afb. 1832
Nos 34, 32 en 30 Ook de voormalige Abdij van Berne bij Heusden had oudtijds een refugiehuis in den Bosch. Het grootste gedeelte daarvan maakte aanvankelijk deel uit van de gebouwen, welke Margriet van Meer, erfdochter van Boxmeer, eerst echtgenoote van Pieter van Vertaing, heer van Heeswijk, Dinther, Asten en Moergestel en later van Willem van Egmond, heer van Haps, te den Bosch langs de Keizer- en St. Jorisstraat bezat en waarvan die, welke langs de Keizerstraat stonden, later het Keizershof geheeten werden. Al deze gebouwen werden van genoemde erfdochter van Boxmeer geërfd door hare dochter Anna van Egmond, die met Willem III, graaf van den Berg, huwde 1); laatstgenoemde echtelieden verkochten ze in 1506 (Reg. n° 100 f. 57), als wanneer ze omschreven werden als: „domus, areae ac cetera edificia olim Thomae de Lavalle, de post Pagani ejus fratris, sita in Buscoducis juxta pontem Lombardorum inter communem plateam ac hereditatem cappellae Sancti Georgii de Buscoducis ex uno et inter hereditatem heredum quondam Johannis de Maren, carnificis et plurium aliorum, ex alio, door genoemde Margriet van Meer, weduwe van Willem van Egmond, gekocht geweest van de heeren Lambert Cuypers, kanonik te Bergen, Jan Raeszn, kanonik te Lier, priesters, mr Stephanus van Berlende en Johannes van Lavalle, zoon van Paganus, genaamd Paganus van Lavalle", aan Arnoldus van Malsen, abt van Berne 2), ten behoeve van de abdij van dien naam. Haar latere abt Egidius Ingen Nulant verkocht ze 12 Februari 1515 (Reg. n° 111 f. 91 vso) weder aan Arnd Keymp Gerardszoon 3), zooals blijkt uit eene Bossche
| 447 |
Schepenakte van 1525 (Reg. n° 130 f. 82), waarin vermeld wordt, dat Egidius de Nuwelant, abbas monasterii de Bernae ordine, domus, areas, ortos et cetera aedificia, sita in Buscoducis juxta pontem Lombardorum inter communem plateam et hereditatem Capellae Sancti Georgii ibidem, ex uno, et inter hereditatem quondam Johannis de Maren, carnificis et plurium aliorum, ex alio, supportavisset Arnoldo Keymp, filio quondam Gerardi, waarna daarin verder vermeld staat, dat na dien verkoop genoemde Arnd Keymp aan meergezegde Abdij van die gebouwen en erven schonk: domum, aream et ortum ac vacuam hereditatem, dictam ledige plaetse, sibi adjacentes, de premissis sumptos ac sitos inter hereditatem ad dictam capellam spectantem, ex uno et inter hereditatem Godefridi Strick, ex alio, tendentes a communi platea ad reliquas hereditates dicti Arnoldi Keymp. Arnd Keymp schonk al zoo aan de Abdij van Berne de gebouwen en erven, welke langs de St. Jorisstraat tusschen het huisje van den Provoost van den Ouden Voetboog en het huis van Goijart Strick Claeszn gelegen waren 4). Laatstbedoeld huis (dat van Strick n.l.) werd 23 October 1523, als wanneer het gezegd werd geweest te zijn: a. „huis, erf, plaats en achterhuis, staande in de straat, voorheen de Oude Huls, nu de St. Jorisstraat geheeten, tusschen het huis van Vrouwe (Domina) Margaretha weduwe van Willem van Egmond, ridder, heer van Meer en hunne kinderen, ex uno en dat van Philips Coenen Christiaanszn ex alio, (door Coenrard en Gudula, kinderen van den slachter Jan van Maren Roelofszn, aan genoemden Goijart Strick verkocht geweest); b. een gang, die tusschen het erf van dien Goyart Strick Vughterstraatwaarts ex uno en dat van Arnd Keymp Gerardszn, een steenen muur tusschen beiden staande, St. Joris-kapelwaarts ex alio, van af die kapel tot aan het erf van genoemden Arnd Keymp, (door dezen aan meergenoemden | 448 |
Goyart Strick verkocht geweest) liep, - door Arnolda en Yda, dochters, die de dikwerf genoemde Goyart Strick had van zijne vrouw Hadewich, dochter van Arnold van Bladel, verkocht aan Cornelis Smeetz, die het den voorlaatsten October 1525, - als wanneer gemeld huis en gang gezegd werden te liggen in de St. Jorisstraat tusschen het huis van den Abt van Berne ex uno en dat van Nicolaus die Wolff Janszn., pellifex, ex alio, strekkende het huis zich achterwaarts uit tot aan de Dieze en de gang tot aan het erf van Ermgard weduwe van meergenoemd Arnd Keymp, - op zijne beurt verkocht aan genoemden Egidius Ingen Nulant, abt van de Abdij van Berne (Reg. n° 125 f. 10 vso). Deze Abdij zal daarop dit huis met die gebouwen, welke daaraan, als voorzegd, geschonken waren, tot haar refugiehuis gemaakt hebben. Hare kloosterlingen betrokken het in 1579 metterwoon, zooals blijkt uit hetgeen J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 93 daarover mededeelt: De Abdye van Berne was een schoon ende swaer gebouw, maer wierde anno 1579 van het chrijgsvolk afgebrandt ende is den Abt met sijn Religieusen geweechen naar de Stadt van 's Hertogenbossche ende hebben daer eenighe jaeren gebleven in een poort in de 8. Jorisstraet; zij verbleven daar gedurende het bestuur van vijf opvolgende abten, van wie drie daarin overleden, zijnde Adriaan van Vlymen, 18 December 1606; Arnout van Vessem, 24 Aug. 1608 en Johan Vercuylen, 1 November 1621; zij werden in het koor der voormelde Kruiskerk begraven.
Toen in 1625 de Abdij van Berne het Bossche Rijke Fratershuis, na het eerst gedurende een paar jaren in huur te hebben gehad, tot haar klooster had aangekocht, verlieten hare kloosterlingen dat refugiehuis en kwam het dientengevolge ledig te staan 5). Den 7 September 1629 (Reg. n° 365 f. 352) heeft zij het vervolgens verkocht bij eene akte, waarvan de inhoud is als volgt: Heere Johan Moors, by der gratie Gods Abt van
| 449 |
Berne; Heeren ende broederen Leonardt Bossche, prior; Norbertus Vercuylen, Augustijn Janss, Wouter van Groeningen, Cornelis van Griensven ende Bartholomeus Somers, presbyteren, religieusen ende conventualen der voors, Abdye van Berne, des ordre van Premonstreyt 's Bisdoms van 's Hertogenbossche, binnen dieselve stadt residerende, verkoopen allen de huysingen, aenliggende erven, hoven met hunne gronden der voors Abdye, gestaen ende gelegen binnen dese voors. stadt 's Hertogenbossche in St. Jorisstraet aldernaest der Capelle van SL Joris des Ridders ende Martelaers, zuydtwaerts, ex uno, ende tussen huys ende erve Elizabeth wed. Jans van Doyenbraeck ende haere kijnderen noortwaerts, ex alio, streckende westwaerts van de gemeyn strate tot aen erffenisse des baenreheere van Grobbendoncq, gouverneur deser stadt voorsz. ende den gemeyn water, de Dieze genoempt, oostwaerts aan mr. Johan van den Ven, licentiaat in de rechten en raad van den Bosch. Zooals uit den datum der akte blijkt geschiedde de verkoop zeer kort voor de overgave van 's Hertogenbosch aan Prins Frederik Hendrik, alzoo op een oogenblik, dat de Katholieken dier stad moesten en konden voorzien, dat zij weldra onder Protestantsch bewind zoude komen en de aldaar zich bevindende kerken en kloosters aan hunne bestemming zouden worden onttrokken; en was de kooper mr Johan van den Ven dezelfde als die, aan wien de Bossche Jezuiten daags te voren (6 September 1629) een groot deel hunner in gezegde stad gelegen kloostergoederen hadden overgedragen; deze laatste overdracht werd na de overgave van den Bosch in 1629 door de Staatschen geacht slechts eene schijnhandeling te zijn geweest en dientengevolge werden de goederen, die de Bossche Jezuiten aan mr Johan van den Ven hadden verkocht, zooals nader zal worden medegedeeld, gehouden door hen niet te zijn verkocht geweest en daarom onder de algemeene confiscatie der kloostergoederen begrepen. De verkoop, die de Abdij van Berne aan genoemden mr van den Ven had gedaan, schijnt evenwel niet als eene schijnhandeling aangemerkt te zijn geworden, althans daarvan blijkt niets. Blijkens na te | 450 |
melden Schepenakte van 3 Augustus 1679 verkocht 30 October 1635 Melchior Donckers Janszn, koopman te den Bosch, het voormalig refugiehuis der Abdij van Berne, dat toen gezegd werd te staan tusschen een huis van het Gilde der Oude Schutters en de St. Joriskapel ex uno en het huis van Marie weduwe van Guiliam van Doyenb raken, raad van den Bosch, ex alio, aan den koopman Mathijs van Loosen; deze huwde met Johanna van Mechelen, (die na zijnen dood hertrouwde met eenen van Collen); hij moet aan haar dit huis vermaakt hebben, want hare legatarissen kregen het van haar. Den 3 Augustus 1679 (Reg. n° 497 f. 321) verkochten de executeurs van het codicil van genoemJe Johanna van Mechelen, door haar in 1677 te Keulen gemaakt, en hare legatarissen dit refugiehuis, dat toen gezegd werd te zijn: een schoone, grootte huysinge, hoff ende erven, gelegen in de St. Jorisstraet, aldernaest van de capelle van St. Joris suydwaerts, den baron van Grobbendonck en de gemeyne Diese ostwaerts, de erffgenamen Jans van Doyenbraeck noordwaerts, de gemeyne straet westwaerts, aan Jacob de Bye, notaris en procureur te den Bosch. Bij dit huis kocht deze bij gerechtelijke uitwinning, ten laste der Wed. Paulus van Gerwen op 28 Juni 1695 (Reg. n° 481 f. 41) geschied, ook nog aan het daarnaast staand huis, thans genummerd 28, dat, als gezegd, aan de erven van Jan van Doyenbraecken had toebehoord. Laatstgenoemde had 24 September 1575 (Reg. n° 224 f. 448 vso) dit huis, dat toen gezegd werd te staan tusschen dat van den Abt van Berne ex uno en dat, eertijds van Antonius van Haeren, nu van Catharina weduwe van Henrick (Proening) van Deventher Gerardszn 6), gekocht van de voogden over de onmondige kinderen van Jan van Esch Dirckszn, welke laatste het weder gekocht had van Frans, den zoon van Jan Pynappel Boudewynszn. | 451 |
Dit huis en het voormalig refugiehuis der Abdij van Berne werden van voornoemden Jacob de Bye geërfd door zijne zuster Johanna de Bye weduwe van den kapitein Johan Ferdinand van Casteren, zoon van Govert, president-schepen van den Bosch 7); zij verkocht het huis, afkomstig der erven van Jan van Doyenbraecken (thans genummerd 28) 11 September 1709 aan Beatrix van Susteren weduwe van Christiaan Beekvelt, wier executeurs-testamentair Pieter Beekvelt en Christiaan Mosmans, kooplieden te Bilbao, het 3 Februari 1727, als wanneer het gezegd werd te staan tusschen het huis van Sr Bacquers ex uno en dat van Berkhof ex alio, verkochten aan Agnes, Deliana, Johanna Maria en Hendrina van Susteren, allen woonachtig te den Bosch 8) (Reg. n° 553 f. 240).
Het naaast dit huis in de richting der St. Joriskapel staand huis met poort en plaats (thans genummerd 32 en 30) werd door genoemde Johanna de Bye 21 October 1710 (Reg. n° 528 f. 297) verkocht aan Hendrick Berckhoff, woonachtig te den Bosch; het werd toen omschreven als: eene schoone huysinge, bestaende in verscheyde cameren, plaets, hof, styger op de Dieze, met een groote poorte en cameren daerboven, staende aen de St. Jorisstraat tusschen huys van Pedro Beeckvelt en dat van verkoopster en zich uitstrekkende tot op het erf der Vrouwe van Nuland en de Dieze. Het huis, zooeven dat van verkoopster genoemd, hetwelk zij alzoo voor zich behield en dat thans genummerd is 34, behoorde in 1755 aan juffrouw van den Heesacker, die naar alle waarschijnlijkheid erfgename van meergenoemde Johanna de Bye was en zal geweest zijn Hendrina van den Heesacker, dochter van Adriaan en Maria de Bye. Johan Ferdinand Schouten, woonachtig te Middelrode, als erfgenaam van Maria Agatha Schouten, die de erfgename was van
| 452 |
mr Lambert van Heesacker, zoon van genoemde echtelieden van den Heesacker, verkocht het 7 April 1772 (Reg. n° 583 f. 64), als wanneer het gezegd werd te zijn huis met tuin en open plaats, staande tusschen de St. Joris kapel en het huis van den heer Straatmans en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het erf van dezen laatste, aan Louis Florentius van Ruelo, factoor te den Bosch. Van het Refugiehuis der Abdij van Berne zijn thans alleen nog maar over de koorafsluiting zijner voormalige kapel, die nu het achterhuis vormt van het in de Keizerstraat staand huis, genummerd 5, en de poort met open plaats, tegenwoordig de Oliepoort geheeten.
| 453 |
Noten | |
1. | Taxandria VI p. 53. |
2. | Men zie over hem Schutjes I p. 290. |
3. | In 1507 deelden voor schepenen van den Bosch o.a. Gerard Keymp, zoon van mr Arnd. |
4. | Uit die panden was in 1387 door Jan Lysscap, zoon van wijlen Thomas, geheyten Valandt, eene grondrente verleend, die op 7 October 1627 door den toenmaligen Prelaat van Berne werd afgelost. |
5. | Analecta Gijsb. Coeverincx II p. 136 en vlgd. |
6. | Haar man had dat huis in 1524 (Reg. n° 127 f. 433 vso) gekocht van mr Ewald Mallants Janszn, die het 1513 (Reg. n° 108 f. lö6) had gekocht van Gijsbert, zoon van Gerard Toelinck Gijsbertszn. Jacob Torsingh kocht dit huis 28 Juli 1712 (Reg. n° 530 f. 30 vso). Het is thans genummerd 26. |
7. | Diens andere zonen waren Hendrik en Jacob van Casteren. |
8. | Deliana en Johanna Maria van Susteren, de eenigen harer, die toen nog in leven waren, verkochten 28 Januari 1751 dit huis aan mr David Kleyne, meester van den scherpen gerechte, alias beul, te den Bosch. Hij had van zijne vrouw Sophia Doornik een zoon Jan Libordus Kleyne, die na hem meester van den scherpen gerechte te den Bosch was. |
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 510