Nationaal Beiaardmuseum, Asten. Herkomst onbekend.
Loy, 1547
Dm: 33,8 cm
Hm: 39,5 cm
Gw: circa 30 kg
Inv.nr. 1043 K 159
Gieter: Jan Moer
In het Nationaal Beiaardmuseum hangt een klok van Jan Moer, waarvan de herkomst vraagtekens oproept. Zij werd in juli 1983 door het museum aangekocht bij een antiquair in Tilburg; deze kon over de klok geen nadere gegevens verstrekken.
De klok is mogelijk gezandstraald en heeft een grof oppervlak. Aan de buitenzijde toont zij geen aanslagplekken en ook de binnenkant geeft weinig slijtage op de plaats waar de klepel de slagrand raakt. Het klepeloog – en daarmee de klepel – zijn verwijderd, alleen het gat waar het oog zat, is overgebleven. Het opschrift is vrij vlak en gesteld in gotische minuskels. De woorden worden van elkaar gescheiden door een vijfbladige bloem. Boven en onder de slagrand zijn twee sierringen aangebracht, op de schouder, de faussure en de slagring staan respectievelijk twee, drie en nogmaals twee ringen; de laatste twee in zeer flauw reliëf. Andere versiering ontbreekt en ook haar omvang is betrekkelijk klein, waardoor de klok van dichtbij niet imposant is om naar te kijken. In vergelijking met luidklokken van dezelfde gieter uit Goirle en Herentals is deze
Loy zelfs sober.
Jan Moer genoot in de zestiende eeuw zoveel bekendheid dat hij aan de – voor een deel Nederlandse gemeenschap – in Gdansk een klokkenspel mocht leveren. De verfijnde afwerking, zoals op de klokken van zijn vader, oom en grootvader, worden bij de werkstukken van deze gieter niet aangetroffen. In de literatuur wordt de Loy (Eloy, Eligius) door niemand genoemd.
Adriaenssen meldt in zijn overzicht van Moerklokken zes exemplaren die in 1547 werden gegoten. De klokken van Goirle en Herentals worden elders in het catalogusgedeelte beschreven en van de Johannesklok uit Scheveningen is een afwrijfsel in het Beiaardmuseum. Dan blijven er nog drie klokken over, waarvan er twee in de
Voorloopige Lijst van Monumenten staan (’s-Gravenhage: beiaard Sint-Jacobskerk; Wijngaarden, Zuid-Holland, zonder nadere gegevens) en één in het torentje van de gemeentewerf van ’s-Gravenhage moet hangen.
268 Aan het overzicht van Adriaenssen kan de
Loy als zevende uit hetzelfde gietjaar worden toegevoegd en ook nog een gedocumenteerde achtste klok uit Zaltbommel.
In de rekeningen van de Maartenskerk in die stad staat bij het jaar 1547 vermeld:
269 Dynstdaegs nae paeschen in die heylige dagen gereyst tot schartogenbosch om meyster Jan Moer aen te bestaeyen ons cleyn clocxken te gieten van ons selleffs spijse. Dinsdag na Pasen is men [vanuit Zaltbommel] naar ’s-Hertogenbosch gereisd om meester Jan Moer een klein klokje te laten gieten van eigen, oude klokkenspijs. Het betreft waarschijnlijk de aanbesteding van een klok van omstreeks 200 pond, waarvan de betaling met de gieter per pond klokkenspijs zal worden verrekend. Er wordt 189 pond spijs en een gebarsten schel van zes pond ingeleverd.
Er is geld uitgegeven om
die clock in die wage te brengen ende van daer tot meyster Jan Moer clockegieter daer affgegeven den croeywagen [kruiwagen…]. Men krijgt een klokje te leen
dat men hanggen sullen soe lange die ons gegoten waer. Een zeker Ghereken krijgt zes stuivers voor de vracht en samen met de meester wordt er nog gedronken:
noch onder onss beyden verteert mitten meyster 7 stuvers. Ook worden 2 stuvers uitgegeven voor het veer te Hedel.
De rekening is in de ik-vorm geschreven:
dat clocxken laten hangen ende 1 ny rat te maken dat ick van den Bosch bracht, kost 10 stuivers, en
aen ijserwerrick ende den clepell wordt nogmaals 10 stuivers uitgegeven.
Mr. Jan Moer [heeft] my gescreven opte heyligen sacraments[dag] ent omt komen tot Bosch om die clock te halen daer sy gegoten was. Ghereken met de kar wordt weer ingehuurd, die opnieuw zes stuivers krijgt, ook het veer te Hedel en verteringen worden weer opgesomd. Uit de betaling is op te maken dat de klokkengieter
noch verttich pond heeft toegedaen ieder pond 3 st[uivers] […] ende als wy hem betaelt hebben 16 keysers gulden ende vier stuvers. Noch de waarde van dit bedrag noch het klokkengewicht is zeker. De kans dat de kerkrekening betrekking heeft op de relatief kleine klok
Loy (30 kilo) is echter niet groot.