Sint-Gertrudiskerk, Maarheeze.
Maria, 1479
Dm: 137 cm
Hm: 131 cm
Gw: 1540 kg (RDMZ)
Toon: es
O.r.nr. 6 M 23
Gieter: Gobelinus Moer
De Mariaklok in de Sint-Gertrudiskerk van Maarheeze neemt in Brabant een bijzondere plaats in.
Het is een zeer gave, grote klok, gegoten door de oudste gieter Moer uit 's-Hertogenbosch en de klok draagt voor zover bekend als enige in Nederland en elders een pelgrimsinsigne uit Amersfoort.
Het jaartal werd onder het opschrift tussen twee sierringen geplaatst. De verdeling van deze ringen is als volgt: vijf op de schouder en de faussure, één boven en twee onder het opschrift en drie op de slagring. Boven het opschrift is een fries met parelrand, gotische driepas en fleur de lis aangebracht. Meestal wordt – in tegenstelling hiermee – de driepas gecombineerd met kruisbloemen. Als woordscheiding is de vierbladige bloem, zoals Hoernken die te Antwerpen en Loon op Zand introduceerde, toegepast. Voor de tekst staat een ankerkruis en het eerder genoemde pelgrimsteken, dat verwijst naar de Mariadevotie te Amersfoort.
154 Volgens een legendarisch verhaal gooide Greetje Arends, op weg naar het Agnietenklooster waar zij wilde intreden, een onaanzienlijk Mariabeeldje bij de Camppoort in de stadsgracht. Zij schaamde zich voor de nietigheid van haar bezit, durfde het niet aan andere nonnen te laten zien. Op instigatie van Onze Lieve Vrouw, die tot driemaal toe was verschenen aan Margriete, de dochter van Albert Gysen, werd de houten beeltenis op 19 december 1444 door haar onder het ijs van de gracht uitgehaald. Zij stak thuisgekomen een kaars op en het eerste wonder geschiedde: de kaars brandde drie keer langer dan Margriete verwachtte. Nadat zij dit aan haar biechtvader had verteld en het aantal mirakelen toenam, bracht men het beeldje op Sint-Stevensdag (26 december) naar de Sint-Jostkapel, die later Onze-Lieve-Vrouwekapel werd genoemd. Op het insigne wordt de vondst van het wonderbaarlijke Mariabeeld weergegeven: Margriete probeert de relatief groot weergegeven houtsculptuur uit het water van de stadsgracht te vissen. Op de voorgrond is het emmertje te zien dat haar als hulp moest dienen.
Op de banderol staat links 'amersfoert' en rechts 'mccccxlv'.
Vermoedelijk werden het eerste jaar nadat de wonderbaarlijke vondst van het beeldje plaatsvond, de mallen voor de insignes gemaakt en bleven die vervolgens in gebruik. Aan de bovenzijde loopt het cirkelvormige insigne spits toe; het wordt afgesloten door een hekwerkje met florale motieven. Rechts en links hiervan bevinden zich twee ophangoogjes ter bevestiging op kleding. Het insigne op de klok (48 x 33 mm) is gaaf en scherp weergegeven. Met name de drievoudige bekroning met kruisbloemen, die bij de originele exemplaren vaak is beschadigd, geeft hier een volledig beeld.
De huidige Gertrudiskerk van Maarheeze met twee torens aan de westzijde is in 1910 gebouwd en bezit naast de Mariaklok een Gertrudisklok van Hendrick van der Borch uit Utrecht (1601). Eerder […] 'was [er] een eenvoudig gebouw bestaande uit een schip van twee traveeën, een lager koor van drie traveeën en twee transeptarmen die aansloten op het schip [...] De toren was een vlakopgaand bouwwerk uit 1772 en telde vier geledingen'.
155 Uit ditzelfde jaar is een akte bekend, waarin melding wordt gemaakt van de afbraak van het klokhuis.
Dit is elders in Brabant doorgaans een vrij laag, houten gebouw, waarin de klokken werden gehangen, als er geen geld was voor een stenen toren of wanneer deze bouwvallig was en men moest wachten op betere tijden. Zo'n klokhuis is in Bergeyk bewaard gebleven en nog steeds in gebruik (cat. 18).
Wie de opdrachtgevers van de klok waren is onbekend. De baronie Craenendonck was in de tweede helft van de vijftiende eeuw eigendom van de heren van Horne en kwam nadien in handen van prins Willem van Oranje. De heren van Horne met hun bezittingen in Maarheeze en Soerendonk komen als opdrachtgevers voor de klok in aanmerking.
Omdat de parochie Maarheeze echter onderhorig was aan het Katharinakapittel van Eindhoven, kunnen de kanunniken het tiendgeld hebben geïnd en als tiendheffers verplicht zijn geweest voor de klok te zorgen.
Door brand is het kapittelarchief verloren gegaan, evenals het kasteel van de heren van Cranendonck dat in de Franse tijd werd opgeblazen.
De klok hangt thans in een metalen constructie, zij luidt bij kerkdiensten en dient als uur- en halfuurklok. Haar grootte doet vermoeden dat zij in het verleden meer functies had. Het lijkt aannemelijk dat Gobel Moer haar ter plekke heeft vervaardigd een jaar nadat hij voor Hechtel een klok goot, een dorp dat slechts op enkele kilometers afstand in de Belgische Kempen is gelegen.
Bron:
Regionaal Historisch Centrum, Eindhoven; Nationaal Beiaardmuseum, Asten.