Er stond nog een derde molen op de Kasterenswal. In 1597 verleende de Brabantse Rekenkamer vergunning aan Goyaart van Engeland, rector van het Groot Ziekengasthuis, om een molen op te richten bij de Orthenpoort. Deze vergunning had hij op persoonlijke titel aangevraagd. Hij had daartoe het windrecht gekocht van een molen genaamd 'De Hoekmolen', die buiten de Hinthamerpoort stond en die in 1594 door de belegeraars was platgebrand. Die molenwerf was daarop door de stad ingenomen in verband met de verbeteringen aan de vestingwerken. De afstand tot de dichtstbijzijnde molen aan de Kasterenswal zou 355 hamervoeten gaan bedragen. Wij hebben niet kunnen vinden hoe groot 'een hamervoet' is. Als onze gegevens juist zijn, dan zou de molen van het Gasthuis de dichtsbijzinde molen geweest zijn, maar daarvan kennen we de exacte locatie niet. Daaruit kunnen we de lengte van een hamervoet dus niet herleiden. Het bestuur van de stad had in 1595 al toestemming gegeven voor de oprichting van deze molen. Hierbij bepaalde de stad dat 'het sweijen' van de wieken van de molen tenminste 32 voet van het binnenste van de borstwering moest blijven. De standerd (de centrale verticale blak waar de molen om kan draaien om deze in de wind te zetten) moest in verband met de bewaking van de vesting minimaal 60 hamervoeten van de borstwering verwijderd blijven. In 1617 was op een afstand van ongeveer 25 meter een kruitmagazijn gebouwd. Tien jaar later had het niet veel gescheeld of de molen had een ramp voor de stad veroorzaakt. Tijdens een onweersbui werd de korenmolen tijdens het malen getroffen en brandde tot de grond toe af. In die tijd was juist veel kruit in het magazijn in voorraad, zodat niemand de brand durfde te blussen. Aartshertogin Isabella verbood daarop de molen op dezelfde plaats te herbouwen. Dat is desondanks toch gebeurd, maar in 1672 -de Fransen hadden Crevecoeur al ingenomen- begon het stadsbestuur schrik te krijgen dat de molen bij een belegering in brand geschoten zou worden met alle gevolgen van dien. De eigenaar, Van Susteren, werd gelast zijn molen af te breken en ergens anders weer op te bouwen. Er volgden dan de nodige vergaderingen van het stadsbestuur met Van Susteren. Van Susteren is blijkbaar niet zo gelukkig met het voorstel. Hij zegt toe dat hij de molen zal ontdoen van alle licht ontvlambare delen zodra een schot op afstand wordt gelost. De zware eiken constructie zou volgens hem niet snel in brand kunnen raken. De stad had daar weinig vertrouwen in. Na enkele nieuwe standplaatsen bekeken te hebben kreeg Van Susteren de molenwerf op Bastion Maria toegewezen. De gemeente moest dan wel een aantal bomen verwijderen om voldoende windvang te garanderen. In 1709 blijkt de molen inderdaad op Bolwerk Maria te staan, nu ingericht voor het malen van schors. Eigenaren zijn nu Dirck van den Broeck en Jacobus van Ravensteijn, nadat de molen vóór 1709 van Jacob Coppens geweest was. | 68 |
1998 |
Nico JurgensMolenwandelingen over de stadswal (4, slot)'s-Hertogenbosch 2 (1998) 68 |
1588 |
s.n.TsHertogenbosch (ca 1588)Braun en Hogenberg |
|
1625 |
s.n.Hertzogenbosch (ca 1625)Kopergravure van Meisner 1621-1631 |
|
1629 |
s.n.Belegeringskaart 1629Kopergravure van C.J. Visscher |
|
1645 |
s.n.Sylva Ducis Gallis vulgo Bois le Duc Vernacule 'sHertogen Bossche (ca 1645)Toonneel der steden, uitgegeven door Johannes Blaeu |