monumentcode: SOM1007
|
In het jaar des Heren 1483, op de dag voor Kruisverheffing, is onder pater broeder Salivus van Caleta van Palermo, doctor in de gewijde theologie en generaal van de hele orde van de predikbroeders, toen Jacob Stubach prior-provinciaal van de Duitse provincie was, het convent van de predikbroeders in 's-Hertogenbosch weer op de weg van het reguliere leven gebracht. Dit klooster is gesticht vijftien jaar na de oprichting van de orde van de predikbroeders, namelijk in 1250. Later, toen de geur van godsvrucht van dit klooster zich overal verbreid had, werden de broeders in verschillende kloosters van deze orde uitgenodigd om menig klooster te hervormen. Door het voorbeeld van deze personen aanvaardden de overige kloosters een strengere regeltucht, waardoor zij door faam van hun lofwaardige levenswandel een voorbeeld in de leer en vroomheid zijn geworden. | 185 |
Door eene poort, welke thans nog de Prekerspoort heet, kwam men oudtijds van uit de Hinthamerstraat in het Predikheerenklooster, hetwelk stond ter plaatse waar thans de parochiale jongensschool van St. Jan zich bevindt en waarvan het erf 1) zich uitstrekte tot aan den Wal. De geschiedenis
| 210 |
van dit klooster vindt men uitvoerig beschreven in het werk van G.A. Meyer De Predikheeren te 's Hertogenhosch en het Chronicon conventus Buscoducensis ordinis Praedicatorum (auctore P. Jacobo Brouwer), welke werken, met dat over het Capucynenklooster in de Postelstraat, tot nu toe de eenige monographien zijn over de vele kloosters, welke men oudtijds in den Bosch had. Ik zal mij wegens voorzegde beschrijvingen bepalen tot het vermelden van die bijzonderheden van het Bossche Predikheerenklooster, welke niet in die werken voorkomen. Hiervan was wel de merkwaardigste, dat Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk in 1481 in dit klooster zijnen intrek nam, toen hij in den Bosch was gekomen om aldaar de 14e algemeene kapittelvergadering van het Gulden Vlies in de St. Janskerk te houden 2). Cuperinus vermeldt zulks als volgt 3): „In den jaere ons Heeren 1481 quam ten Bosch mit groeten staet van groote heeren ende eedelen Maximilianus, erdshartoge van Oostenrijck, hartoge van Brabant ende mit hem quamen in den eersten vrou Marie, die hartoginne, sijn huisvrou, die grave van Romont des hartogen sone van Savoyen, ende een brueder van der coninginne van Vrankrijck, Adulphus mijnheere van Ravesteyn, grave Engelbert van Nassou, Joest Laleing, stadhouder van Hollant, grave Willem van Egmont. Die prinche Maximiliaen was geherbercht te Prekers int clooster, vrou Marie, die princesse, was ghelogeert mit haren sone, die jonge prinche Philippus, totten susteren van Orten. Op die selve tide soo heeft Maximilianus, die prinche, geordineert ende ingeset die vermeerde ende triumphelike feeste van der orden van den Gulden Vliesch in die stat van den Bosch, ten welcker feeste en compareerden niet meer dan ses princhen van der orden des Gulden Vliesch, als: die grave van Romont, her Adolf van Ravesteyn, her Engbert van Nas-
| 211 |
sau, etc: ende die jonge prinche Phillippus, out wesende drie jaeren, wert by beveel des prinche van den heere van Ravesteyn ridder gemaect in die groote kercke van Sint Janskerck opt hooge autaar ende dit geschiet wesende wert hy mede aengenomen in der oerden van den Gulden Vliesch ende op die selve tijt worde die grave Martyn van Polem ende Jan van Waeleyn, des heeren sone van Bergen aen den Zoom, mede in die selver oerden ontfangen. Die feeste van der oerdene geduerende was daer (te den Bosch n.l.) groote triumphe ende blyscap van tournieren ende ander ridderlycke feyten.” Aartshertog Maximiliaan schonk bij gelegenheid van dit feest aan het Bossche Predikheerenklooster eene som geld om zich daarvoor eene boekerij aan te schaffen, omdat hare vroegere bibliotheek in het jaar 1419 was verbrand. In 1504 nam Aartshertog Maximiliaan, die intusschen keizer van Duitschland was geworden, weder zijn intrek in dit klooster 4). In het jaar 1600 werden in deszelfs kerk begraven de lijken van Gerard Abrahams, bijgenaamd Lekkerbeetje, zijnen broeder Anthoni Abrahams en drie hunner wapenmakkers, welke op de Vughterheide in het ruitergevecht met de Breauté gesneuveld waren. Boven hun graf werd toen het volgend grafschrift opgehangen:
Provocatus ab hoste Gallicae turmae duce Domino de Breauté, genere claro, aetate feroci, Gerardus Abrahami Sylvaeducensis, in ducenda equitum item turma Di Antonii Baronis de Grobbendoncq vices gerens, cum viginti duobus commilitonibus contra totidem Gallos, veteri Horatiorum exemplo, virtute ac successu admirabili, caesis hostibus XVII, in conspectu Patriae ac pro ejus gloria fortiter dimicans cum fratre Antonio ac tribus aliis militibus suis cecidit, qui a turmae suae duce solemni funere huc delati ob mortem, quae non potuit contingere gloriosior, resurrectionem gloriosam hic expectant.
Anno CI) I)C Non. Febr.
| 212 |
Vivite magnanimi juvenes, fortissima nostrae
Robora militiae, patriae vobisque parastis.
Aeternum virtute decus, victricia gentes
Arma stupent aliae, certamine viribus aequo
Marte pari numero, palmam sed dispare, Gallus
Hostis in hoste probat. Volucres victoria pennas
Exuit, Aduaticis, sedes ut figat in oris
Belgica terrarum dum gloria circuit orbem.
welk vers aldus vertaald werd: Leeft kragten van den krijg en roem der jongelingen,
Die willig om den prijs voor 't Vaderland dorst dingen.
Uw lof trotseert den nijd, hetgeen gy hebt verrigt
Prijst zelf de vyand, die door u verslaagen ligt.
Gy hadt noch wapenen ten voordeel noch uw tal
De dapperheid alleen bestierde uw lotgeval.
De overwinning vlieg thans nimmer heen en weder
Zy vest in Neerland zich en legt haar wieken neder.
Behalve dit grafschrift zal boven het graf der gebroeders Abrahams (van Houwelingen) zich ook nog bevonden hebben de schilderij op paneel, die de Bossche Predikheeren deden vervaardigen en waarvan eene beschrijving voorkomt in Taxandria V p. 37.
In dezelfde kerk bevond zich eveneens het grafmonument van Barbara Kerremans, de eerste vrouw van genoemden van Grobbendonck; het grafschrift daarvan is medegedeeld in Deel II p. 14.
Behalve genoemde personen werden nog andere aanzienlijken in deze kerk begraven, zooals blijkt uit het reeds aangehaalde werk van Meyer, uit Taxandria III p. 57 en vlgd. en p. 158 noot 1, 5) en uit eene Bossche Schepenakte van
| 213 |
6 Sept. 1603, te vinden in register n° 656 f. 364, waarbij de Prior en de Procurator van het Predikheerenklooster van den Bosch verklaarden, dat het lijk van Domitio Carracciola, marquis de Labelle, van Napolis, etc. een dezer dagen na eene uitvaart slechts tijdelijk was bijgezet geworden in het koor van de kerk van hun convent in eenen kelder omtrent het hoogaltaar en dat zij het daarom ten allen tijden aan zijne bloedverwanten zullen afstaan. In de onuitgegeven Bossche Kronijk komt over hem het volgende voor.
Den 1 September 1603 met den donckeren soo trock uyt des Ertshertog leger den Marquis de la Bella, broeder van den Prince de Avelino, met omtrent drie dusent vijff hondert man, gecoren uyt alle de regimenten, still, sonder vendel ofte trommel, door de stadt buyten Sint Janspoort ende namen aldaer een plaets in, genaemt het Reut 6), hetwelck seer wel gelegen was om des Prince leger den toevoer aff te snyden enz. (In den vroegen morgen van den volgenden dag viel Prins Maurits hem daar aan, waarop hij met de zijnen de vlucht nam) naer de stadt, daer de poorten geslooten waeren, soodat daerdoor doot bleven wel omtrent vierhondert mannen ende wel tweehondert gevangenen, waeronder selver was den Marquis de la Bella, die, sijnde seer gequets, terstont daernaer gestorven. Het doode lichaam van den Marquis de la Bella sont Prins Maurits slechtelijk in het dexsel van een paert met een trompet naer de stadt, dat die van de stadt seer verachtelijk dochten, dan de trompetter hadde last haer by sulcke gelegen theyt aen te seggen, dat hy haer van te voren seer eerlijck gesonden hadde het lichaem van den jongeheer van Rosne ende dat sy dat seer onwardelijck ende onbeleefdelijck van sijn trompetter aengevert hadde, dies soude sy leeren beleefthijt erkennen. Den 6 dito is de Italiaens Marquis de la Bella begraven; daer quamen ter begraeffenisse uyt het
| 214 |
leger de principale overheden, als Graeff Frederick, Duc de Mala, Graeff van Barlaymont, don Louis de Valasco, Graeff Hendrick, oock de compagnie, daer hy over gecommandeert hadde; het lichaem is gebrocht over de Merkt ende gevolght van de bovengenoemde, daer achter volgende de Minderbroeders, Predicaren, Cruysbroeders ende Baselaers met de Canonicken van Sint Jans, ider een brandende kersse in de hant hebbende, ende gegaen naer de kerck van de Predicaren ende, aldaer den dienst gedaen sijnde, begraven neffen het hoog autaer int graft van den Heer van Grobbendonck. In meergezegde kerk was ook nog een miraculeus beeld van O.L. Vrouw, dat na de reductie van den Bosch in 1629 naar Mechelen werd overgebracht, alwaar het geplaatst werd op het hoog altaar.
Meerbedoelde kerk was van uit de Hinthamerstraat toegankelijk door eenen gang, die liep tusschen de huizen de Pauw en de Witte Hand.
Van Heurn zegt in zijne Beschrijving van die kerk het volgende: „in het schip der kerk waren twee reien pilaren, zoals uit de in het klooster te Mechelen (zich bevindende) afbeelding blijkt; in het jaar 1590 werd er een nieuw orgel in gemaakt; ter zyde der kerk was een kappel, die van den H. Roosenkrans genaamd; in dezelve werd in het jaar 1607 een autaar gestigt, waartoe de Regeering van stadswege fl 25 schonk; in 1567/68 was door de Regeering van stadswege in de kerk achter den hoogen autaar (reeds geschonken) een glas, waarin Kristus aan het kruis, de afbeeldingen van de L. Vrouwe, die des Evangelist Johannes en van Maria Magdalena, nevens drie wapenschilden afgemaald waren.
Na de reductie van den Bosch in 1629 werd ook het Bossche Predikheerenklooster ten behoeve van den Staat geconfisqueerd; wat deszelfs kloosterlingen alstoen met de kerksieraden en de meubels daarvan deden, vermeldt van Heurn t.a.p. als volgt: „na het overgaan van 's Hertogenbosch aan de Algemeene Staaten trokken 69 Predikheeren, die toen het
| 215 |
Klooster bewoonden, met de andere mansgeestelyken uit de stad; zy namen uit hoofde der voorwaarden van overgaaf hunnen huisraad en kerkelyke versieringen mede; zy tragten ook de glasen der kerk en die der kapelle van den Roosenkrans nevens de groote klok met zich te voeren; dit werd echter aangehouden, omdat het onder geen huisraad of kerksieraad gerekend konde worden; naderhand gaf men hun de glasen, de traliën des tabernakels met de brieven en bescheiden hunner goederen terug; voor het behoud der klok moesten zy eenig eenig geld uitkeeren 7)." Het klooster is daarop door de Ruiterij van Prins Frederik Hendrik in gebruik genomen; zij legerde zich zelve in de ruime zalen en stalde hare paarden in de breede gangen van dit klooster; zij ontruimde het echter spoedig 8), waarna de Raad van State het aan een timmerman verhuurde. Hierna trachtte de Raad van State, zooals blijkt uit van Heurn Historie II p. 512, het Predikheerenklooster en de andere kloosters of kloostergoederen, die binnen de stad den Bosch gelegen waren, aan dezelve, te verkoopen, omdat hij het voor die gemeente van zeer groot belang oordeelde in het bezit daarvan te komen ten einde voor de terreinen, waaruit die goederen bestonden, een behoorlijk bouwplan te kunnen maken. „De stad benoemde hierop, zoo schreef van Heurn t.a.p., zes Gemagtigden, dien zy gelaste den Afgezondenen van den Raad van Staaten voor te houden, dat de Kruisbroederskerk (behalve eene klooster), tevens een kerspel- of parochiekerk was en dus de stad toebehoorde; by het verkopen kon men (alzoo) d(i)e kerk niet mede veilen; men behoorde (voorts) de burgers, die in de meeste kloosterkerken eigen graaven hadden, toe te laten de (graf)zarken weg te haalen; ook moesten de Gemagtigden onderstaan hoeveel het uiterste was waarvoor de stad de kloosteren bekomen kon met verzoek, dat by de verkooping van het Predikheerenklooster
| 216 |
bedongen mogt worden, dat er eene straat (tegen)over de Torenstraat van de Hinthamerstraat tot aan den Wal toe doorgetrokken mogt worden. Het verslag der Stadsgemagtigden (aan de Stedelijke Regeering) behelsde, dat er (met de Gemagtigden van den Raad van Staaten) over het graaven eener haven gesproken was, dat (dezen) meende(n) van stadswege te moeten geschieden; het trekken der straat vond(en) (dezen) dienstig; het Kruisbroedersklooster zoude vooreerst niet verkogt worden; de Burgery kon de (graf)zarken uit de kerken doen haalen, mits (zij) den eigendom daarvan bewees; de kloosters waren op geen geld gesteld geworden, en dus hadden zy (stadgemagtigden) er niet op geboden."
De Stedelijke Regeering besloot hierop voor het klooster der Predikheeren en dat der Minderbroeders aan den Raad van State hoogstens fl 50000 te bieden, en daaraan de voorwaarde te verbinden, dat 's Lands Domeinen over de straten, die de stad door die kloostergoederen zoude trekken, geen gezag zoude hebben. (Notulen van 13 Maart 1641. Reg. van Zonst.) De Gemachtigden van den Raad van State vroegen daarop aan de stad voor de beide kloosters fl 75000, welke vraag alstoen door de Gemachtigden der stad beantwoord werd met een bod van fl. 45000, wat echter niet werd aangenomen. Alstoen deed de Stedelijke Regeering een bod van fl 50000 voor de beide kloosters, doch dit bod vond bij de Gemachtigden van den Raad van State evenmin een gunstig onthaal.
Eenigen tijd later en wel 29 Maart 1641 diende de reeds meermalen genoemde kooper van zwart goed, Frans Blom, aan de Stedelijke Regeering het volgend verzoekschrift in 9):
„Aen de Heeren Schepenen, Geswoorene ende Raeden der Stadt s'Hartogenbosch.
Verthoont reverentelyck FRANS BLOM, borger ende
| 217 |
coopman deser Stadt; hoe dat hy in gespreck ende onderhandelinge is geweest met de Heeren CRUYS ende BRASSER, - gecommitteert (van de Raad van State) om alhier te besteeden eenige wercken ende te vercoopen verscheyden Cloosters ende geestelycke huysen ende goederen, - om van haer Ed: te coopen seeckere twee Cloosters ende eenige Beempden, namentelycken het Preeckheeren ende Minnebroersclooster, in welcke handelinge in consideratie gecoomen is, het maecken ende graven van een nieuwen haven, kayen derselver, ende oock verscheyde straeten ende om dat de voors. Heeren voor het sluyten van de voors. handelinge, eerste gaerne souden wesen verseeckert, wat costen ende lasten in het maecken ende approprieeren derselver de Stadt soude draegen, ende oock onder anderen, hoe dat eenige straeten souden connen woorden gelyt, soo tot beneficie van den Cooper als Cieraet deser Stadt, waerover tusschen de Stadt ende den suppliant volgens der voors. Heeren Intentie eenige conferentien ende besoingens souden moeten werden gehouden, om te sien off men den anderen, daerop in het minnelycken soude connen verstaen. Soo hebben de voors. Heeren goetgevonden alvorens de finale vercoopinge te arresteeren, aff te wachten wat resolutie ende besoingens hier op souden worden genoomen ende dyenvolgende de absolute vercooping uyt te stellen totten tweeden April toecoomende, tegens welcken tydt sy den suppliant hebben geordonneert weder by haer te coomen ende mede te brengen, alsulcke besoingens ende resolutien als tusschen de Stadt ende hem suppliant daer over zullen worden beraemt ende geslooten; Tot welcken eynde hy suppliant, versoeckt, eenige commissarissen uyt het midden van U Ed: Vergaderinge te willen commiteeren, om met hen daer over te handelen, ende accordeeren, ofte daer op alsulcke resolutie te neemen, ende hen toe te laeten coomen, als U Ed: goet zullen vinden, Twelck doende etc." De Stedelijke Regeering benoemde daarop uit haar mid-
| 218 |
den eenige Gecommitteerden (Notulen van 29 Maart 1641, Reg. van Zonst en van Beresteyn), die vervolgens met genoemden Blom een onderhoud hadden, welke hun alstoen antwoordde hetgeen van Heurn t.a.p. blz. 514 vermeldt. Blijkbaar ging de Stedelijke Regeering op hetgeen Blom bij dat antwoord voorstelde in, want Blom en de pensionaris der stad, mr. Johan Gans, kochten daarna van den Raad van State een groot aantal in den Bosch gelegen klooster- en geestelijke goederen, zooals die in na te melden Schepenakte van 31 Augustus 1641 zijn omschreven. Over hetgeen daarna geschiedde houden de Resolutiën der Regeering van de stad den Bosch (Reg. A. 34 f. 53 en vlgd.) ook nog het volgende in: Vergaderinge der Stadt. Vrydach den 28 Juni 1641.
„Den Heere President KUYSTEN heeft mede voorgedraegen het geene waervan met den Heere Pensionaris GANS ende FRANS BLOM, gecocht hebbende de geestelycke goederen alhier, was gesproocken noopende het trekken van een straet neven het Godtshuys, genaemt den H. GEEST, enz.”
„Waarop gedelibereert zijnde enz. Ende sijn dyenvolgende tot hetgeen voors. ende om met den Heere GANS ende FRANS BLOM oock te spreecken ende te handelen over het trecken van de straet neffens het Geesthuys, gecommiteerd de Heeren enz."
„Welcke voors. Heeren oock sijn gecommiteert onder rapport alsvoor, om te spreecken met den Heere GANS ende FRANS BLOM over de Minderbroederskercke alhier, off die voor de Stadt zoude connen worden becoomen, ende op wat maenieren."
Vergadering 4 Juli 1641.
„In eene beslissing over het trekken der straten, wordt aangedrongen, dat „den Heere GANS ende FRANS BLOM souden worden aengeseyt, om eens een eynde van de saeck te maecken, dat de Stadt hen luyden die presentatie was doende."
| 219 |
De Bossche Schepenakte, waarin de voorbedoelde klooster- en geestelijke goederen aan Blom en Gans verkocht werden (Reg. n° 384 f. 677 en vlgd.) luidt als volgt:
De heer Peeter Schuyl, rentmeester van de geestelycke goederen binnen dese stadt 's Hertogenbossche, geauctoriseert van den Raedt van State der Veereenichde Nederlanden enz. heeft allen die nabeschreven geestelycke goederen ende vooreerst
De Preedickheeren huyzen
als te wetene: 't Huys 10) in de Hinthamerstraet op den hoeck van de Predickheeren vuerpoort;
't Huys daerachter in de voors. poorte;
't Huysken daer neffens, bewoont by den derden meester in de Latijnsche schoole;
't Huysken daer neffens;
't Huysken aen de brugge;
De huysinge over de brugge, bewoont by den predicant Schulius;
Een hoofken 11) tegenover de voors. huysinge;
't Huysken neffens den voors. hoff;
't Huysken daer neffens, ex contractu beseten by Neelken Dingen ende Muycken Cornelis;
't Huysken aen de tweede brugge;
't Huysken daeromtrent, ex contractu beseten by Elisabeth de Bruyn ende Geertruyt Goossens;
't Huysken gecomen van Leonart Plas;
't Huysken daaromtrent, ex contractu beseten by Margriet Mol;
't Huysken daeromtrent, ex contractu beseten by Metken weduwe Jans Wouters;
Een huysinge daeromtrent;
| 220 |
Noch een camer daernevens;
Een huysinge in de Preeckers kerckpoort 12); Een huysken daer neffens; Een huysken daer neffens; 't Huys op den hoeck van de Preeckheerenkerckpoort; 't Huys daer neffens in de Hinthamerstraet; Een wooninge in de Hinthamerstraet; op den andere hoeck van de poort 13); Een wooninge daer neffens 14); Een wooninge daer neffens; Een wooninge daer neffens 15); Een wooninge daer neffens; Een wooninge daer neffens; Den hoff achter de voors. sess wooningen; Een huysken, gelegen ten eynde van den voors. hoff, ex contractu beseten by Aelken ende Jenneken Blocklant; Den hoff achter 't Preeckersclooster met twee camers; Den hoff daer neffens, gebruikt by den predicant Schulius 16); | 221 |
Twee camers achter het voirs. Convent;
Een huysken daeromtrent;
't Brouwhuys van 't voirs. clooster, by den commis Losecaet gebruyct;
De erven van 't Preeckerclooster ende kercke.
Item
de Minderbroedershuysen
als te wetene Een huys in de Karstraat;
Een gedeelte van 't Minderbroedersclooster mit den warmoeshoff, bewoont by den commis Lesecaet;
Een gedeelte van 't voorn, clooster, bewoont by den geweldiger over 't garnizoen van den Bosch;
De erven van 't Minderbroedersclooster ende kercke.
St. Geertruy clooster
Item den hoff, daer het koeyenhuys op staet met het bleyckvelt ende den beempt van de Susteren, genoempt de Geertruyden 17).
De Zusters achter de Tolbrugge
Item den hoff, koolthuyn ende beempt 18) met eenige cleyne huyskens, comende in ende aen de roying, daer men hadde gemeent de nieuwe haven te graven, behoorende de Zusters achter de Tolbrugge, soe ende gelijck hetselve, op de carte daervan gemaect, is aen gewezen.
| 222 |
Diverse huysen
Item een huys in de Peperstraat;
Item een huys in de Peperstraat;
Item een huysken op de Triniteyt;
Item een huys, erve, hoff ende achterhuys, gecomen van den Deken, bewoont by Huybert van Hengel;
Een huys ende drie huyskens in de Choorstraat ende een huys in de Clarestraet;
Item den Papen wijnkelder, bewoont bij Jan Popkens, lieutenant.
Item een huys aldaer naest de Swesteren;
Item het huys aan de Swengelbrugge in de Hinthamerstraet;
Item een huysinge daer neffens, genoempt in den Ancker;
Item het huys daerachter in St Anthonisstraet;
Item het Pastoirshuys van St. Jacob opten Wijntmolenberch.
Het Baselaersclooster
Item het geheele Baselaersclooster;
Item het Baselaers bleyckvelt;
Item de Corenwintmolen van de Baselaers.
Diverse huysen
Item (zijnde huizen in de Gasthuisstraat, St. Annaplaats, Waterstraat, Mortel en Vughterdijk).
De Cruyshroers
Item het Cruysbroers bleyckvelt met het huysken.
Diverse huysen
Item (zijnde huisjes aan de Orthenstraat, Haven en Raamstraatje) enz., wittelijck ende erffelijck opgedragen ende overgegeven midts desen Laureyns van Kessel tot behoeff van d'heere Johan Gans, licentiaet in de rechten, raet ende pensionaris deser stadt ende Franchoys Blom, enz.
| 223 |
Ende staet te weten, dat dit transpoirt is geschiet in conformiteyt ende achtervolgende de resolutien ende den accoirde van de Ed. Mog. Heeren Raeden van State, met gemelte Franchois Blom opten derden May lestleden gemaackt ende aengegaen enz.
Ende sal het lant gehouden ende verbonden blyven de voorn. Heere Gans ende Franchois Blom off heurs actie vercrygende daer inne de hand te bieden, dat zy totte voors. getransporteerde goederen sullen morgen ordonneren al zulcke straten als op seeckere plan, daervan gemaect, geteykent staen, sonder dat de stad hen eenige huysen ofte erve, alreede gemaect off naemaels te maeken, onder wat pretext het oyck moegen wesen, sal moegen aff taxeren off doen taxeren.
Ende zullen die voors. Heeren Gans ende Franchoys Blom gehouden zijn de straeten te maecken tot soodanige breedte als op het voorgemelte plan geteekent staen ende geen smalder erve mogen uytgeven als van twee en twintich voeten breet aen de straet, ende sullen egeen huysen mogen gestelt werden als met steenen gevels.
Sullen wyders de meergenoempde Heere Gans ende Franchoys Blom eenige andere erven ende huysen, die hen tottet maecken van straeten van noode sullen sijn, door onpartydige moigen doen aff taxeren, midts daer vooren betalende so veel die sullen oordeelen, dat deselve tegenwoirdich waerdich sijn.
Volgt de bepaling, dat genoemde koopers zullen kunnen vorderen van de eigenaars van huizen en erven de meerdere waarde daarvan, die het gevolg zoude zijn van den aanleg der nieuwe straten, welke de koopers te maken hadden, die meerdere waarde te taxeeren door onpartijdige deskundigen.
Item die voors. heere Gans ende Frans Blom sullen ten respecte van het Ruyters corps de guarde, gestaen hebbende by de poort van het Minderbroedersclooster 19) ende in de
| 224 |
voor verhaelden accoirde (met) den voors. Frans Blom aangegaen, de huysinghe, staende op den hoeck van de Tolbrugstraet, genoempt Royenburch, bequam maecken tot een corps de guarde van de ruyterye ende te gebruyck van deselvige aen 't lant cederen, gelijck die voors. Frans Blom voor hem selven ende hem alnoch fort ende sterck maeckend voor den voorgemelte heeren Gans tzelve cedeert mits desen. Enz. 31 Augustus 1641. Behalve voormelde verplichtingen werd door den Raad van State aan genoemde koopers nog de verplichting opgelegd tot betaling van de grondrenten, die uit enkele der verkochte huizen gingen; tot vergoeding van de verbeteringen, die de Staat aan eenige dier huizen had doen aanbrengen en tot betaling eener schadevergoeding aan de nonnen van het St. Geertruiklooster en dat van Achter de Tolbrug, omdat dezen, die ingevolge het capitulatieverdrag van den Bosch van 1629 in hare kloosters mochten blijven wonen totdat zij uitgestorven zouden zijn, tengevolge van voorschreven koopovereenkomst de beide voormelde kloosters hadden te ontruimen. Van de verplichting tot betaling van eene koopsom wordt in dat koopcontract geene melding gemaakt, toch zal die aan de koopers wel zijn opgelegd geweest, want het is niet waarschijnlijk, dat de Raad van State hun van die verplichting zoude hebben vrijgesteld, terwijl hij aan de stad den Bosch de voorschreven kloosteren kerkelijke goederen niet eens voor fl 50000 had willen laten.
Na dezen verkoop, zoo schreef van Heurn nog in zijne Historie II p. 514, „deed de Regeering (der stad) met de koopers over het trekken van twee straten door het Predikheerenklooster heen spreken, (zullende) de eene (loopen tegen) over de Torenstraat nevens het erf van het Geesthuis en de tweede door dat van het Ziekengasthuis, beiden tot aan den Wal toe; zy deed ook twee huizen, die tusschen het Gast (lees: Geest) huis en het (eigendom van het) Predikheerenklooster stonden, inkoopen 20) en liet den opstal aan de kopers der kloosteren;
| 225 |
men trok daarop eene straat (van) uit de Hinthamerstraat naar den Wal toe, waarvan de erven ten O. aan het Geesthuis en die ten W. aan de kopers verbleeven; de stad werd hierdoor met de eerste Nieuwstraat 21) vermeerderd; zy loopt niet regt, zooals men in den beginne voor had maar met twee kromtens. waarvan denklijk de oneenigheden over het verdeelen der erven de oorzaak waren." ,.Over het aanleggen der andere straaten reezen er, zoo schreef van Heurn nog t.a.p., moeilijkheden, waarvan het verhaal volgen zal: de Pensionaris Gans en Blom hadden by het koopen der gemelde twee kloosters (het Predikheeren en het Kruisbroedersklooster n.l.) bedongen dat zy by waardeering eenige erven van byzondere lieden tot het maaken der straaten door die kloosters heen mogten overneemen; zy verzogten derhalve om den beemd van het Gasthuis; de Regeering (der stad) vertoonde hierop den Raad van Staaten dat als dit moest geschieden haar regt van eigendom en bestier over de goederen der arme gestigten daardoor nadeel zoude lyden; dit regt had zy meer dan 400 jaaren gehad en zelf(s) met uitsluiting van den Hertog van Brabant (uit)geoeffend; dit had Filip van Bourgondiën voor hem en zyne nakomelingen in het jaar 1458 erkend; Gysbert Mazins, bisschop hier ter stede, had daar tegen een inbreuk willen doen doch was by vonnisse des Raads van Brabant op 18 Januari 1612 afgewezen; het gemelde regt was by de voorwaarden van overgaaf bevestigd; de Regeering (der stad) vertrouwde, dat de Raad (van Staaten) haar wel wilde verschoonen, omdat zy eed- en amptshalven dien beemd niet kon overgeeven; indien de koopers der kloosteren eenige huizen tot het aanleggen van straaten nodig hadden zoude zy die waarderen. De Raad (van Staaten) antwoorde, hy had aan de koopers het regt der Algemeene Staaten overgegeeven het-
| 226 |
welk in het regt van overneeming van de nodige erven, tot bevoordeeling hunner goederen, bestond; hy was derhalven geneegen de koopers daarby te handhaven en begeerde, dat de Regeering (der stad) zig met hun over de waarde van dien beemd verdroeg en dat Schepenen over de opdragten dier goederen, zonder eenig protest te doen, zonden hebben te staan, omdat de koopers het gemeene Land anders zonden kunnen bemoeilyken. De Regeering (der Stad) werd dus gedrongen met Blom eene overeenkomst aan te gaan. Het komt my niet klaar voor hoe zig dit geschikt hebbe; uit stadsregisters 22) ziet men, dat hem den geheelen beemd overgegeeven is; uit het vervolg (daarvan blijkt), dat hy dien teruggegeeven heeft na er een dwarsweg door gemaakt te hebben; de stad verkreeg hierdoor eene nieuwe straat, die aan het Koornhuis van het Geesthuis begind en tot aan het Plijn 23) zig uitstrekt 24). Naderhand is (van) uit deeze straat tot in de Hinthamerstraat nog eene straat getrokken 25), waarover weder oneenigheden ontstonden." Tot zooverre van Heurn. Gans en Blom deelden vervolgens met elkander een groot deel der door hen, als voorzegd, gekochte goederen, waarover men nog zie het accoord, dat Maria Sprongh weduwe van genoemden Blom 13 Juni 1G53 met mr. Johan Gans maakte (Reg. n° 538). Het klooster en de kloosterkerk der Predikheeren werden daarna door hen gesloopt; zij gingen daarbij zoo ruw te werk, dat zij zich niet ontzagen om met de geraamten van hen, die in gezegde kerk begraven lagen, de grachten van het klooster te dempen; van kerk noch klooster bleef toen, zoo schreef Meyer t.a.p. blz. 100, iets gespaard; niets hield daarna de herinnering aan dat klooster bij de Bosschenaren nog levendig dan eene poort, die, als ge-
| 227 |
zegd, thans nog heet de Prekerspoort en toegang verleent tot de tegenwoordige Fratersschool. In de plaats van het Predikheerenklooster werd een heerenhuis gebouwd, dat met twee andere huizen, die, evenals dat huis, ook binnen de Prekerspoort stonden, 10 Mei 1786 werden verkocht en daarbij omschreven werden als volgt (Reg. n° 596 f. 31 vso):
Vreda Elisabeth van Blotenburg, woonachtig te Delft, weduwe van Jacob de Gyselaar, schepen en raad te den Bosch 26) verkoopt aan Willem Vosch van Avesaet 27), kapitein ter zee, wonende aldaar: 1° huis en erf, van ouds genaamt het klooster en kerk der Predikheeren, gequot. C n°. 95, met recht van vryen doorgang in de Eerste Nieuwstraat en uitkomende door de Predikheerenpoort in de Hinthamerstraat, staande het tusschen het huis der jongvrouwen Bowier ex uno en het huis sub 3° ex alio en strekkende het zich achterwaarts uit tot aan het erf van den Heer van Onsenoord; 2° koetshuis en stal, staande in de Predikheerenpoort, gequot. C n° 96; 3° een huis, gequot. C n°. 94, staande in gezegde poort tusschen het huis sub 1° ex uno en het erf van den Heer van Onsenoord ex alio en strekkende zich uit tot aan de Dieze, - alle welke huizen en erven door haar, verkoopster, geërfd waren van haren grootvader Nicolaas van Blotenburg, schepen van den Bosch. (Diens echtgenoote was Margrieta Cornelia Coenen (dochter van Nicolaas en Agnes van Loenen), die hem een zoon schonk, mr. Gerard Cornelis van Blotenburg, welke 21 October 1700 in de Bossche St. Janskerk werd gedoopt.)
| 228 |
Willem Vosch van Avesaet voornoemd verkocht voorschreven huizen en erven 8 Augustus 1798, als wanneer zij het Predikheerenklooster werden geheeten, aan Franciscus Gijsbertus Lightenvelt, med. doctor te den Bosch, die gehuwd was met Hendrina Theresia de Wijs, dochter van Cornelis en Anna Maria van Someren: hij had van haar maar één kind: Maria Cornelia Lightenvelt, geboren te den Bosch 8 April 1797.
Thans staat op de plaats, waarop voorbedoeld heerenhuis was gebouwd, eene Fratersschool.
| 229 |
Noten | |
1. | Men zie hierover Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 223. |
2. | Men zie hierover van Heurn Historie I p. 374 en vlgd. en de Grafzerken enz. der St. Janskerk te 's Hertogenbosch p. 339 en vlgd. |
3. | Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 66. |
4. | Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 72. |
5. | Er lagen ook nog andere personen in deze kerk begraven, zooals blijkt uit een handschrift van het Prov. Gen. van K. en W. in Noordbrabant, daar toch daarin vermeld staat, dat in die kerk eveneens twee grafzerken lagen met deze opschriften: Hier leyd begraven Juffw. Elisabeth de Quade van Ravesteyn huysvr. van Jan van Berkel, sterft 1593 den 14e September; 2. Hier leyd begraven Herman Wynen, viscooper, is deerlijk gebleven van de Gheusen, die in de stad waren gekoomen varen, anno 1585 den 1e ... en Goerke Henrickx dogter, huisvr. Herman Wynen, sterft 14 Sept. 1605. |
6. | Het fort Isabella lag toen daar nog niet; dit werd eerst in 1623 aangelegd. |
7. | Men zie hierover echter Meyer t.a.p. blz. 97. |
8. | Meyer t.a.p. blz. 99. |
9. | Resol. der Stadsregeering Reg. A 35 f. 3. |
10. | Dit is het huis, dat staat tusschen het huis genaamd de Gekroonde Haverzak en de Prekerspoort. |
11. | Beteekent een tuintje. |
12. | Leonora Wylde weduwe van Diederick Ruysch legateerde dit huis aan Catharina Lintdorp weduwe van Anlhony Tempelaer, die het 4 November 1697 verkocht aen Laurens Simons, procureur te den Bosch; diens weduwe Johanna Pinxternakel verkocht het 16 Maart 1703 aan Johan van Megen, secretaris te St. Michiels-Gestel; (Reg. n° 515 f. 217). |
13. | Deze was het huis, de Blauwe Sluier, ook wel het Spinnewieltje genaamd. |
14. | Deze was het huis, genaamd het Koffiemolentje. |
15. | Deze was het huis, oudtijds genaamd in de Fransche Page, thans in St. Josef geheeten. Laatstbedoelde vier huizen werden door genoemde Leonora Wylde gelegateerd, als wanneer zij gezegd werden te staan: ,,in de Hinthamerstraet van den hoeck van de Prekerspoort tot den hoeck van de Prekersstraet of nu de Nieuwe straet'', aen haren man Diederick Ruysch, van wien ze geërfd werden door hunne dochter Florentina Ruysch, echtgenoote van Christoffel baron van Galen, die ze 25 Juni 1717 verkocht (Reg. n° 538 f. 14 en vlgd.) |
16. | Christoffel baron van Galen, als gehuwd met Florentina Ruysch, verkocht in 1717 dezen tuin, waarop thans de R.K. Kweekschool voor onderwijzers staat, aan Johan Willem de Groulaert, heer van Surester. De erfgenamen van Alida de Groulaert douarière van Johan Lodewijk Cramer, heer van Geffen, verkochten dien 19 November 1778 weder aan Gertruda van Ceulen weduwe van Louis de Mele, woonachtig te den Bosch (Reg. n° 585 f. 267). |
17. | Diederich Ruysch voor 1/4; Johan Willem de Groulaert, heer van Surester, zijn broeder Philip de Groulaert en zijn zwager Nicolaas de Schmeling, voor de 1/2; Egidia van Schoonhoven eerder weduwe van den luitenant-kolonel Henry Graham, nu huisvrouw van den majoor Johan van der Vorst en de executeur van het testament van Johan van Goolen, schepen van den Bosch, verkochten 11 September 1708 dezen tuin, die gelegen was tusschen de Jan Heinsstraat en het klooster Achter de Tolbrug en van uit de Orthenstraat toegankelijk was over eene brug, gelegen naast de St. Geertruikerk, aan Johannes Valckenhoff, koopman en Johanna Valckenhoff, inwoonster van den Bosch (Reg. n° 521 f. 183.) |
18. | Deze landerijen werden door de in voorgaande noot genoemde verkoopers, alsmede door Maria Tromp weduwe van Cornelis Gans, heer van Nuland, 11 September 1708 verkocht aan Jan van der Laegen, koopman te den Bosch (Reg. n° 521 f. 182 vso). |
19. | Zooals wij in Deel I blz. 188 reeds zagen stond die poort aan de Markt bij den ingang der Minderbroedersstraat. |
20. | Zie blz. 209 en 210 hiervoren. |
21. | Thans de St. Jozefstraat, de Veemarkt en de van Berckelstraat geheeten. Van Heurn deelt in zijne Historie III p. 400 nog mede. dat deze straat in 1707, toen er nog maar eenige huizen langs stonden, van stadswege met lindeboomen werd beplant. |
22. | Notulen 8 Oct. 1641. Reg. Zonst en van Beresteyn. |
23. | Thans de Jan Heinsstraat. |
24. | Deze straat heet thans de Veemarkt, Hooge Nieuwstraat en Zuid-Willemsvaart. |
25. | Thans de Nieuwstraat genaamd. |
26. | Zij was 7 Maart 1734 in de Bossche St. Janskerk gedoopt als dochter van mr. Gerard Cornelis van Blotenburg en Maria Vreda van Blotenburg, die weder eene dochter was van Daniel van Blotenburg en Vreda Elisabeth Scholt. (Zie Deel I p. 430) Vreda Elisabeth van Blotenburg voorbedoeld stond in 1786 aan hare eenige dochter Agatha de Gyselaar, echtgenoote van Willem Antony van Heemskerck, woonachtigte Delft, af den tocht van de helft van het kasteeltje Kouwenberg onder Vught, dat door haren man Jacob de Gyselaar was aangekocht geweest. |
27. | Men zie over deze familie Taxandria XIX p. 42 en vlgd. |
De komst naar Den BoschOmtrent de vroegste bouwgeschiedenis van kerk en klooster zijn geen details bekend. Voor latere eeuwen deelt weliswaar het Chronicon van Brouwer een en ander mee, maar al in 1641 werd een begin gemaakt met het slopen van de gebouwen, en het vrij gekomen terrein werd grotendeels opnieuw bebouwd, zodat een reconstructie van de oorspronkelijke situatie onmogelijk lijkt. Wel laat de kaart van Jacobus van Deventer uit ca. 1565 evenals de iets jongere van Braun en Hogenberg zien, dat de klooster- | 42 |
gebouwen gelegen waren binnen een terrein, dat in het westen en oosten begrensd werd resp. door de huidige Nieuwstraat en de Sint Josephstraat, die in de 18e eeuw nog Achter de Prekers heette. In het meest noordelijke gedeelte, tot het tegenwoordige Kard. van Rossumplein, bevonden zich een boomgaard en een wei. De kerk, die het meest zuidelijk lag, strekte zich uit langs de noordzijde van de Binnendieze en had niet alleen, zoals het klooster, een toegang vanuit de Nieuwstraat maar ook vanuit de Hinthamerstraat via de nog bestaande Predikherenpoort. | 43 |
1987 |
In 1987 en 1990 is door de Dienst Bouwhistorisch Onderzoek en Archeologie van de gemeente 's-Hertogenbosch een archeologisch onderzoek op het terrein tussen de Nieuwstraat en de Sint Jozefstraat verricht. Hierbij zijn gegevens verkregen van het eerste klooster van vóór de brand in 1419. Bron: Kloosters, Kronieken en Koormuziek |
1296 |
De Dominicanen (ook wel Predikheren genoemd) Wouter van Reimerswaal en Godfried van Heze kopen een huis en erf in de Hinthamerstraat van Cecilia, weduwe van Engelbert Ludinc. Vier jaar tevoren hadden de Predikheren buiten de Leuvense Poort ook al een huis gekocht. Beiden panden vormen het begin van het Predikherenklooster. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1481 |
Maximiliaan roept het veertiende Kapittel van de orde van het Gulden Vlies te 's-Hertogenbosch bijeen. Tijdens zijn verblijf in Den Bosch logeert Maximiliaan in het Predikherenklooster. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1525 |
De religieuzen krijgen verwijten en scheldwoorden naar het hoofd geslingerd door de Bosschenaren en de pater van de cellebroeders wordt uit de stad verdreven. Na veel beraad en overleg in de kloosters over het dringend verzoek van de poorters kwamen de prioren en overige kloosteroversten op de gestelde tijd terug naar de vergadering van de poorters om hun als antwoord te geven, dat zij op geen enkele wijze gehoor wilden of konden geven aan de wens van de poorters betreffende de vervreemding van hun inkomsten of het instemmen met enige jaarlijkse bijdrage... Bron: Kroniek van Molius (1992) 249 |
|
1525 |
Het klooster van de predikbroeders door de Bosschenaren bestormd en verwoest. En zo gebeurde het dat op 20 juni, dat was dinsdag na het feest van het Allerheiligst Sacrament, 's nachts een menigte van alle slag volk en het uitvaagsel van de stad, rijkelijk voorzien van knuppels en wapens, zich opmaakte om de daad ten uitvoer te brengen die ze beraamd hadden, namelijk zich wreken op de drie halsstarrige prioren, iets waar ze op belust waren. Eerst stormden zij onstuimig met de hele roversbende naar het klooster van de predikbroeders. Maar toen ze de poorten van het klooster aan alle kanten stevig gebarricadeerd vonden, zodat niemand bij hen kon komen, bedachten sommigen een plan en gebruikten zij in plaats van een sleutel een molenaarswagen, die toevallig tegenover de poort stond. Zij beukten en stootten hiermee zo hevig op de poort, dat zij deze uit haar hengsels plat gooiden. Na zich toegang verschaft te hebben, stormden enige rovers naar het klooster om de deuren te forceren en te gaan plunderen. Boter, kaas en levensmiddelen die zij aantroffen, roofden ze en de rest vernielden zij boosaardig. Want geen van de broeders durfde hun weerstaan, doodsbenauwd als ze waren door zulk een razernij en hun plotselinge driestheid en geweldadigheid. Na deze misdaad begaan te hebben met een, naar ze zelf meenden, niet onfortuinlijke stoutmoedigheid, maakten zij zich met gelijke moed op om naar de anderen op te trekken. Bron: Kroniek van Molius (1992) 255 |
|
1629 |
Van het klooster is weinig bewaard gebleven. Het moet ondanks de brand van 1419 en de beeldenstorm van 1566 bij de opheffing in 1629 nog een aanzienlijke bibliotheek gehad hebben. Bron: Bossche Bouwstenen VI |
G. v.d. Elsen, 'De Predikheeren te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1897) 124-127
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 17
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 253-257, 304
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 91
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 4, 68, 73, 74, 77, 78, 87, 103, 106, 108, 138, 139
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 53, 70, 97, 116, 119n, 136, 147, 148, 149, 151, 153, 154, 155, 158, 159, 166, 170, 172, 173, 177, 178, 180n, 182, 193, 195, 196, 197, 198, 199, 200, 201, 202, 203, 240, 205, 221
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 20n, 48, 282, 291n
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 13n, 31, 56, 94, 211
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 63, 99, 125, 135, 183, 185, 243, 251, 255, 325, 337, 339, 341, 369
Jan Sanders, 'Verkloostering in het vijftiende-eeuwse 's-Hertogenbosch' in: Noordbrabants Historisch Jaarboek 33 (2016) 80
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 442-453
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 27, 27n
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 297
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 22, 65