afb. G. Mosmans Zoon, 1949
materiaal: tufsteen
De reliëfs aan de straalkapellen zijn verhalende reliëfs en gaan over het leven van Christus. | 40 |
materiaal: natuursteen
Een aantal reliëfs uit de jaren twintig en dertig waren dusdanig verweerd dat zij vervangen moesten worden: | 97 |
Het oorspronkelijke reliëf, nu in Museum de Bouwloods, toonde voor de restauratie aan de linker zijde een gestalte die er slecht aan toe was en sterk geërodeerd. Van het hoofd restte nog slechts een flank met een deel van de baard, een lange haarlok en de aanzet van een hoofddeksel, bij de restauratie als een mijter geïnterpreteerd. De man was gekleed in een lange tuniek met een gordel die versierd was met bloemmotieven. De figuur stond op een zwaar verweerde console in de vorm van een engel. Van de rechter arm was slechts het bovenste deel bewaard, van de linker arm alleen de naar boven gebogen afdruk. Verder was rechts naast het hoofd van de man de afdruk van een lang voorwerp waar te nemen, iets dat de figuur mogelijk in beide handen droeg. De rechter - vrouwelijke - figuur, was in het oorspronkelijke reliëf vrij goed bewaard gebleven. De gestalte stond op een console in de vorm van een engeltje, waarvan het | 102 |
hoofd nog intact was. De vrouw was gekleed in een lang kleed met een ruim gedrapeerde hoofdsluier. Hoewel het onderste deel van het gezicht beschadigd was, waren nog wel de lange haren waar te nemen. In de rechterhand houdt de figuur een opengeslagen boek, waarin ze vermoedelijk met haar andere, verdwenen hand iets heeft aangewezen. De afdruk van deze hand was op het boek nog afleesbaar. Mede op grond van het hier op volgende deel van de reeks plastieken, duiden zowel Smits als Mosmans de voorstelling als die van Maria in de tempel. Smits meent in het hoofddeksel van de man al een mijter te ontdekken, maar ontwaart de verkeerde attributen in de handen van Maria. Smits verhaalt in 1907 als volgt over het eerste frontaal:
‘Hier wordt de offergave voorgesteld, door de Heilige Maagd als losprijs bij het verlaten van Jerusalem's tempel betaald aan den hoogepriester. “Na het purper en scharlaken afgewerkt te hebben, bracht zij deze geweven stoffen bij den hoogepriester”, zegt het Proto-Evangelie van Sint Jacobus Minor. Het koffertje, dat de Heilige Maagd ín de rechterhand draagt, omsluit deze kostbare gewaden. Een soort van kelk, daarboven-op staande, bevat de penningen voor den losprijs der Heilige Jonkvrouw. De hoogepriester aan het puntige - overigens erg-verweerde - hoofddeksel en den ceintuurband te erkennen, strekt zijne armen uit, om de aangeboden gaven der Maagd in ontvangst te nemen. Hiermede was Maria van hare verplichtingen ten opzichte van den Tempel des Heeren ontslagen, waarin zij hare jeugd had doorgebracht. Thans werd zij aan Sint Jozef, wiens staf als die van Aaron zou gebloeid hebben, als bruid
| 103 |
toegewezen’.85
Jan Mosmans, die het beeldhouwwerk van nabij en schoongemaakt kon bestuderen, schrijft in 1931:
‘De H. Maagd in den tempel te Jeruzalem, waar zij de gewijde boeken leest. Een hoogepriester, die een wetsrol hanteert, onderwijst haar verder in de Schriften’.86
Het gehele reliëf werd bij de restauratie in de twintiger jaren van de twintigste eeuw uitgenomen en vervangen door een aangevulde kopie in Ettringer tufsteen. Hierbij werd gebruik gemaakt van een afgietsel dat enkele tientallen jaren daarvoor was gemaakt en waaraan nog enkele later verdwenen details waren af te lezen. Het afgietsel bleef helaas niet bewaard. Van de vrouwelijke figuur was nog zoveel over dat kopieren weinig moeilijkheden gaf. De mantel, sluier en het opengeslagen boek zijn dan ook perfect gekopieerd in het in 1928 geplaatste nieuwe reliëf. Slechts delen van het gezicht en de linker hand werden gecompleteerd, waarbij in het geval van Maria’s gezicht duidelijk naar de andere reliëfs met haar afbeelding werd gekeken. De linker, mannelijke figuur werd in grote mate reconstruerend aangevuld, waarbij de bewaarde details als de ceintuur en de krullen nauwgezet werden overgenomen. In tegenstelling tot wat Peeters vermeldt, is de kopie van het reliëf uit 1928, in ogenschijnlijk goede staat, nog aanwezig.87 | 104 |
Noten | |
85. | Smits 1907, p.152. In de getekende weergave van het reliëf (plaat X) is in de handen van Maria inderdaad een ‘koffertje’, met een kelk te zien. |
86. | Mosmans 1931, p.281. |
87. | Peeters 1985A, p.247. Op het moment van verschijnen van deze rapportage is de eerste straalkapel nog niet van steigers voorzien, zodat het reliëf nog niet kon worden geïnspecteerd. |
Maria in de tempel Het eerste reliëf van de reeks (z1) gaf aan de linker zijde een man weer die er slecht aan toe was en sterk geërodeerd. Van het hoofd restte nog slechts een flank met een deel van de baard, een lange haarlok en de aanzet van een hoofddeksel, die bij de restauratie als een mijter is geïnterpreteerd. De man was gekleed in een lange tuniek met een gordel die is versierd met bloemmotieven. De figuur stond op een zwaar verweerde console in de vorm van een engeltje. Van de rechter arm was slechts het bovenste deel bewaard, van de linker arm alleen de naar boven gebogen afdruk. Verder was rechts naast het hoofd van de man de afdruk van een lang voorwerp waar te nemen, iets dat de figuur mogelijk in beide handen droeg. De rechter – vrouwelijke – figuur, was in het oorspronkelijke reliëf vrij goed bewaard gebleven. Deze gestalte stond eveneens op een console in de vorm van een engeltje, waarvan het hoofd nog intact was. De vrouw was gekleed in een lang kleed met een ruim gedrapeerde hoofddoek. Hoewel het onderste deel van het gezicht beschadigd was, waren nog wel de lange haren waar te nemen. In de rechterhand hield de figuur een opengeslagen boek, waarin ze vermoedelijk met haar andere, verdwenen hand iets heeft aangewezen. De afdruk van deze hand was op het boek nog zichtbaar. Mede op grond van het hier op volgende deel van de reeks plastieken, duidden zowel Smits als Mosmans de voorstelling als die met Maria in de tempel. Smits meende in het hoofddeksel van de man al een mijter te ontdekken, maar ontwaarde de verkeerde attributen in de handen van Maria. Hij verhaalt in 1907 als volgt over het eerste frontaal: “Hier wordt de offergave voorgesteld, door de Heilige Maagd als losprijs bij het verlaten van Jerusalem’s tempel betaald aan den hoogepriester (-)”.77 Jan Mosmans, die het beeldhouwwerk van nabij en schoongemaakt kon bestuderen, schrijft in 1931: “De H. Maagd in den tempel te Jeruzalem, waar zij de gewijde boeken leest. Een hoogepriester, die een wetsrol hanteert, onderwijst haar verder in de Schriften”.78 Aan de hand van originele reliëf, nu in de bouwloods, is aan deze duiding niet veel toe te voegen. Het gehele reliëf werd bij de restauratie in de twintiger jaren van de twintigste eeuw uitgenomen en vervangen door een aangevulde kopie in Ettringer tufsteen die in 1928 werd geplaatst. Hierbij werd gebruik gemaakt van een nu niet meer bewaard gipsafgietsel dat enkele tientallen jaren daarvoor was gemaakt en waaraan nog enkele later verdwenen details waren af te lezen. Voor het completeren van het gezicht van Maria werden afgietsels gebruikt van andere reliëfs waar Maria wel goed bewaard bleef.79 | 103 |
Noten | |
77. | Smits 1907, 152. In de getekende weergave van het reliëf (plaat X) is in de handen van Maria inderdaad een 'koffertje', met een kelk te zien. |
78. | Mosmans 1931, 281. |
79. | In tegenstelling tot wat Peeters vermeldt, is de kopie van het reliëf uit 1928, in ogenschijnlijk goede staat, nog aanwezig. Peeters 1985 A, p. 247. |
1931 |
Jan MosmansFrontalen langs de facetten der straalkapellen (No. 1)De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 282 |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 103
Ronald Glaudemans, De Straalkapellen : Bouwhistorisch onderzoek 2003-2008 (2008) 102-104
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 247, 272 (afb. 165-166)
C.F.X. Smits, De Kathedraal van 's Hertogenbosch (1907) 152, plaat X
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 104