Aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw groeide het aantal behoeftigen in de Republiek. Plaatselijke overheden trachtten de vestiging van het toenemend aantal minvermogenden van elders tegen te gaan en te reguleren. Zij kostten immers de plaats van vestiging veel geld. Gewestelijke en plaatselijke overheden sloten zich hierbij aan. Personen van elders konden zich op den duur alleen in een bepaalde plaats vestigen, indien zij een verklaring konden overleggen van het kerk- of armbestuur van de plaats van geboorte, waarin dit bestuur zich garant stelde voor het onderhoud van betrokkene te zorgen in het geval deze tot armoede zou komen te vervallen. De | 43 |
arme zou dan niet ten laste komen van de diaconie of het armbestuur van de plaats van vestiging. In de meeste Brabantse plaatsen werden deze verklaringen borgbrieven of ontlastbrieven genoemd. In de borgbrief staan meestal de naam en plaats van de instantie van afgifte, de naam en hoedanigheid van de betrokkene, soms diens leeftijd en de plaats van toekomstige vestiging. In deze plaats werd door het lokale bestuur uitgemaakt of betrokkene mocht blijven. De borgbrief werd in het archief van de wereldlijke of kerkelijke overheid bewaard tot betrokkene deze nodig had om naar elders te vertrekken. In sommige gevallen werden uitgegeven en ingekomen borgbrieven ook in registers opgetekend. | 45 |
1983 |
P.L. Leget-KuijlenBorgbrieven, een hulpmiddel bij genealogisch onderzoekin: De Brabantse Leeuw 32 (1983) 170-171 |
|
1988 |
P.L. Leget-Kuijlen en J.N. LegetOntstaan en ontwikkeling van borg- of ontlastbrievenin: Genealogisch Tijdschrift voor Oost-Brabant 3 (1988) 161-168 |