monumentcode: SOM1006
|
Volgelingen van St. Franciscus. Twee jaar na de dood van Franciscus (1226) kwamen de eerste minderbroeders in Nederland aan, waar zij in 's-Hertogenbosch een klooster stichtten, dat het eerste in de stad werd. Franciscus kreeg verschillende soorten volgelingen: de eerste orde van mannen, die in een gemeenschap leven, te weten Franciscanen, capucijnen en conventuelen. St. Clara werd de stichteres van de tweede orde, de Clarissen. Rond Franciscaanse kloosters groepeerden zich leken; zij vormen de derde orde van Franciscus, de Franciscaanse Leken Orde geheten. Uit hun midden zijn religieuze groeperingen ontstaan, die de regel van de derde orde gezamelijk beoefenden, vandaar de naam reguliere derde orde; hierbij zijn meer vrouwen dan mannen aangesloten. Van de eerste orde kent Brabant de volgende vestigingen: Franciscanen: 1228-1629 Den Bosch; 1645 Megen; | 92 |
Capucijnen: 1611-1629 's-Hertogenbosch; 1625-1637 Breda; 1645 Velp; 1848 Handel; 1874 Lengeweg; 1879 Tilburg - Korvel; 1887 Breda; 1892 Helmond; 1897 Den Bosch; 1919 Udenhout - Biezemortel; 1937 Eindhoven; 1954 Oosterhout; 1967 Tilburg - Poiterstraat; 1968 Eindhoven - Poeterstraat; Tweede orde: Clarissen: Urbanisten 1349-1654 Den Bosch; 1512-1717 Boxtel; 1720 Megen; Coletinen: 1889 Tilburg; 1900 Helmond; 1936 Eindhoven; Derde orde: seculier: ontstaan rond de Franciscaanse kloosters, nu Franciscaanse Lekenorde genoemd, regio Brabant; regulier: mannen: Tertianen 1340-1584 Den Bosch; 1742 Boekel; 1840 Drunen, 1854 Huybergen; regulier: vrouwen: voor 1321-1573 Geertruidenberg; 1423 / 1469-1631 Den Bosch Mariënburg; ca 1440-1471 Oisterwijk; 1450-1471 Waalwijk; 1452-1685 Den Bosch - St. Elisabeth Bloemenkamp; 1452-1716 Dommelen; 1459-1802 Grave; 1477-1627 Den Dungen; 1501-1965 Haren (bij Oss); in 1965 naar Wassenaar; 1539-1732 Ommel; 1797 Oirschot; 1801 Dongen; 1820 Etten; 1826 Breda - Mater Dei; 1832 Roosendaal, Mariadal; 1834 Roosendaal - Charitas en Oosterhout; 1838 Oudenbosch en Bergen op Zoom; 1843 Veghel; 1880 Breda - Meerten Verhoffstraat; 1913 Boerdonk en Asten. | 93 |
Voorafgaand aan de huidige nieuwbouw, zijn in de jaren 1985/1987 door de Bouwhistorische en Archeologische Dienst van de gemeente 's-Hertogenbosch opgravingen verricht naar de resten van het zogeheten Minderbroedersklooster. Dit complex strekte zich uit vanaf de vestiging van Vroom & Dreesman in de Snellestraat tot aan de Markt. Het lag juist binnen de oudste stadsmuur, die in het begin van de 13e eeuw is aangelegd. Waarschijnlijk is het Minderbroedersklooster kort na 1228 gesticht, mogelijk onder speciale bescherming en op privé-grondgebied van Hendrik I hertog van Brabant. Het is een van de oudste vestigingen van de Minderbroeders (Fransciscanen) in Nederland. Bij de opgravingen bleek dat de 13e eeuwse resten van het klooster tijdens latere bouwactiviteiten grotendeels zijn verdwenen. Wel is een deel van de oorspronkelijke stadsmuur teruggevonden. Nadat in het midden van de 14e eeuw een nieuwe, veel ruimere ommuring was aangelegd, moest deze oude stadsmuur wijken voor een uitbreiding van de kloosterkerk. In de 15e eeuw werd aan de noordzijde van de kerk een Mariakapel gebouwd. Naast het kerkgebouw bevond zich een woongedeelte, dat grensde aan de kloostergang. Nadat 's-Hertogenbosch in 1629 was veroverd door Frederik Hendrik, werden de monniken gedwongen de stad te verlaten. De gebouwen zijn kort daarna gesloopt. Met het sloopmateriaal bouwde men vervolgens enkele huisjes, de Dode Nieuwstraat en de Minderbroedersstraat werden toen aangelegd. De huisjes hebben hier tot na de tweede wereldoorlog gestaan. Na de voltooiing van de nieuwbouw in 1988 zijn in de bestrating het verloop van de eerste stadsmuur, de loop van de Dieze en een aantal kolommen van de kloosterkerk aangegeven. |
Deze minderbroeders schijnen in ouderdom niet onder te doen voor de overige religieuzen in 's-Hertogenbosch, die in deze stad begonnen zijn. Zij werden aanvankelijk coleten genoemd, bezaten eigendom, hadden vrije beschikking over hun goederen en over gebruik van geld en waren zonder hervorming. Over hun komst in de stad is hierboven al verteld. Uiteindelijk zijn ze in het jaar des Heren 1490 hervormd en tot de observantie van de regel van Sint-Franciscus en van de heilige orde van de minderbroeders gebracht door broeder Joannes de Ponto, minister-provinciaal van deze orde, een heilig en vroom man. Dat huis is vervolgens door de verdienste, het aantal giften van vooraanstaande mannen gegroeid en door het toenemend aantal broerers daar heeft de orde zich verder verbreid. | 127 |
1228 |
De Minderbroeders vestigen zich in 's-Hertogenbosch op een door de hertog geschonken terrein, gelegen op de hoek van de huidige Pensmarkt en de Minderbroederstraat, waar zij een klooster en een kerk vestigen. Dit Minderbroederklooster is de eerste vestiging in de noordelijke Nederlanden. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1256 |
Door toename van het aantal kloosterlingen en de groei van de bevolking zijn de bestaande kerk en het klooster van de Minderbroeders te klein geworden. Het terrein van de Minderbroeders wordt uitgebreid door een schenking van de hertog, zodat men met de bouw van een nieuwe kloosterkerk kan beginnen. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1263 |
De kerk van de Minderbroeders, die met hulp van de stad gebouwd is, wordt gewijd door Henricus van Vianden, bisschop van Utrecht. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1355 |
Het Minderbroedersklooster breidt zich opnieuw aanzienlijk uit. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1435 |
De stad en het convent van de Minderbroeders komen overeen, dat de Minderbroeders dagelijks een mis zullen opdragen in de kapel op het stadhuis, zoals in het testament van Gheerlick van Ghemert was aangegeven. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1463 |
Bij de grote stadsbrand in 1463 werd ook het klooster een prooi van de vlammen doch door de steun van de prinsbisschop van Luik, Louis de Bourbon, was de wederopbouw snel een feit. Bron: Bossche Bouwstenen VI |
|
1490 |
De broeders gingen in 1490 over op de regel der Coletanen. Bron: Bossche Bouwstenen VI |
|
1517 |
De broeders sloten zich in 1571 aan bij de groep van Observanten, d.w.z. de kloosters, die een strenger Franciscaans leven voorstonden. Bron: Bossche Bouwstenen VI |
|
1547 |
Door de maatregelen die getroffen moeten worden tegen Aalbrecht van Kampen, een minderbroeder die de leer der hervormden is toegedaan, raakt de burgerij in onvrede en ontstaan er moeilijkheden met de Minderbroeders. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1601 |
Maurits doet een tweede poging om 's-Hertogenbosch te veroveren. Diverse gebouwen in de stad, o.a. het klooster van de Minderbroeders, lijden schade. Het beleg duurt 27 dagen. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1629 |
De katholieke godsdienstuitvoering wordt verboden. Priester hebben de stad moeten verlaten. De kerken worden gekonfiskeerd. De Lutheranen krijgen de kloosterkerk van de Minderbroeders. Andere kerken worden betrokken door de hervormden of het leger vindt er een onderdak. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1641 |
In 1641 worden verschillende vm. kloostergebouwen door de Raad van State verkocht. Frans Blom koopt bijvoorbeeld de kloosters van de Minderbroeders en de Dominicanen. Hij breekt ze af en legt vervolgend drie nieuwe straten, drie Nieuwstraten, aan: de Doode Nieuwstraat, de Nieuwstraat en de Tweede Nieuwstraat (thans St. Jozefstraat geheten). Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
1913 |
In 1913 trof J. Mosmans restanten aan van een eenbeukig driezijdig gesloten koor. Dit moet het rechter gedeelte, het oudste deel van de kerk zijn zoals die door A. van den Wijngaarde in circa 1550 is getekend. Bron: Kloosters, Kronieken en Koormuziek |
|
1985 |
Bij archeologische opgravingen in 1985 en 1987 is een gedeelte van de kerk aangetroffen. Het betrof hier een driebeukige kerk uit het begin van de 14e eeuw. Het gebouw was over de fundamenten van de oudste stadsmuur heen gebouwd. Mogelijk zijn er meer bouwfases aanwijsbaar. Bron: Kloosters, Kronieken en Koormuziek |
Fr. Dalmatius van Heel O.F.M., 'Onbekende werkjes van een onbekende Minderbroeder te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1935) 44-46
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 17, 18, 63, 178, 140
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 118, 179, 193, 230, 276
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 72, 252-253
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 168
G.C.A. Juten, 'De Minderbroeders te 's Hertogenbosch' in: Taxandria (1919) 101
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 22, 23, 68
Charles de Mooij en Aart Vos, 's-Hertogenbosch binnenskamers (1999) 21
Jan Mosmans, 'Gardiaanschapszegel en kloosterzegel der Minderbroeders te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1915) 216-223
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 13n, 211, 213
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 63, 93, 127, 221, 247, 251, 313, 315, 317, 319, 325, 327, 337, 369, 375, 379
Jan Sanders, 'Verkloostering in het vijftiende-eeuwse 's-Hertogenbosch' in: Noordbrabants Historisch Jaarboek 33 (2016) 79
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 435-441
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 27, 27n, 28n, 58
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 40, 75, 120n, 249, 271, 297
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 45, 71