afb. ca 1588
Deze poort, welke gebouwd was bij de eerste uitbreiding der vestingwerken van den Bosch, die tusschen de jaren 1250 en 1352 plaats had, stond aan het einde der Vughterstraat tusschen de huizen, genummerd Vughterdijk 2 en 4 eenerzijds en Vughterstraat 125 en 127 en Vughterdijk 1 anderzijds 1). Zij heette ook wel de H. Kruispoort; waarom zij aldus genaamd werd is mij niet kunnen blijken evenmin als van eene ware afbeelding van haar; wel komt er eene afbeelding van voor op de plaat van het werk van Braun en Hogenberg, voorstellende den mislukten aanslag van Hohenlohe op den Bosch in 1585, doch die is blijkbaar niet meer dan eene phan-
| 305 |
taisie. Blijkens van Heurn Historie III p. 43-4 stond op deze poort een toren met eene spits er op, welke toren met spits volgens R.A. van Zuylen de Stadsrekeningen IV p. 337 van de voormalige St. Peter en Pauluskerk afkomstig en op deze poort in 1646 geplaatst was. In dien toren bevond zich een uurwerk, dat daarin in 1652 door mr. Juriaan Spraeckel was gesteld. Bij den storm van 1 September 1717 woei van dien toren de spits af en werd het daarin zich bevindend uurwerk beschadigd; de Regeering van den Bosch besloot daarom den 15 en van die maand een en ander te doen herstellen. Van Heurn deelt t.a.p. II p. 47 mede, dat deze poort in 1567 en volgende jaren tot hulpgevangenis diende en in De III p. 157, dat van af het jaar 1662 zich daarin het Theater tot de ontleding van het Bossche Chirugijnsgilde bevond tot dat de Regeering van den Bosch hetzelve in 1669, toen Lodewijk de Bils, heer van Coppensdamme, benoemd was tot hoogleeraar in de ontleedkunde aan de Illustre school van die stad, naar het koor der kapel van het voormalig klooster der Zwart Zusters op den Papenhulst aldaar deed overbrengen. In de plaats van ontleedkamer, werd daarop het vertrek van deze poort, dat daartoe gediend had, bestemd tot vergaderzaal van de Schutterij van den Jongen Voetboog.
Ook was sedert het jaar 1699 op deze poort eene antiquiteit- en konstkamer, welke zich aldaar nog bevond toen die poort in 1799 gesloopt werd. Blijkens den inventaris van de rariteiten, welke zich in die kamer bevonden, was het niet veel zaaks wat men er te zien kreeg en getuigde dit nog van alles behalve fijnen smaak; zoo zag men er een paar kousen, gemaakt van menschenvel; het bekkeneel van eene vrouw, ingericht tot eene drinkschaal; graveelsteenen; geraamten van mismaakte menschen; een drieling, waarvan eene soldatenvrouw op een Driekoningenavond ontijdig beviel, toen zij verschrikt werd door jongens, die met de ster gingen; het geraamte van eene vrouw van 80 jaren met eene lantaarn in de hand om een vrijer te zoeken; het geraamte van Jacques de Marcelles,
| 306 |
geneesheer en soldaat van het garnizoen van den Bosch, die in 1672 aldaar wegens verraad werd opgehangen 2) en drie geraamten van de Beeren van Erp, zijnde booswichten uit dat dorp, die in den Bosch ook opgehangen waren 3); zij waren op een stoel geplaatst met kaarten in de handen, als zaten zij te spelen; achter hen stond het geraamte van den waard van Bileveld, met eene kan en een glas in de hand, als wilde hij de kaartspelers bier schenken en daarbij nog een jongen met haar dieve hand 4). Ook waren er dingen te zien, die onmogelijk echt konden zijn, als b.v. de beurs en het wenschhoedje van Fortunatus; de blaasbalg van D. Faustus, enz. 5). Verder was er tezien de malienkolder van Lekkerbeetje met zijne pistolen; de malienkolder van Breauté met zijne pistolen; verschillende stukken lederen geld, waarmede de werklieden der Bossche St. Janskerk tijdens haren bouw betaald waren geworden; enkele Romeinsche munten; noodmunten van Haarlem, Breda. enz.; enkele Romeinsche urnen enz. In het laatst der 18e eeuw waren de verzamelingen dezer oudheidkamer blijkens St. Hanewinkel Reize I. p. 14 ellendig verwaarloosd en vervallenen in 1799 werd op last van de Municipaliteit van den Bosch de hierbedoelde poort, waarin zij zich bevonden, afgebroken 6); dit gaf, zoo schreef Hanewinkel t.a.p. blz. 169 nog een ruim gezigt, maar ik zou, zo het aan my gestaan had, gelaten hebben (wat doet veronderstellen, dat het eene mooie poort was.) Men heeft de zeldzaamheden op dezelve gedeeltelijk weggesmeten, doch de beste heeft men er laten uitzoeken en bewaaren; daarvan werd een catalogus opgemaakt, waarna laatstbedoelde rariteiten den 20 Mei 1800 in het openbaar verkocht zijn.
| 307 |
Noten | |
1. | Van Heurn Historie IV p. 71. |
2. | In eene Bossche Schepenakte van 1736 (Reg. n° 557 f. 234 vso) is sprake van een huis onder de Vughterbinnenpoort, staande tusschen het huis de Rosmolen van Mevr. de Wed. Hendrik Antony van de Graeff, postmeester, (thans genummerd Vughterdijk 6, 8, 10 en 12) ex uno en een straatje, (thans genaamd de Kuipertjeswal) ex alio. Het is het huis, nu genummerd Vughterdijk 2 en 4. Het huis de Rosmolen werd 13 April 1696 (Reg. n° 510 f. 66), als wanneer het gezegd werd te zijn: huis, erf, stal en plaats met eenen rosmolen, staande Marktwaarts tusschen het gemeen water ex uno en Vughterpoortwaarts tusschen het erf van Willem Vervoort, een gang usschen beiden liggende en den zijdelmuur van de huisjes van verkoopster ex alio, verkocht aan genoemden Hendrik Antony van de Graeff. Gezegd water liep langs den buitenkant der Vughterbinnenpoort. |
3. | Van Heurn Historie III p. 208. |
4. | Te den Bosch werden gehangen: in 1662 Jan Hendrik Adriaans, geboren te Erp, bijgenaamd de jonge beer en in 1668 Adriaan Hendriks, bijgenaamd de beer. |
5. | St. Hanewinkel Reize II p. 81. |
6. | St. Hanewinkel Reize II p. 159. |
7. | St. Hanewinkel Reize II p. 182. |
Het moet in de zeventiende of de achttiende eeuw gebeurd zijn... Op driekoningenavond liep een soldatenvrouw, die negen maanden zwanger was, door de Bossche straten. Het was al donker. Ze sloeg de hoek om en stond plotseling voor drie jongens, die met lampions en een ster liepen. Zij schrok hier hevig van. De verbazing was zó erg, dat spontaan de weeën begonnen. Die nacht beviel de vrouw (van wie ons de naam niet meer bekend is) van een drieling. Het waren drie merkwaardige baby's: jongetjes, twee blank en één donker gekleurd, omdat de jonge moeder van het driekoningenzingen zo geschrokken was... Het bovenstaande is een uiterst merkwaardig verhaal, dat zeer zeker zó niet gebeurd kan zijn. Maar, in de Bossche 'Antiquiteit- en Konstkamer' waren in 1730 volgens de nog bestaande katalogus aanwezig: 'Drie Kinderkens, 2 blanken en een swart, geboren van een soldate vrouw, zynde op drie Koningen Avond, verschrikt van de Jongens die met de Ster gingen.'
In een voormalige stadspoort, de Vughterbinnenpoort, was van 1699 tot 1799 een plaatselijk museum gevestigd. Het was de Antiquiteit- of Konstkamer, ook wel Rariteitenkamer genoemd. Tal van merkwaardigheden waren er in dit 'museum' te vinden. Voorwerpen als 'een kind met 2 hoofden', 'het geraamte van een jongen met een arm geboren'.
Belangstelling had men kennelijk ook voor de natuurlijke historie, omdat er tal van geraamten van dieren tentoongesteld werden en andere voorwerpen die er verband mee hielden: 'het Ey van een Vogel Struys', de zaag van een zaagvis, zeepaardjes en een 'overgrote' schildpad. Tevens kon men er de hoorn van de eenhoorn bewonderen, waarmee de tand van een narwal bedoeld werd.
Historische voorwerpen waren eveneens tentoongesteld: de Romeinse godin Isidis uit palmhout gesneden, de maliënkolder van Lekkerbeetje, wapens uit vele landen, Romeinse en 'heidense' urnen of kruiken, een Turkse tabakspijp met zilverbeslag eigendom geweest van de grootvizier, schoenen uit de gehele wereld, koperen penningen en zelfs een wonderbaarlijke wandelstok uit Ceylon.
Maar in het eerste Bossche museum kon men ook kunstvoorwerpen bewonderen: Chinese en Arabische boeken en geschriften, een ivoren pyramide met het leven, lijden en opstanding van Christus 'seer konstig gesneden', een schilderij met de grootmogol rijdend op een olifant, een koperen Hercules die afkomstig was uit de kunstverzameling van de paus en verscheidene parelmoeren voorwerpen.
Soms was het voorwerp goed gedocumenteerd, zoals bij deze Romeinse vondst uit Xanten: 'Vier antique afgodekens gekomen van Prins Maurits, zijn uytgegraven en gevonden in een oude heidense capel in 't Land van Cleef na by Zanten'.
In 1799 werd publiekelijk de gehele inventaris verkocht. Waar alle voorwerpen gebleven zijn, is niet meer bekend. In het Noordbrabants Museum bevindt zich echter nog steeds de maliënkolder van de Bosschenaar Lekkerbeetje, die in de tiende druk van de museumcatalogus van de Bossche Rariteitenkamer uit 1730 ook al voor kwam.
|
1662 |
Volgens een besluit van het stadsbestuur van 3 maart 1662 werd de poort ingericht "voor doctoren en chirurgijns om aldaar de anatomie te exerceren". Tot 1669 is het een ontleedkamer geweest. Bron: Rondom de Vughterdriehoek |
|
1677 |
Het bestuur van de stad besloot in 1677 dat de ruimte zou worden gegeven aan enige "liefhebbers om aldaar hunne rariteiten te plaatsen". Bron: Rondom de Vughterdriehoek |
|
1799 |
In de voormalige Vughterbinnenpoort werd in 1677 een ruimte beschikbaar gesteld van rariteiten; een eerste stedelijk museum. In 1794 werd er een katalogus van samengesteld om de tentoongestelde voorwerpen te verkopen, doch wegens oorlogsomstandigheden ging de verkoop niet door. In 1799 wordt deze voormalige stadspoort gesloopt en de rariteiten overgebracht naar elders en in het openbaar verkocht. Ruim een eeuw waren historische, natuurkundige en biologische voorwerpen alsmede rariteiten in deze expositie ruimte te zien. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
1517 |
Kapittel 64. Valbrug bij de Vughterbinnenpoort en de lange brug te Orthen hersteld.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 340
|
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 11, 14, 15, 17, 18, 23, 38, 43, 49-50
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 83, 215