Quirinus van Amelsfoort, 1789
In het Bossche stadhuis, boven de statige herentrap, hangt het grootste schilderij uit dit gebouw. Het is ruim vijf meter breed en stelt Sint-Nicolaas voor, als patroon van het slagersgilde.
Op het schilderij staat de heilige afgebeeld, die in de vierde eeuw bisschop van Myra was. Zijn hand wijst naar drie kinderen in een ton die - zoals de legende vertet - gedood en ingepekeld werden, maar door de heilige weer tot leven werden gewekt. Twintig jaar heeft dit schilderij in het Vleeshuis gehangen, sinds 1810 heeft het een plaatsje in het stadhuis.
De Bossche slagers, verenigd in een gilde, ontvingen in 1327 een reglement van het stadsbestuur. In de loop van de vijftiende eeuw kregen zij langzamerhand een deel van het Gewandhuis (aan de Pensmarkt) in bezit, later het gehele gebouw. Toen werd Het Vleeshuis een fraai gebouw genoemd, dat echter in het midden van de 19e eeuw werd afgebroken.
De slagers hadden als patroon de H. Nicolaas. In de St.-Jan bezaten zij een eigen altaar, op de plek waar nu het monument van bisschop Masius staat. Niet alleen de slagers vereerden de heilige, maar ook de kramers en de kooplieden. Het altaar van 'Sinterclaes' nam een belangrijke plaats in bij de parochiediensten.
In het Vleeshuis hielden de slagers hun vergaderingen. In het reglement van 1549 (door het stadsbestuur vastgesteld en door keizer Karel V als Hertog van Brabant bevestigd) werd onder andere bepaald dat alléén zonen van meester-slagers en slagers die met dochters van meester-slagers trouwden lid konden worden van het ambachtsgilde. Doordat er ná 1629 geen slagers hervormd werden en er géén huwelijken van hervormde slagers met katholieke slagersdochters hebben plaatsgevonden, bleef het gehele gilde katholiek. De vleesverkoop in het Vleeshuis bleef dus geheel in katholieke handen. Daarom ook kon door de slagers hun patroon, Sint-Nicolaas, in ere worden gehouden.
Quirinus van Amelsfoort (Bossche schilder die leefde van 1760 tot 1820) schilderde in opdracht van de slagers het schilderij van hun patroon in 1789. Vlak daarna werden de ambachtsgilden geheel opgeheven. Het Vleeshuis werd in 1810 aan de gemeente verkocht, met de complete inventaris. Het monumentale schilderij kreeg toen een plaats in het stadhuis.
|
1987 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : Sint-NicolaasBrabants Dagblad donderdag 3 december 1987 |
Catalogus 'naar gothieken kunstzin' (1979) 72
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 73-76