afb. Kasteelbeer, 9 oktober 2010
In eene oorspronkelijke akte van 20 maart 1547, berustende in de verzameling van Jonkheer M.A. Snoeck te Hintham, hielden op gemelden datum, in het klooster St. Anna-burg te Rosmalen, de navolgende religieuzen verblijf:
| 60 |
Terrein waarin overblijfselen (heuvel) van het voormalige nonnenklooster "de Annenborch". Datering: gesticht in 1505. (Gedeeltelijke bescherming, voor zover betreft het terrein waarop de kloosterheuvel is gelegen, alsmede een strook van twintig meter rondom, gemeten vanaf de voet van de heuvel). |
Op 1 juli 1485 droeg de geestelijke Arnoldus, zoon van Petrus Michiels, het omgracht "Castrum Rodenborch" en vele andere goederen, te Rosmalen, die hij die dag had gekocht van Johannes, zoon van Wolterus van Baecx, over aan magister Wilhelmus de Busco, op voorwaarde dat er een klooster voor de zusters Regularissen van Sint Augustinus zou worden gesticht en wel onder de naam "Sint Annenborch". Deze naamsverandering was door Johannes van Baecx bedongen met verwijzing naar het feit, dat hij 450 rijnsgulden van de koopsom van 1200 rijnsgulden had kwijtge- scholden. Hij wilde dan ook als medestichter worden beschouwd.15 | 5 |
Wie waren nu deze Regularissen, die hier een nieuw tehuis werd aangeboden? Vast staat, dat zij afkomstig waren uit het klooster Bethaniën op de Windmolenberg in 's-Hertogenbosch. De schenking was niet toevallig bij de schenkers opgekomen. Volgens de schrijver van de "Origo" was er sprake van een zekere overbevolking en van onenigheid in het Bossche klooster. Hij vermeldt ook een akte van de bisschop van Luik van 14 januari 1136, waarin de stichting bekrachtigd werd.16 Wanneer de zusters precies naar Rosmalen verhuisden is niet bekend. Wel is zeker, dat het convent in 1501 bewoond is geweest. Toen trad Kathalijne van Bronckhorst in een notariële akte op als "priorissa" van Sint Annenborch.17 Uit allerlei gegevens blijkt, dat het klooster zeker in de aanvang niet rijk was. Ook waren er slechts weinig religieuzen. Pas ná 1544, toen het Helmondse klooster "In de Hage" met Sint Annenborch was verenigd, werd het beter.18 Deze Helmondse Regularissen hadden hun klooster moeten verlaten, omdat het met de grond gelijk was gemaakt. De verdedigers van de stad hadden een betere gevechtspositie nodig tegen de aanvallen van de troepen van Maarten van Rossum.19 In 1571 kwamen ook nog vijf nonnen uit het verlaten klooster Sint | 6 |
Annatroon te Driel een toevlucht zoeken.20 Van beide kloosters werden de goederen geïncorpeerd bij Sint Annenborch.21 Bij de visitatie en reformatie van het convent in 1572 door de bisschop van 's-Hertogenbosch was de toestand nog vrij rooskleurig.22 Ruim een decennium later luidde voor Sint Annenborch de noodklok. De nonnen kregen zo veel te lijden van de "storm" die door de "misdadige opstand' der calvinisten werd veroorzaakt, dat zij zich gedwongen zagen binnen de stad 's-Hertogenbosch te gaan wonen. Zij betrokken het huis "De Cluijt" in de Verwerstraat, naast het klooster van de Bogarden. Van de enige daar nog verblijvende Bogard, pater Henrick Boot, kregen zij toestemming om in zijn kerk het officie te houden. Na enige tijd kwam de pater -"qui priorem sine subditis solus agebat"- met de zusters tot de overeenstemming, dat hij zou overgaan van de Franciscaanse regel naar die van Sint Augustinus en voortaan als hun confessor zou optreden.23 Op 1 mei 1585 hechtte, zoals boven reeds vermeld, Sixtus V zijn goedkeuring aan de supprimering van het Bogardenklooster en de overdracht van de gebouwen en weinige goederen aan het convent van Sint Annenborch. Nadat ook de bisschop, de generale overste van het kapittel van Zepperen en de wereldlijke overheid akkoord waren gegaan, kon in 1588 de verhuizing officieel een feit worden.24 Er was echter één voorwaarde gesteld: Wanneer zich in 's-Hertogenbosch jezuïeten zouden willen vestigen, zouden het terrein en de gebouwen van het klooster der Bogarden aan hen moeten worden afgestaan. Het schijnt Henrick Boot geweest te zijn, die deze wens geuit heeft.25 | 7 |
Noten | |
15. | Inventaris nr. 84. |
16. | Hensen, "De kroniek", 257: "De origine et progressu Monasterii Annaburgensis tam in urbe quam in Rosmael". |
17. | W.J.F. Juten, "Aanvullingen op Schutjes Geschiedenis van 's-Hertogenbosch"; Taxandria, tijdschrift voor Noord-Brabantsche Geschiedenis en Volkskunde, IX (1902) 89. |
18. | L. van Meerendonk O.Praem., "Tussen Reformatie en Contra-reformatie. Geest en levenswijze van de clerus in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch en zijn verhouding tot de samenleving tussen ca. 1520 en ca. 1570" (Tilburg, 1967) 141. |
19. | Hensen, "De kroniek", 257: "Monasterium Divae Virginis in Dumo, juxta Helmondam conditur, exuritur". Met opzet wordt hier de hele voorgeschiedenis van "In de Hage" weggelaten, omdat deze niet van wezenlijk belang is voor een goed begrip van de hierachter beschreven stukken. Hetzelfde geldt voor Sint Annatroon te Driel. Meer over "In de Hage" in: Schutjes, a.w., IV, 139-140. M. Schoengen, "Monasticon Batavum", II, 90. Van den Meerendonk, "Tussen Reformatie en Contra-reformatie", 111, 120, 125, 127, 129, 141, 166, 177 en 242. A.M. Frenken, "Het Augustinessenklooster In de Hage te Helmond"; Bossche Bijdragen, XIII (1935-1936) 198-237. |
20. | Hensen, "De kroniek", 261: "Monasterium in Driel, Bataviae pago, conditur et ob inoviam deseritur"; Schutjes, a.w., III, 482-483; Schoengen, "Monasticon Batavum", II, 61; Bossche Bijdragen XI (1931-1932) 181. |
21. | Hensen, "De kroniek", 263: "Monasterium in Dumo et in Driel Annaeburgensi copulantor". |
22. | Van den Elsen, "Analecta", II, 264. Daar ook de statuten van het klooster, naamlijsten van zusters, het visitatieverslag van 1581 en andere zaken. |
23. | Hensen, "De kroniek", 264: "Monasterium fratrum Bogardorum in Urbe silvaducensi Monasterio Annaeburgensi unitur". |
24. | Hensen, "De kroniek", 265. A.R.A. Brussel, t.a.p. nr. 823, f. 2-18. |
25. | Van Hoeck, "Uit de geschiedenis", 174. Hensen, "De kroniek", 269. |
1991 |
NijhofAnnenborchRosmalla 4 (1991) 30-35 |
1630 |
Kapittel 3. Item vanden convente vanden Annenborch, van als voor ...
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 6, 35, 36, 68, 77, 78, 99, 116
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 111, 114, 125, 126, 127, 130, 136, 141, 177, 183, 216, 242
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 453; V. 604
Tijdschrift voor Noordbrabantsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde 1 (1883) 60