Geert van Wou staat bekend als de grootste klokkengieter van zijn tijd. Zijn bewaard gebleven klokken zijn hier nog steeds het klinkende bewijs van. Geert van Wou werd rond 1450 in Nijmegen geboren als zoon van klokkengieter Willem van Wou. Hoewel hij het ambacht bij zijn vader had geleerd, ging hij ook bij een andere vakman in de leer. Die vond hij in Willem Hoernken in Den Bosch. In 1480 vertrok Van Wou naar Kampen om daar een eigen bronsgieterij te beginnen. Waarom naar Kampen? In die tijd bevonden zich in de noordelijke gewesten geen brons- of klokkengieters van belang. Hoewel de bloeitijd van Kampen feitelijk al voorbij was, bestond er nog wel een levendige handel en was de stad nog steeds welvarend. De voltooide St. Nicolaaskerk en de Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk misten nog steeds een gelui. Van groot belang voor Kampen was dat een klokkengieter ook kanonnen kon maken. Een bekwame bussengieter zou kunnen helpen de macht van de stad veilig te stellen.Van vakman naar meesterAls eerste kreeg Van Wou de opdracht een klok voor de Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk te gieten. Het werd de Mariaklok. Daarbij was Van Wou beloofd dat, wanneer zijn klok mooi van klank zou zijn, hij ook de andere klokken voor de Buitenkerk zou mogen gieten, alsmede een groot gelui voor de Bovenkerk. Die opdrachten kreeg hij in 1481. Hoewel het niet meer mogelijk is om het oorspronkelijk aantal klokken van de Buitenkerk vast te stellen, heeft onderzoek uitgewezen dat de Boventoren minstens acht klokken heeft gehad. Voor deze opdrachten reisde Van Wou naar Amsterdam om klokspijs (brons) te kopen. Bij Elburg werd hij echter door roofridders overvallen. Stevige diplomatie door het Kamper stadsbestuur zorgde ervoor dat Van Wou zijn reis naar Amsterdam kon voortzetten. Deze inzet toont het belang aan dat Kampen hechtte aan zijn bronsgieter. Het resultaat was ernaar. Het achtgelui van de Bovenkerk moet niet alleen op de inwoners, maar ook op mensen van buiten grote indruk hebben gemaakt. Meester Geert was erin geslaagd dit gelui "op toon" te gieten: het vormde de acht tonen van een toonladder. Voor zulke zware klokken was dat een klokkengieter nooit eerder gelukt.Maria GloriosaAl spoedig kreeg Van Wou allerlei opdrachten uit de Nederlanden, maar ook uit Duitsland. Zijn opus magnum zou hij in 1497 voor de Dom van Erfurt gieten: de Maria Gloriosa. Deze immense klok heeft een diameter van 2.58 m, weegt bijna 11.400 kg en heeft een uitklinktijd van 3 minuten. Haar geluid draagt wel 30 km ver. Geen wonder dat de Gloriosa wel "die schönste Glocke des Abendlandes" wordt genoemd: de mooiste klok van Europa! De roem van Geert van Wou steeg met de jaren. Daarom is het niet verwonderlijk dat het Utrechte domkapittel hem in 1505 opdroeg een gelui voor de domtoren van maar liefst dertien klokken te gieten. Van Wou gebruikte hierbij iets steilere profielen (klokvormen) dan in zijn beginperiode. Wellicht dat om deze reden het domkapittel niet onverdeeld gelukkig was met de klank van enkele klokken. Hierbij heeft zeker meegewogen dat Van Wou ook vele bussen aan Karel van Gelre had geleverd, met wie de bisschop van Utrecht toen in oorlog was. Het domkapittel traineerde jarenlang de betaling van het imposante gelui (ruim 31.000 kg). Tot ver na het overlijden van meester Geert hebben zijn kinderen moeten procederen om het verschuldigde bedrag te kunnen innen.Zoektocht naar perfectieToen meester Geert van Wou op 23 december 1527 overleed, luidden de acht klokken van de Boventoren 2 uur lang als eerbetoon aan hun maker. Van Wou werd in het koor van de Bovenkerk begraven. In veel West-Europese steden hangen nog steeds zijn klokken, die worden gekoesterd als parels van grote waarde. Zelfs in de beide wereldoorlogen, waarin kerkklokken op grote schaal in beslag werden genomen voor de oorlogsindustrie, zijn de klokken van Van Wou zonder uitzondering ontzien. Van zijn kanonnen is er nooit een terug gevonden. Zijn hart lag bij zijn klokken. Die klokken getuigen van zijn zoektocht naar perfectie. De roem van deze magistrale klokkengieter klinkt na al die eeuwen nog dagelijks in Kampen en andere steden na. |
Geert van Wou is de belangrijkste luidklokkengieter die Nederland en Duitsland gekend heeft. Hij werd omstreeks 1450 te Nijmegen geboren, als zoon van klokkengieter Willem van Wou. Hij werd in 1474 als poorter van Den Bosch ingeschreven. In het jaar daarop sloot hij een overeenkomst met Luitgart, de echtgenote van de een jaar eerder overleden klokkengieter Willem Hoernken. Vermoedelijk was hij bij Willem Hoernken in dienst geweest. De opzet was waarschijnlijk om de gieterij van Hoernken voort te zetten. In 1474 en 1476 giet hij klokken voor Kranenburg en Elten in het huidige Duitsland en in 1477 giet hij in tijdelijk compagnonschap met een andere Bossche gieter Gobel Moer vier klokken voor de Eusebiuskerk in Arnhem. In 1479 goot Geert van Wou een voorslag van 6 klokken voor de Domtoren van Utrecht. In het jaar daarop zou hij in Kampen werk aannemen. Hij heeft zich daar toen gelijktijdig gevestigd. In die stad overleed hij in 1527. De werkzaamheden van Geert van Wou als klokkengieter worden bij uitstek gekenmerkt door het gieten van zware geluien. Die van de Domtoren uit 1505 te Utrecht staat daar model voor. Dat gelui (en oorspronkelijk ook gebruikt voor beieren) bestaat uit dertien klokken waarvan de zwaarste niet minder dan 8100 kg weegt. Nadat in de zeventiende eeuw de kleinste zeven klokken waren omgesmolten, werd het oorspronkelijk gelui in 1982 met nieuw gegoten klokken in de stijl van Van Wou weer in ere hersteld. Dergelijke zware geluien goot hij ook voor meerdere steden in Duitsland, zoals voor Hamburg, Osnabrück en Erfurt. Voor laatstgenoemde plaats maakte hij in 1497 de beroemde Gloriosa die met haar gewicht van ongeveer 11.400 kg als een wonder van klokkengietkunst mag gelden! Na vertrek uit ’s-Hertogenbosch is het opmerkelijk dat, zolang Gobel Moer leefde, Geert van Wou geen klokken heeft gegoten in het hertogdom Brabant en dat Gobel Moer geen werk meer heeft aangenomen in de noordelijke provincies vanaf Overijssel. In dit overzicht wordt ook de klok van Geert van Wou uit 1501 in Heusden opgenomen. Voor het overige werk van Geert van Wou zie o.a. Van Geuns 2010 en Fehrman 1967. | 42 |
André Lehr, 'Geert van Wou, een uitzonderlijk luidklokkengieter' in: Berichten uit het Nationaal Beiaardmuseum 38 (2004) 3-20
John Vermulst, Klokkengieters uit de Bossche School 1367-1565 (2023) 42