No. 13 Aan den Oostelijken hoek van het Kruisbroedersstraatje en de St. Jorisstraat, staat naast dat straatje dit huis, dat aanvankelijk niet grensde aan gezegd straatje, omdat oudtijds, waar het thans begint, stond een huis, waarvan omstreeks de helft van de 16e eeuw gemeld wordt, dat het toen was afgebroken om van uit de St. Jorisstraat een toegang te hebben tot de St. Catharinakerk; het is daarop vervangen door eene poort, waarboven eene kamer gebouwd werd, die deel uitmaakte van het hiervoren onder c. beschreven huis.
Willem Pynappel Janszn, zijn zoon Wouter Pynappel, alsmede Jan Heeren Jacobszn en Martinus, zoon van Gerard 's Heeren Dirckszn, in hunne hoedanigheid van voogden over de onmondige kinderen van Jan Strick Nicolauszn en Elisabeth, de dochter van Jan, den zoon van genoemden Willem Pijnappel, zijnde Willem, Claes, Anneken, Heylken en Elsken Strick, verkochten 3 Febr. 1559 (Reg. n° 202 f. 340) het hier sub d bedoeld huis, - dat alstoen omschreven werd als huis, erf, plaats, twee achterhuizen en bierbrouwerij, staande tusschen het erf, dat eertijds was van de erfgenamen van den sartor Henrick van Uden en nu is de Kruisbroederspoort, ex uno en het erf, dat eertijds was van Henrick, Goijart en Dirck, zonen van Henrick Janszn Boijens en nu is van Jacob Rutgerszn van Berchem, zijnde dat huis door Jor. Willem Willemszn, van Oss voor zich en als gemachtigde van Jor. Philips Hinckaert Philipszn, als echtgenoot van domicella Hadewich, dochter van genoemden
| 370 |
Willem van Oss senior, verkocht geweest aan eerstgenoemd en Nicolaus Strick, den zoon van Goijart Nicolaaszoon en strekkende het zich achterwaarts uit tot aan de Dieze, - aan Jan Pynappel, ook zoon van genoemden Willem Pynappel. Deze Jan Pynappel verkocht het 9 Januari 1570 (Reg. n° 220 f. 78 vso) aan de voogden over de minderjarige kinderen van Jan Dirckszoon 1) van Vechel en Heylwich, dochter van Robbrecht, den zoon van Gijsbert Heymanszn, zijnde Dirck, Robbert, Goijart, Maria, Mechteld en Bessele van Vechel, die het later toebedeelden aan hunnen genoemden broeder en zuster Goijart en Mechteld, toen huisvrouw van Gerard Willemszoon van Venloo; deze beide stonden het weder af aan hunnen broeder Robbert. Deze verkocht het 20 Januari. 1586 (Reg. n° 240 f. 343), - als wanneer het gezegd werd te zijn: huis, erf, plaats en achterhuis, staande in de St. Jorisstraat tusschen die Cruysbroederenpoirte ex uno en het huis van Jacob Rutgerszn van Berchem ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, - aan Jeronimus, zoon van Benedictus Mathijszn. Kort daarna was dit huis in het bezit der nonnen van het klooster Catharinenberg te Oisterwijk, krachtens welken titel bleek mij echter niet; Schutjes V blz. 395 schrijft, dat de Bossche Bisschop Crabbeels het den 10 Mei 1588, als zijnde het toen reeds eene verblijfplaats van die nonnen, visiteerde; in 1593 woonden deze nonnen blijkens eene Bossche Schepenakte van dat jaar nog in dit huis. Later namen daarin haar verblijf de Ongeschoeide Carmelitessen, die zich in het jaar 1622 op de Papenhulst te den Bosch, vermoedelijk in het huis der Arme Clarissen van Boxtel, metterwoon gevestigd hadden. Tijdens dat zij in dit huis verbleven werd het bij het beleg van den Bosch in 1629 door de bommen der Staatschen beschadigd, zooals blijkt uit het Dagboek van Robbert van Voorne (Dr. C.R. Hermans Verz. van zeldzame oorkonden betrekkelijk het | 371 |
beleg van den Bosch I p. 61); hij vermeldt daar tevens, dat met die bommen der Carmeliten huys ende capelle is vernielt met noch diversche huys en in St. Jorisstraet. Na de reductie der stad in laatstgezegd jaar werd ook dit refugiehuis door den Staat geconfisqueerd. Alard Johan Gansneb gen. Tengnagel, als raad en rentmeester-generaal der Episcopale en andere geestelijke goederen in de stad en Meierij van den Bosch, verkocht 18 Dec. 1723 (Reg. n° 552 f. 70) aan Andries Somers, zilversmid te den Bosch, dit huis, dat alstoen omschreven werd als volgt: een welgeleege huysinge, erve, hof ende stallinge, staande aan de St. Jorisstraat tusschen het huis van Mechtildis van Herlaer weduwe van Johan de Clercq, wonende te Venray, ex uno en den Kruisbroedersgang, ex alio, zich uitstrekkende tot aan de Dieze en voorheen gecompeteerd hebbende aan het Convent van de Susteren van Oosterwijck. Genoemde Somers had van zijne vrouw Johanna van Huywegen twee kinderen: a. Johanna Catharina, die huwde met 1° Godefridus Loeff van der Sloot, die kinderloos stierf; 2° Wilhelm Cremer, die evenals haar eerste man woonachtig was te Diest en b. Maria Theresia, die onnoozel was en tot voogd had mr. Arnoldus Franciscus Baalmans, luitenant-meier van de stad en het Kwartier van Leuven; zij verkochten dit huis 27 Juni 1740 aan Eymbert van Aelst, wonende te den Bosch. Thans behoort het aan mr Raymond Tilman, agent van de Nederlandsche Bank aldaar. | 372 |
Noten | |
1. | Deze Dirck van Vechel, die de zoon was van Goijart Dirckszn van Vechel en Geertruid van Lairven, had tot vrouw Mechteld van Aerle Henricksdr. |
1983 |
mr. J.A.M HoekxRefugiehuis van het Franciscanessenklooster Catharinaberg te OisterwijkBossche Bouwstenen VI (1983) 32 |
|
1991 |
Ad van Drunen, E. Jas, J.A. van OudheusdenKloosters, Kronieken en KoormuziekHet Noordbrabants Genootschap ('s-Hertogenbosch 1991) 29 |
|
2002 |
Ad van DrunenRefugiehuis van het klooster Catharinenberg te OisterwijkKloosters en religieus leven ('s-Hertogenbosch 2002) 73 |