In 1578 had Wouter Boudewijns zijn molen, die toen nog buiten de stad stond, op last van de Drie Leden van de stad moeten verplaatsen. Hij had daarvoor een plaats in een beemd aan de Kasterenswal van het Groot Ziekengasthuis in erfpacht gekregen. Korte tijd later werd Marcelis van Casteren eigenaar van deze molen. Toen in 1594 het Gasthuis zelf een molen wilde oprichten op 175 voet (ca 50 meter) vanaf de molen van Van Casteren maakte die daar bezwaar tegen. De rector van het Gasthuis liet weten dat de molen van Van Casteren tegen wil en dank van de vorige rector van het Gasthuis was opgericht. Bovendien zouden enkele huizen in de nabijheid afgebroken worden, wat voor de windbelemmering van de molen van Van Casteren belangrijker zou zijn dan de belemmering van de wind door de molen van het Gasthuis. Niettemin vroeg Van Casteren korte tijd later vergunning om zijn molen te mogen verplaatsen. Over een afstand van 50 meter kan de wind zich niet herstellen, zodat de molens zeker hinder van elkaar ondervonden zullen hebben. Drie jaar later werd door de Tafel van de Heilige Geest begonnen aan de bouw van hun molen. Van Casteren maakte opnieuw bezwaar, dus kennelijk had hij zijn molen toen nog niet verplaatst. Blijkbaar heeft Van Casteren zijn molen aan de andere kant van de stad opgericht op de stadswal bij de Grote Hekel. In 1650 was Hendrick van Casteren namelijk eigenaar van een molen op die plaats. We vermoeden een familierelatie, hoewel we daar geen bewijs van vonden. De molen bij de Grote Hekel stond sinds 1650 stil bij gebrek aan werk. Vanwege het snel voortschrijdende verval werd gevreesd dat hij om zou vallen. Om ongelukken te voorkomen werd de molen in 1670 afgebroken. Van Casteren vroeg daarom vrijstelling van de Verponding (een belasting die voor de molen betaald moest worden). Die vrijstelling werd hem, na de sloop van de molen, met terugwerkende kracht verleend. Daarbij werd bepaald dat hij de Verponding weer moest betalen als hij zijn molen zou herbouwen. Dat was al in 1673 het geval. Hendrick van Casteren bouwde zijn molen nu weer op aan de Kasterenswal. Het is niet duidelijk waarom Van Casteren al zo snel een nieuwe molen oprichtte, terwijl er kort tevoren geen werk voor was. Er was zelfs een concurrent bij gekomen: Willem van Grimbergen liet in hetzelfde jaar een grote stenen molen bouwen op Bastion Oranje. Er was vergunning nodig om gebruik te mogen maken van de wind, het zogenaamde windrecht. Van Casteren bezat dat recht voor zijn molen aan de Grote Hekel, en het zou kunnen dat zijn windrecht te niet zou gaan wanneer hij daar langere tijd geen gebruik van maakte. En misschien bood de verplaatsing in 1673 en verbouwing tot runmolen van de molen bij het Kruithuis, die iets verder op de Kasterenswal stond, aan Van Casteren de mogelijkheid de klanten van die molen over te nemen. In 1717 vermaakte Van Casteren zijn molen aan het Blok van de Hinthamerstraat. Dankzij het archief van het Blok zijn vele gegevens bekend over het onderhoud en de exploitatie van deze molen uit de periode van 1717 tot 1757. Al in 1720 vroeg het Blok zich af of het, vanwege de hoge onderhoudskosten, niet voordeliger zou zijn de molen te verkopen en het geld te beleggen. Het bleef vooralsnog bij een overweging. In 1737 en 1739 werden zelfs enkele kostbare vitale delen van de molen vernieuwd; onder andere de standerd en de steenbalk. De Tafel van de Heilige Geest was vaste klant op de molen van het Blok. Voor deze gegarandeerde omzet werd wel als voorwaarde gesteld dat het graan van het Geefhuis altijd met voorrang gemalen moest worden opdat de armen niets te kort zouden komen. De molen van het Geefhuis moet dus al voor die tijd verdwenen zijn. In 1750 werd door de molenaar, die huurder was, geklaagd dat hij klanten verloor omdat de molen alleen voorzien was van stenen die geschikt waren om rogge te malen. Hij vroeg of een tweede koppel maalstenen in de molen geplaatst kon worden om hierin te voorzien. Andere molens hadden al twee koppels stenen, de Oude en de Nieuwe Steenen Molen zelfs vier. Het Blok wees dit verzoek af, maar besloot wel te proberen ook het Groot Ziekengasthuis als klant te werven, hetgeen lukte. In 1757 deed Adrianus Coppens een bod op de molen. De regeerders van het Blok rekenden toen uit wat de exploitatie van de molen het Blok had opgeleverd. Dit bleek zo weinig te zijn dat op het bod van Coppens werd ingegaan. Adrianus overleed in 1764, waarna zijn weduwe de zaken beheerde. Het Groot Ziekengasthuis liet het graan toen nog steeds op deze molen malen. De molen bleef een eeuw in het bezit van de familie Coppens waarna Hendrikus Zwijsen de nieuwe eigenaar werd. De molen is bekend gebleven als 'de molen van Zwijsen'. In 1865 bouwde Zwijsen een stoommaalderij op de wal nabij de Kruittoren om ook bij windstilte te kunnen malen. Blijkbaar veroorzaakten de bomen langs het kanaal veel windbelemmering, want in 1867 deed Zwijsen een verzoek om de bomen rond zijn molen in te korten. Het verzoek werd afgewezen, maar een maand later gebeurde het toch. De voor de molen onmisbare wind kon wel eens teveel van het goede zijn, zoals een jaar later zou blijken. Door een storm op 12 december 1868 werd de kap van de molen beschadigd. In 1880 werd de windmolen afgebroken. Zwijsen werkte toen verder in de stoommaalderij. Van deze stoommaalderij zijn de verdere lotgevallen niet bekend. In 1881 heeft de gemeenteraad een aantal officiële namen vastgesteld voor de straten die ontstaan waren door de slechting van de vestingwallen. Hierbij werd ook de straatnaam Kasterenswal vastgelegd. Deze naam houdt ongetwijfeld verband met de familie Van Casteren. Bij de werkzaamheden in het Eerste Kasterensstraatje in 1981 kwamen resten van drie van de vier teerlingen, waarop de molen stond, te voorschijn. Uit het formaat van de bakstenen van deze teerlingen blijkt dat deze van vóór de bouw in 1673 dateren. Het kunnen hergebruikte bakstenen zijn, maar het is ook mogelijk dat de teerlingen overgebleven waren van een eerdere molen. Dit roept de vraag op of de molen in 1673 wellicht opgericht was op de fundamenten van de eind zestiende eeuw verplaatste molen. Maar ook dat lijkt erg laat gezien het steenformaat. De molen was opgericht in 1578, terwijl de bakstenen te dateren zijn rond 1500. Misschien kan deze vraag bij nieuw onderzoek beantwoord worden. Tot nu toe is dit het enige fundament van een molen in de stad dat gevonden is. | 64 |
1830 |
Kasterens MolenPlatte Grond der stad 's-Hertogenbosch (ca 1830)J.B. Drossaers |
|
1866 |
s.n.Provincie Noord Brabant. Gemeente 's Hertogenbosch (No. 2 Stad) |