afb.
Het hoofdbestanddeel van het wapen, de boom, is een sprekend symbool voor het hertogelijke bos. De boom, vergezeld van 2 kleinere komt reeds voor op het oudste bekende stadszegel uit 1242. In 1356 verleende Hertogin Johanna van Brabant aan de stad het privilege om in het wapen het hertogelijke wapen Brabant-Limburg op te nemen. De adelaar werd in 1508 verleend door Keizer Maximiliaan bij zijn inhuldiging als Hertog van Brabant (als voogd over Karel V). De adelaar is de Duitse rijksadelaar met op de borst het Oostenrijkse schild. De kroon en de wildemannen zijn bekend sinds 1670, toen het wapen werd aangebracht op de gevel van het nieuwe stadhuis. De kroon was een kroon met 3 bladeren en 2 parels. In 1675 leidde het voeren van de wildemannen, de kroon en de adelaar tot een conflict met de advocaat-fiscaal en de procureur-generaal van de raad van Brabant. Dezen wilden bewijzen zien, waardop de stad gerechtigd werd de symbolen te voeren en bij gebrek hieraan zou de stad het wapen (en de zegels) moeten wijzigen. De stad antwoordde dat de schildhouders, kroon en adelaar door de hertogen waren verleend, maar bewijzen gaf zij niet. Wel vermeldde het stadsbestuur dat een aantal steden na de afzwering van Spanje (1581) dergelijke figuren was gaan voeren, zonder dat hiertegen opgetreden was. De stad verzocht dan ook om opschorting van het proces totdat alles per officieel placaat was geregeld. Dat de stad de schildhouders en de kroon via de hertogen had verkregen is onwaarschijnlijk, al werd het bij diverse gelegenheden in de 15e en 16e eeuw al wel gehouden door een wildeman, zoals op drukkersmerken en bij festiviteiten. De stad zelf beeldt het pas sinds 1670 met de wildemannen uit. De kroon is vóór 1670 niet bekend. De kleuren waren oorspronkelijk groen en zwart, maar werden door de hertogelijke kleuren vervangen, latere toevoegingen werden in de oorspronkelijke kleur gehouden. Na inlijving bij het Franse keizerrijk werd aan Bois-le-Duc het recht verleend (op 13 januari 1813) het wapen te vermeerderen met een vrijkwartier voor de steden van de tweede klasse. Dit vrijkwartier vertoonde een gouden N op een blauwe ondergrond. Of dit wapen ooit is gebruikt is me niet bekend. Bij en na de (onvrijwillige) samenvoeging van Rosmalen met 's Hertogenbosch werd vanuit de kant van Rosmalen een aantal pogingen gedaan om een element van Rosmalen in een nieuw wapen van de gemeente op te laten nemen. Hetgeen overigens niet is gelukt. De gemeente wilde het oude wapen behouden. Het wapen van Rosmalen vertoonde een ploeg en een schildje met een onduidelijk soort blad. Dit blad is, zoals uit oude zegels blijkt, een zogenaamd vierblad. De voorstellen voor een element van Rosmalen zijn dan ook op dit vierblad gebaseerd, omdat een ploeg niet symbolisch is voor Rosmalen en ook veel moeilijker is in te passen in een nieuw wapen. Het eerste voorstel (zie ook onder) behelsde de opname van het vierblad in een schildhoofd, analoog aan het nieuwe wapen van Oss, waarin een mijter in een zilveren schildhoofd werd toegevoegd. In dit voorstel zou het vierblad een zeer prominente plaats innemen. Dit zou heraldisch niet toegestaan zijn, aangezien een schildhoofd de plaats is voor het hoogste element in rang. In het oude wapen van 's Hertogenbosch was dat uiteraard het keizerlijke wapen. Bij Oss was dat het graafschap Megen, hetgeen hoger in rang is dan de stad Oss. Het dorp Rosmalen is lager in rang dan de stad 's Hertogenbosch en opname zou dus niet toegestaan zijn. In het tweede voorstel werd in het schildhoofd niet een deel van de adelaar, maar de gehele adelaar opgenomen. Op de borst van de adelaar werd een klein schildje met het vierblad geplaatst. Ook dit zou heraldisch niet correct zijn, aangezien de adelaar dan impliciet met Rosmalen en niet met 's Hertogenbosch geassocieerd zou zijn. In het derde voorstel werd alleen het schild van Oostenrijk vervangen door het vierblad, dat dus net zichtbaar boven de delingslijn te zien zou zijn. Ook hier zou het vierblad dus met Rosmalen en niet met 's Hertogenbosch geassocieerd zijn. |
Boven de ingang van het stadskantoor aan de Wolvenhoek hangt in metaal uitgevoerd het stadswapen van Den Bosch. In de oudst bekende vorm bestaat het wapen van onze stad slechts uit drie bomen: één grote in het midden, geflankeerd door twee kleinere. De oudste afbeelding van dit wapen is te zien op het zegel, dat aan een akte hangt waarin ene Jutta van Ende goederen overdroeg aan haar schoonzoon Alberdinus, een Bosschenaar. Deze van 14 december 1242 daterende akte bevindt zich in het archief van de abdij van Berne te Heeswijk. Hertogin Johanna gaf in 1356 de stad 's-Hertogenbosch het recht het stadswapen uit te breiden met het wapen van de hertogen van Brabant, nadat zij enkele maanden gastvrijheid had genoten in de stad. Hertog Jan I van Brabant versloeg op 5 juni 1288 Reinoud I van Gelder in de slag van Woeringen. Sinds die tijd waren de hertogen van Brabant ook hertog van Limburg. De zoon van Jan I, Jan II, nam daarna de Limburgse leeuw in zijn wapen op, zodat het hertogelijk wapen ten tijde van Johanna uit vier kwartieren bestond. Het eerste en vierde kwartier toonden de Brabantse leeuw, goud op een zwart veld. Het tweede en derde kwartier gaven de dubbelstaartige Limburgse leeuw weer, rood op zilver.
Oorspronkelijk was de boom op het Bossche stadswapen groen, op een zwart veld. De samenstelling van wapens werd echter steeds meer aan regels gebonden, en een van die regels was, dat kleur op kleur, of metaal op metaal niet mocht. De boom werd dus later goudkleurig.In 1508 werd het wapen door keizer Maximiliaan uitgebreid. Voortaan mocht de Habsburgse, dubbelkoppige adelaar gevoerd worden. Het wapen kreeg zo zijn definitieve vorm. Sedert 1670 wordt het stadswapen bekroond door een gouden kroon, die door twee wildemannen vastgehouden wordt. Waarom de wildemannen bij het Bossche wapen zijn opgedoken, staat niet vast. Een verklaring zou kunnen zijn, dat men de wildemannen tot schildwachten gemaakt heeft, omdat deze bosbewoners in verband bracht met de stichting van de stad.
In de loop der eeuwen waren er echter fouten in de verschillende uitvoeringen opgetreden. Dat was de reden, dat in 1975 door het stadsarchief een onderzoek werd ingesteld naar het eigenlijke stadswapen. Dit onderzoek leidde er toe dat de gemeenteraad op 21 december 1977 de wapenverbetering goedkeurde. De officiële wapenbeschrijving werd op 8 maart 1978 bij koninklijk besluit bekrachtigd. Kort daarop vervaardigde de edelsmid Cees Clement het wapen bij het stadskantoor.
|
De vijftiende eeuwse kroniekschrijvers begonnen hun verhaal meestal met de oudste gegevens over 's-Hertogenbosch met: het bos van de hertog. De bewoners van dit bos zouden wildemannen geweest moeten zijn. Een aantal huizen en herbergen in de stad droegen die vijftiende eeuwse naam De Wildeman. Aan het Hinthamereinde stonden zelfs naast elkaar het 'Groot Wiltwijf' en het 'Klein Wiltwijf'. In de vroege zestiende eeuw wordt pas de relatie met de wildeman en het stadswapen gelegd. De drukkers Laurens Hayen en Gerard van den Hatard maken een beeldmerk waarop het stadswapen en de wildeman te zien zijn. In 1497 kwam de 'heraldische wildeman' voor het eerst tot leven. Op 20 en 21 mei 1497 hielden de Bossche schuttersgilden een intocht in Gent, waar een groot schuttersfeest werd gehouden. In een gedicht wordt de hele intocht beschreven en ook het Bossche aandeel daarin. Eerst kwamen er vier karren met kisten volgeladen. Vervolgens zeven karren die met paars laken waren omhangen en waarin veel personen een plaatsje hadden gevonden. Tenslotte kwam er een feestelijke versierde wagen, met een leeuw op elke hoek. Deze vier leeuwen zijn in het Bossche stadswapen terug te vinden. Zij beschermden de stadsmaagd die er klaarblijkelijk goed uit zag: 'Elcke mochte nae't sien verlanghen' schreef de kroniek schrijver. Tenslotte was er op de wagen ook een wildeman, die het Bossche stadswapen droeg. Opmerkelijk is dat bij dezelfde intocht het stadswapen van Bergen op Zoom eveneens door een wildeman gedragen werd.
In het Bossche stadsbeeld kwam de wildeman ook voor. In het beeldhouwwerk aan de buitenzijde van de Sint-Jan is hij te zien; hij droeg het stadswapen op het uit het begin van de zeventiende eeuw daterende oxaal in deze kerk. Tijdens de Maria-processies liep hij mee in de stoet, bij wagenspelen van de rederijkers was hij eveneens aanwezig. Na 1629 verdwijnt hij op deze wijze uit het stadsbeeld maar hij keert officieel weer terug. In het beeldhouwwerk van Jacob van der Hovens (1670) aan de voorgevel van het stadhuis flankeert hij het wapen van de stad, terwijl er tevens een te zien is op een schilderij van Van Thulden uit 1650 dat zich in het stadhuis bevindt.
Sedertdien zijn er bijna altijd twee wildemannen die als schildhouders bij het stadswapen fungeren. In het begin nog ongewapend, maar later ieder voorzien van een stevige knuppel. Als in 1817 het stedelijk wapen officieel wordt vastgelegd, krijgen de twee wildemannen hun plaats bevestigd.
Het schild is hèt onderdeel van het stadswapen, zowel de kroon als de twee wildemannen zijn uitwendige versierselen. Het stadswapen mag gevoerd worden zonder deze attributen. Dat is ook met het vignet van de gemeente het geval: de skyline van de stad fungeert als een moderne toevoeging aan het schild. Maar het stadswapen van 's-Hertogenbosch met schilddragers en een kroon vormt een mooi geheel. En de wildemannen zijn al bijna vijf eeuwen aan dat waoen verbonden.
|
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 15, 17, 22, 24, 33, 116, 173, 215-217, 220, 251, 254