Sint-Servaaskerk, Maastricht.
Servatius, 1515
Dm: 219 cm
Hm: 210 cm
Gw: circa 6350 kg
Toon: oorspronkelijke g
O.r.nr. 5 M
Gieters: Willem en Jaspar Moer
Opschrift:156
Regel 1: (leliekruis) (kruisdraging) servatius servavit fidem servavit plebem domini servando et orando meruit quod credidit serva tuo precamine cristi redemptos sanguine *
Regel 2: (leliekruis)* ad * tua * sacra * voco * populum * clangere * sonoro * servatii * cuius * nomine * dicor * ego * wilh[elmus] * et * jaspar * moer * confratres * me fecerunt * anno * verbi * incarnati * m * ccccc . xv *
'Servatius redde (behoedde) het geloof, hij redde (behoedde) het volk Gods, en door te behoeden (lett. bewaren) en te bidden, verkreeg hij wat hij geloofde. Behoed met je gebed degene die door Christus' bloed verlost zijn. Ik roep met heldere klank het volk van Servatius, wiens naam ik draag, naar uw heilige diensten; de gebroeders Willem en Jaspar Moer maakten mij in het jaar van het vleesgeworden woord 1515'.
De Grameer – grootmoeder – van Maastricht was de grootste en zwaarste klok van de Servaaskerk.
Zij strooide jarenlang haar klanken uit over de stad, totdat het niet meer kon en zij barstte. De humanist Mathias Herben geeft in 1520 enige details over de klok.
157 Zij werd gegoten op 21 juni 1515 op de binnenplaats van het proosdijgebouw [vlakbij de Sint- Servaaskerk] en wel op zondag Laetare.
158 Op de tweede zondag van maart is zij gewijd [1516] in aanwezigheid van geestelijken, die hymnen zongen, en onder grote belangstelling van veel burgers. Waarschijnlijk zongen de geestelijken de antifoon van het Servaasofficie met gedeeltelijk dezelfde tekst als op de klok staat (hoofdstuk II, 2.2.6).
Sacramentsdag 1853 barstte de klok doordat zij 'ondeskundig' zou zijn geluid. De barst werd 'meesterlijk gesoldeerd en gestopt door de klokkemaker Leroi uit Saint-Jean d'Angely bij Rouaan'.
159 Enige jaren later vertoonde zij opnieuw een barst die door de firma Teirlinck uit Vlaanderen werd gerepareerd.
160 Niet tot tevredenheid, wat er toe leidde dat in 1984 Eijsbouts een replica van de klok goot; de oude Grameer staat thans in de pandhof van de Sint-Servaaskerk.
De oude klok heeft gladde kroonarmen die samen met de kroonstapel stervormig in de kop zijn geplaatst. De sierringen zijn als volgt over de klok verdeeld: op de schouder vier, op de bovenflank twee en op de faussure en de slagring respectievelijk vijf en drie. Aan de bovenzijde draagt de klok een fries met gotische driepas en kruisbloemen. Tussen de tweeregelige tekst is als ornament de keten van het Gulden Vlies aangebracht en onder het opschrift staat een rand met rondbogen en een fries van dicht op elkaar hangende bloemtrosjes, gelijkend op die van de Karolusklok van Antwerpen (1507, cat. 7). Als woordscheidingen fungeren in de eerste regel grote vijfbladige bloemen met evenzovele onderliggende spitse schutbladeren en in de tweede regel kleine rozetten. De kruisjes voorafgaande aan de tekst hebben vier armen met fleurs de lis. In de eerste regel staat een kleine Kruisdraging met een naar links lopende Christus die wordt voortgetrokken door een soldaat; aan de rechterkant krijgt hij hulp van Simon van Sirene. Hoog op de flank zijn afwisselend Sint Servaas, diens sleutel en een gekroond schild te zien.
Het wapen met dubbelkoppige adelaars is een verwijzing naar het Habsburgse huis. Griffioenen of leeuwen als tenanten ontbreken.
De keten van het Gulden Vlies verwijst naar de ridderorde die in 1430 is ingesteld door de derde hertog van Bourgondië, Philips de Goede, bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Aragon. Een afdruk van deze keten werd voor het eerst in 1500, het geboortejaar van Karel V, door de gieters Moer op de klok van het Brabantse Loon op Zand (cat. 67) geplaatst. De achterkleinzoon van Philips, Karel V, werd in 1515, in het jaar dat de Grameer van Maastricht is gegoten, meerderjarig verklaard en aangesteld als zelfstandig vorst over de Lage Landen en Bourgondië.
Hij was ook hertog van Brabant en als zodanig voogd over de Sint-Servaas.
Ofschoon het heel normaal lijkt dat de opdrachtgevers van de Grameer besloten om de omschreven versiering op de klok te laten aanbrengen, is dit toch opmerkelijk.
Pas vanaf 1485 was het namelijk de gewoonte van de regerende vorsten om tot proost van het Servaaskapittel een met het Habsburg-Bourgondische huis sympathiserende geestelijke aan te stellen die gevonden werd onder de directe vrienden van de vorst.
161 Toen de Servaasklok werd gegoten was Engelbert van Heemstede, een zoon van Karels rentmeester, proost. Het kapittel liet derhalve een klok gieten, die in al haar glorie tot vorstelijk symbool werd verheven. De sleutel op de klok, behorend bij de kerkschat van het kapittel, werd gezien als een hemels geschenk dat de heilige Servaas rechtstreeks van Christus had ontvangen, als symbool voor diens gelijkwaardigheid aan de apostel Petrus.
162 Op de klok waren zo naast de tekenen van wereldse macht eveneens de belangen van de geestelijkheid vertegenwoordigd.