of gefotografeerd, zodat niet meer precies is na te gaan welke details nog hierop gebaseerd zijn. De gipsafgietsels werden ten behoeve van de restauratie minutieus gecompleteerd en worden nog steeds in het depot van de bouwloods bewaard.84 Het gezicht van Sint Jozef kreeg echter weinig middeleeuwse trekken, hetgeen verbazing oproept omdat het authentieke gezicht geheel bewaard was gebleven. Eveneens twijfelachtig – Mosmans merkte het al op – is de wijze waarop de gestileerde roos op een staf in het midden werd hersteld. De staf wordt vastgehouden door Sint Jozef en niet door de priester zoals Peeters abusievelijk vermeldt.85 De bloem was op het authentieke plastiek overigens nog zeer goed zichtbaar.86 | 105 |
Noten | |
80. | De gebroeders Donkers hebben omstreeks 1854 de voorstelling nog intact geschetst. |
81. | Smits 1907, 152-153. |
82. | Mosmans 1931, 281. |
83. | Peeters 1985 B, 7 en Peeters 1985 A, 247. |
84. | Depot bouwloods, i-608 en i-805. |
85. | Peeters 1985 A, 247 en Peeters 1985 B, 7. |
86. | De tufstenen kopie werd in 1984 vervangen door een nieuw reliëf in Obernkirchner zandsteen, gehakt door Ton Mooij. |
1931 |
Jan MosmansFrontalen langs de facetten der straalkapellen (No. 2)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 282 |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 103-105
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 105-108
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 247, 273 (afb. 167-168)
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 152-153, plaat X
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 104