afb. Ronald Glaudemans
|
Naar de aanwijzingen van Jan Mosmans werd voor deze plek in tufsteen een nieuw beeld van "Godevaart I met den baard" gehakt door Jos Goossens, dat in 1941 werd geplaatst. Goossens baseerde zijn nieuwe beeld op de restanten van het oude beeld, waarvan naast de voeten aan de rechter zijde ook een deel van een monsterachtig wezen bewaard was gebleven. Hoewel de restanten meer weg hebben van een draakje, wilde Mosmans hierin graag een zwaan zien, hiermee zijn dynastieke reeks van hertogen `aantonend'. Mosmans schrijft in 1939 over het voetstuk:
'De zwaan, die met de tradities van het brabantsche hertogshuis zoo nauw samenhangt is met een deel van 's hertogs voet nog gespaard. De monumentale zwaan wijst op de oudere lezing der legende, die meer bepaaldelijk zegt, dat de hertogen uit den zwaan-zelve zijn ontstaan. De vleugel was daarom hier niet vederachtig maar vliesachtig, zooals de pooten, gemodelleerd'.
Het nieuwe beeld toont Godevaart met muts en lange baard. In de linkerhand een naar beneden hangend zwaard, in de andere een scepter. In zijn aantekeningen uit 1940 geeft Mosmans heel precieze aanwijzingen voor de beeldhouwer die het hertogsbeeld moet gaan vormgeven:
'Godevaert of Godfried I met den baard werd omstreeks 1070 geboren en stierf in 1140. Hij bereikte de ongeveer 70 jarigen leeftijd, mogelijk iets meer. Reeds in 1096 werd hij graaf van Leuven en Hertog van Brabant en heerschte dus als zoodanig 44 jaren. Een lange rijksregeering. Hij had beloofd zijn baard niet te zullen knippen, vooraleer hij zijn land Brabant wettelijk had teruggewonnen. Godevaert werd door de adel des land zeer bemind. Hij was een goedertieren vorst. Wreedheid of tyrannie kende hij niet. Hij stichtte vele kloosters. Men mag hem voorstellen als een mannelijk persoon van flinke statuur, met baard en aansluitende knevel. Over zijn lederen harnas (?) zal hij gedragen hebben een maliënkolder, die achterhoofd en wangen, het lijf tot ver over de dijen en de armen beschutte. Daarbij een pothelm op met neusbedekking. Een kort breed zwaard langs zijde of opgeheven in de hand. Het schoeisel kan uit toegeregen leder bestaan hebben of uit een ijzer-geleeden schoen'.37
Het beeld verkeert momenteel (juni 2003) in een zeer slechte staat; een deel van de rechterhand en de scepter is al verloren gegaan. | 80 |
| Noten | |
| 37. | GAH, aantekeningen Mosmans (1940). |
Ronald Glaudemans, Sint-Janskathedraal : Bouwhistorisch onderzoek 1999-2008 (2010) 80-81
|
Aan de noordzijde werd nog een belangrijk restant aangetroffen, dat voor Mosmans een bevestiging was voor zijn aanname dat oorspronkelijk de Brabantse hertogen waren uitgebeeld. Was er op dekstuk E’ slechts een voet en een been overgebleven, eronder (E) was duidelijk een gevleugeld beest, zonder kop weliswaar, met een geharnaste voet en de punt van de kling van een slagzwaard bewaard. Mosmans herkende in het beest een vogel, en wel een zwaan, “een zwaan-rest onder den voet”, die hij samen met opzichter Goossens optekende.52 De vleermuisachtige vleugel geeft wellicht eerder aanleiding tot de reconstructie van een monster of hybride, maar een vogel of een zwaan kan zeker niet worden uitgesloten. Mosmans verbond de vondst direct met de legende van de Brabantse Zwaanridder, die onlosmakelijk is verbonden met de stamboom van de Brabantse hertogen. Niet met de versie die in de negentiende eeuw bekend werd als de Lohengrin, maar die van Brabon Sylvius als stamvader van de Brabantse hertogen vanaf omstreeks 1190 geworteld in de hertogelijke afstamming en bovendien vanaf omstreeks 1325 gepopulariseerd in de Brabantse volksvertellingen.53 Het betreft overigens een van de varianten van hetzelfde verhaal, dat steeds werd aangepast aan evenzovele dynastieën of steden die er baat bij hadden hun geschiedenis te verbinden met prominente figuren uit een ver verleden. In het geval van Brabant en de dynastie van de Brabantse hertogen, was het er vooral om te doen om met deze afstamming ook de band met Godfried van Bouillon, en daarmee met Karel de Grote, Julius Caesar, etc. te bevestigen of te ‘bewijzen’. De Brabantse hertogen beriepen zich maar wat graag op hun afstamming van de illustere Zwaanridder, die in de romans wordt opgevoerd als zoon van Swana, de zuster van Julius Caesar. Hertog Jan I van Brabant liet al kort na zijn machtsovername in 1267 hertogelijke genealogieën opstellen en verspreiden.54 Zij vormen het begin van wat je een van boven geregisseerd Brabants chauvinisme zou kunnen noemen, een tot ver in de zestiende eeuw doorgevoerde traditie die tientallen historische kronieken met verheerlijkte hertogelijke geslachtslijnen opleverde en waarvan de bekendste auteurs Jan van Boendale (Brabantsche Yeesten) en Jacob van Maerlant (Spieghel Historiael) zijn.55 Een van de meest uitgewerkte en letterlijk uitgetekende stambomen is de “boome oft lynie der princen ende hertogen van Brabant” in Die alder excellenste cronyke van Brabant, 1498.56 | 170 |
|
De hertogenreeks van Mosmans is bij nader inzien dus nog niet zo’n vreemde gedachte en past in een Brabantse traditie die de afstamming van de Brabantse heersers verheerlijkt. Dat deze verheerlijking in steen op een stadskerk is verbeeld, is op zich ongebruikelijk, maar kan worden gezien als een provinciale variant van de koningsreeksen die op verschillende Franse kathedralen zijn te vinden. Mosmans plaatste op het voetstuk met de vermeende zwaan het beeld van Godfried (‘Godevaert’) met de Baard, als feitelijke eerste hertog van Brabant en als afstammeling van de Brabantse Zwaanridder, met de zwaan aan zijn voeten. De uitbeelding van de Brabantse Zwaanridder in een religieuze context is op zich niet ongeloofwaardig, gelet op de in eikenhout gesneden versie ervan aan de koorbanken in het hoogkoor. | 171 |
| Noten | |
| 52. | AEH aantekeningen Mosmans, ongenummerd. |
| 53. | Kapteijn 1902, 6-10. |
| 54. | Stein 1996, 336-339. |
| 55. | Stein 1991, 186-187 en Van Anrooij 1997, 67-73. |
| 56. | Tiggelaar 2006, 36-56. |
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 170-171
|
e. Godfried I met den baard. 3 juni 1941. | 252 |
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 252
Ronald Glaudemans, De Sint-Jan te 's-Hertogenbosch : Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550 (2017) 12, 170
Ronald Glaudemans, Sint-Janskathedraal : Bouwhistorisch onderzoek 1999-2008 (2010) 72, 80-81
Ronald Glaudemans en Wim Hagemans, De Sint-Janskathedraal van 's-Hertogenbosch : De restauratie 1999-2010 (2011) 57
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 252