afb.
In de vorige eeuw onder het vuil gevonden, heeft het Mariabeeld in de Lepelstraat na de bevrijding een eigen kapel gekregen. Hoewel er geen huisnummer op staat, is af te leiden uit de omgevende huisnummering dat het adres is: Lepelstraat 31b. Toen in 1825 de heren Pompe en Frijhoff in de Lepelstraat een pand gekocht hadden om er hun branderij/distilleerderij te vestigen, werd er onder het vuil een groot Mariabeeld gevonden. Het Jezuskindje had geen hoofd. Het beeld kreeg een plaats op de binnenplaats. Ook toen Frijhoff zich terugtrok en zijn plaats werd ingenomen door de protestant Mann, bleef het beeld er staan. Veel aandacht van de Bosschenaren trok het niet. Dat veranderde in 1866. In dat jaar heerste er in de stad een ernstige cholera-epidemie, waaraan 299 Bosschenaren stierven. Toen Frederik Hendrik in 1629 de stad veroverde en de uitoefening van de katholieke godsdienst verboden werd, werd het mirakelbeeld van O.L. Vrouw van 's-Hertogenbosch naar Brussel vervoerd. In 1853 was het weer teruggekomen. Toch bleef men in kleine groepjes, of alleen, een stille omgang lopen langs de oude middeleeuwse beeweg, zoals men het waarschijnlijk in de jaren van de onderdrukking stiekem is blijven doen. In 1866, tijdens de cholera-epidemie, nam Jan Dirks het initiatief de Maria-omgang weer gezamelijk te gaan doen. Maar vanwege het besmettingsgevaar was de Sint-Jan gesloten en kon men niet naar het mirakelbeeld om er te bidden. Bedrijven die met voedsel- en drankbereiding en opslag te maken hadden, moesten echter steeds hun poorten open houden om controle toe te staan. Dus ook de branderij in de Lepelstraat. Nu liep de aloude B-weg door de hele Kruisstraat. Maar op de binnenplaats in de Lepelstraat stond nog steeds het Mariabeeld. En hier konden de gelovigen wèl naar binnen om er te bidden. Sindsdien maakte men een ommetje via de Korenbrugstraat om in de Lepelstraat bij het Mariabeeld te bidden. Het Jezuskindje kreeg een hoofd en het beeld een houten baldakijn, dat in 1880 vervangen werd door een stenen baldakijn. Zo bleef het staan tot de bevrijding van de stad in oktober 1944. Toen werden de gebouwen zwaar beschadigd. Ook Maria kwam er niet zonder kleerscheuren af. Ze moest gerestaureerd worden door Jacq de Bresser. De firma Pompe en Gebroeders de Mann herbouwde het bedrijf op een andere rooilijn en voor Maria werd een apart kappeltje gebouwd, niet op de binnenplaats, maar aan de Lepelstraat. In 1977 beschadigden vandalen het beeld zwaar. Louis Aarts richtte een Comité Mariabeeld Lepelstraat op. Het beeld werd gerestaureerd, nu door een Italiaan, George Piretti, maar wel onder toezicht van De Bresser. Inmiddels kocht de AMRO-bank de hele hoek Lepelstraat, Visstraat, St.-Janssingel op, om er een nieuw bankgebouw te vestigen. Tijdens deze nieuwbouw kwam een nieuw kapelletje, met een plaquette ter herinnering aan Louis Aarts. Het kapelletje viel in de nieuwbouw niet op, zoals restauratie-architect van de Sint-Jan, Herman Teering, direct na de bouw opmerkte. Daar is nu verandering in gekomen. Architect Jan van der Eerden heeft het ontwerp gemaakt. Het kapelletje is bepleisterd, in afwijking van de rest van de nieuwbouw, die in baksteen opgetrokken is. Boven de ingang is goudkleurig op een rode achtergrond een ster geschilderd met de naam 'De kleine beer'. Dat is de naam van een pand, dat in de zeventiende eeuw op deze hoogte heeft gestaan. Dat pand lag wel meer naar achteren: de rooilijn is immers op deze plaats drastisch veranderd. Het stuk onder het raam boven de ingang is groen geverfd, evenals de ernaast gelegen deur. Ook komt het groen terug op het balken plafond voor in het kapelletje. Het baldakijn boven Maria is weer rood geschilderd, maar wel met een groene rand. Er staan weer bloemen en een kaars bij Maria in een beslist warmer aandoende omgeving als voorheen. |
In 1825 kochten de heren Frijhoff en Pompe, distillateurs en wijnhandelaren, het huis "In den grooten beer" aan de Lepelstraat. Zij troffen er tussen een hoop rommel een groot stenen Mariabeeld met Jezuskind aan. Het hoofdje van het Jezuskindje ontbrak. Er is wel verondersteld dat het van cementsteen vervaardigde beeld afkomstig zou zijn uit het nabij gelegen klooster Mariënburg. In ieder geval kan het niet ouder zijn dan 1825. Want de techniek van het beeldgieten in cementsteen werd vóór het eerste kwart van de negentiende eeuw nog niet toegepast. Toch werd het beeld met eerbied behandeld. Het werd netjes op de binnenplaats van de branderij gezet, recht tegenover de inrijpoort. 39 jaar later in 1864 liet de onverschillige nieuwe eigenaar van het bedrijf het beeld naar de zolder brengen. Maar omdat het daar in de weg stond, verhuisde het al heel gauw weer terug naar zijn oude plaats. Tijdens de cholera-epidemi van 1866 gingen veel mensen biddend de historische beeweg lopen. Maar omdat de Sint Jan vanwege het besmettingsgevaar gesloten moest blijven, konden de gelovigen het wonderbeeld daar niet bezoeken. Om dezelfde reden moest de poort van de distilleerderij in de Lepelstraat dag en nacht geopend zijn. Hierdoor trok het daar staande Mariabeeld extra de aandacht van de biddende voorbijgangers. Maar het beeld stond er niet langs de historische beeweg. Die werd daarom spontaan verlengd met een lus door de Lepelstraat, waar de beeltenis van Maria werd gezien als de vervangster van het wonderbeeld in de Sint Jan. De plotseling toegenomen belangstelling ontroerde de eigenaar, die het beeld liet restaureren en er zelfs een baldakijn boven liet maken. In de bevrijdingsdagen van 1944 werd de distilleerderij bijna geheel verwoest. Ook het Mariabeeld liep opnieuw schade op, maar dit werd door de beeldhouwer Jac de Bresser weer ongedaan gemaakt. Tijdens het herstel na de oorlog werd er op het terrein van de distilleerderij in 1950 voor het beeld een devotiekapelleke gebouwd. Maar in 1986 ging het gebouwencomplex met inbegrip van deze kapel alsnog geheel tegen de grond. Het moest plaats maken voor een door de architect Frans van Dillen ontworpen bankgebouw met café en bovenwoningen. Aan de zuidflank van het complex werd er naast het (verplaatste) café een nieuwe kapel in de nieuwbouw opgenomen. Maar deze werd architectonisch gezien ontworpen als een onlosmakelijk deel van de massale nieuwbouw. Daardoor ontglipte de nu opvallende kapel voortaan geheel aan de aandacht van de voorbijgangers. Dit tot groot verdriet van de Vereniging Stille Omgang die de kapel beheert. In 1995/96 is de kapel naar idee en ontwerp van architect Jan van der Eerden verbouwd, waardoor deze als het ware los is gekomen van het bankgebouw en daarom beter aansluit bij de kleinschalige empire architectuur van de oude stad. Om dit te bereiken is de buitenkant anders vormgegeven en bepleisterd op een manier die rond het jaar van de cholera-epidemi in 1866 algemeen gebruikelijk was. Hierdoor is tegelijk het contact met de emoties van die tijd tot uitdrukking gebracht. Om de intimiteit van de kapel te verbeteren is er in het voorste gedeelte een houten zoldertje gemaakt, waardoor het van boven door het glazen dak komende daglicht een mystieke lading krijgt in het nu gebroken-wit rustig geschilderde interieur. De sokkel van het te laag staande beeld is 60 cm verhoogd en boven het beeld is er nu weer een beschuttend baldakijn. De symboliek in de Mariaverering en de magische werking van de Omgang komen tot uitdrukking in de kleuren waarin de kapel is geschilderd. De hier gebruikte magische kleuren groen en rood, zijn kenmerkend voor het wonderbeeld van Maria in de Sint Jan. Zij verbinden de locatie van de kapel met de mystieke Hogere Werkelijkheid van de Kosmos. Ook de historische naam van het perceel waarop de kapel is gebouwd: "de Kleine Beer" (anno 1639) verwijst naar deze verbondenheid. In 1825 werd het Mariabeeld gevonden in het huis "de Groote Beer" (anno 1603). Nu staat het op het perceel dat genoemd is naar het naast "de Groote Beer" staande sterrenbeeld "de Kleine Beer" waarvan de poolster deel uitmaakt. Daarom is deze ster met de naam van het huis afgebeeld boven de ingang van de kapel op het rode vlak dat de transformerende werkzaamheid van de uit de aarde opstijgende energie symboliseert. De vergulde tekst met de ster op de rode ondergrond herinnert in zijn langgerekte vormgeving tevens aan de gouden gordel op het rode kleed om het middel van Maria’s wonderbeeld in de Sint Jan. De onregelmatig gevormde ster is een oud magisch vredessymbool die met zijn vijf punten verwijst naar de vijf tientjes van de rozenkrans. Hij verwijst ook naar het pentagram dat verborgen ligt in de maatvoering van de beeweg. Deze op haar beurt symboliseert ook de viering van de stichting en het voortbestaan van de stad. De verbondenheid met de stad wordt tot uitdrukking gebracht in het geel van de gepleisterde gevel en het zwart van de kapelvloer en het ijzerwerk, die verwijzen naar de kleuren van de Bossche vlag. De symbolische waarde van de kapel wordt nog versterkt door haar vanuit de historische beeweg als op een bastion vooruitgeschoven ligging halverwege de Lepelstraat tussen de Sint Jansstraat en de Visstraat. Vanuit het westen vormde de Sint Jansstraat de oude, en de Visstraat (Stationsweg) de nieuwe toegang tot de stad. Hierdoor neemt de kapel als het ware de functie over van de vroegere Sint Janspoort, waarop onder een beeld van de patroonheilige van de stad in het latijn stond geschreven: "O, Schutsheer, Gode lief Johannes! Wilt bewaren deze poort, Uw burgerij, haar haardsteden en autaren". |
1975 |
RedactieBij plannen pand Pompe en Mann. 'Knillis' pleit voor behoud MariakapelBrabants Dagblad vrijdag 2 mei 1975 (foto) |
|
1975 |
N.N.Het Maria-beeld in de LepelstraatKring Vrienden van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch 1975) |
|
1977 |
N.N.Mariabeeld vernieldKrantenartikel dinsdag 22 maart 1977 (foto) |
|
1977 |
N.N.Mariabeeld in LepelstraatKrantenknipsel woensdag 30 maart 1977 |
|
1981 |
N.N.Mariabeeld. MannenomgangDen Bosch in mei ('s-Hertogenbosch 1981) |
|
1983 |
Henny MolhuysenOe gotte kèk daor : Mariabeeld in LepelstraatBrabants Dagblad vrijdag 13 mei 1983 (foto) |
|
1989 |
Coen Free, Peter-Jan van der Heijden, Henny MolhuysenDe Maria-omgang en het beeld in de LepelstraatStichting Den Bosch in mei ('s-Hertogenbosch 1989) |
|
1996 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : Maria in 'De kleine beer'Brabants Dagblad donderdag 21 mei 1996 (foto) |
|
2003 |
Jacqueline Landsmeer'Maria tussen de tonnekes' verweven met historie wonderbeeld Sint-JanBisdomblad 81 (2003) 24-26 |
1825 |
In 1825 kochten de heren Frijhoff en Pompe een pand in de Lepelstraat, om er hun branderij in voort te zetten. Dit pand stond bekend onder de naam "In den Beer" of "In den grooten Beer". In het gebouw, onder vuil bedolven, vond men een groot, stenen Mariabeeld. Het was minder geschonden dan men zou vermoeden, maar o.a. ontbrak het hoofd van het Jezus-kind eraan. Op de open binnenplaats van de branderij "De Valk" geheten, werd het beeld geplaatst. Vanzelfsprekend werd het daar opgemerkt door de Bosschenaren, maar speciale aandacht werd er verder (nog) niet aan geschonken. Nadat de heer Frijhoff zich uit de zaak had teruggetrokken werd zijn plaats ingenomen door de gebroeders Mann. Van de twee broers stierf er een spoedig. Hoewel de heer Mann protestant was, liet hij het beeld staan waar het stond. Bron: Vouwblad dat ter gelegenheid van de plechtige inzegening van de nieuwe Mariakapel aan de aanwezigen werd aangeboden door het bestuur van de Stille Omgang |
|
1846 |
Toen in 1864 Henricus Heymans de distilleerderij overnam, verdween het beeld naar de zolder van een der pakhuizen. Omdat het daar in de weg stond, kwam het weer terug naar de binnenplaats. Toen werden er reeds verhalen over het beeld verteld. 's-Hertogenbosch kende in die tijd weliswaar een omgang, maar officieel was die niet toegestaan. Wel zag men ieder jaar van 7 t/m 15 juli in de avonduren Bosschenaren (meestal vrouwen) de omgang lopen, in het donker gekleed om niet op te vallen. Ook de route was iets anders dan nu: men ging van de Kruisstraat rechtstreeks naar de Visstraat. Bron: Vouwblad dat ter gelegenheid van de plechtige inzegening van de nieuwe Mariakapel aan de aanwezigen werd aangeboden door het bestuur van de Stille Omgang |
|
1866 |
In 1866 heerste de cholera in de stad. In de periode 23 april – 29 oktober waren er in totaal 541 zieken van wie er 299 stierven (gemeenteverslag). Omdat de stedelijke autoriteiten en hun ambtenaren in die tijd onmiddellijk toegang moesten krijgen tot bepaalde huizen (i.v.m. de heersende ziekte werd er meer gewerkt in de distilleerderij dan gewoonlijk), bleef ook de grote poort van de distilleerderij openstaan. Op 7 juli 1866 nam J. Dirks het initiatief om weer georganiseerd de omgang te gaan lopen. Het initiatief sloeg aan en voor het eerst sinds ruim drie eeuwen"deed" men de omgang in groten getale en niet meer heimelijk. Daar de St. Janskerk gesloten was, week men iets af van de oude bedeweg en ging men naar het Mariabeeld op de binnenplaats van de distilleerderij. Daar was het beeld (omdat de poort open moest blijven staan) nu voor iedereen zichtbaar. Henricus Heymans liet, omdat de toeloop zo groot werd, bij het beeld licht ontsteken en bracht enige versiering aan. De gelovigen begonnen kaarsen aan te steken bij het beeld en wierpen er geld op de grond. Om misbruik te voorkomen, liet de heer Heymans een offerblok plaatsen waar het geld in geofferd kon worden. Dit bedrag werd ter beschikking gesteld van de St. Vincentiusvereniging en er werden missen voor gelezen. Omdat er in dat rampjaar 1866 ineens zo’n belangstelling voor het beeld kwam, heeft Henricus Heymans er een houten baldakijn boven laten plaatsen en het laten restaureren. Dit schijnt niet zo’n gelukkige restauratieaanvulling geweest te zijn. Immers G. v.d. kant schrijft over de beeldhouwer: "Het hoofd toch van het Christuskindje, dat aan dit beeld ontbrak, en door hem werd vervaardigd, is lang niet in overeenstemming met het hoofd der Moeder, wier verheven trekken reine vreugde en hooge zaaligheid spreekt bij het aanschouwen van haar kind. Jammer genoeg! Want ontegenzeggelijk is dit Mariabeeld, zoo al niet een meesterstuk der beeldhouwkunst, dan toch een zeer verdienstelijk werk, dat getuigt van hooge en edele opvatting; een beeld, dat aantrekt en tot devotie stemt." Bron: Vouwblad dat ter gelegenheid van de plechtige inzegening van de nieuwe Mariakapel aan de aanwezigen werd aangeboden door het bestuur van de Stille Omgang |
|
1880 |
Het houten baldakijn werd in 1880 vervangen door een stenen. In de tweede helft van de negentiende eeuw heeft pastoor van den Heuvel van de St. Pieterskerk een poging gedaan om ter plaatse een kapel op te richten. Over het beeld en de plaats waar het stond schreef Kees Spierings: "Op gewone dagen stond het beeld daar te midden van grote vaten. Vergeten. Veronachtzaamd. Bestoft. In de reuk van jenever, rozijnen en kruiden en midden tussen het rumoer van lossen en laden van vaten, tonnen en flessen. Maar tijdens de omgang werd het binnenterrein door de knechten schoongemaakt en met bloemen en kaarsen versierd. Bron: Vouwblad dat ter gelegenheid van de plechtige inzegening van de nieuwe Mariakapel aan de aanwezigen werd aangeboden door het bestuur van de Stille Omgang |
|
1944 |
Bij de bevrijding van ’s-Hertogenbosch, in oktober 1944, kwam het gebouwencomplex midden in de vuurlinie te liggen. Het bedrijf (en ook het woonhuis van de familie Van Meerwijk) werd voor driekwart verwoest. Ook het Mariabeeld overleefde de strijd niet ongeschonden. Beeldhouwer Jacq. de Bresser heeft het vakkundig gerestaureerd. Omdat er echter verschillende kleurnuanceringen te zien waren van de diverse restauraties, werd er besloten het gehele beeld te schilderen. Bij de herbouw van de gebouwen van de Firma Pompe en Gebr. Mann werd er een andere rooilijn gebruikt. De taxatieprijs van de grond was fl. 20.00 per vierkante meter. Maar het voorstel van B & W aan de Gemeenteraad vermeld: "Ter instandhouding van de aloude gebedsplaats, in het bijzonder ten behoeve van de ‘Bossche jaarlijkse Omgang", is in het herbouwplan van deze firma een Mariakapelletje opgenomen, hetgeen voor ons, met het oog op de betekenis van deze kapel voor de stad en burgerij aanleiding is geweest, de prijs voor bedoeld grondstrookje te stellen op fl. 10.00 per vierkante meter." Bron: Vouwblad dat ter gelegenheid van de plechtige inzegening van de nieuwe Mariakapel aan de aanwezigen werd aangeboden door het bestuur van de Stille Omgang |
|
1950-1996 |
In 1950 was de bouw van bedoelde devotiekapel gereed en kreeg het Mariabeeld een vast onderkomen. Daar heeft het beeld 27 jaar ongemoeid gestaan totdat onbekenden, vermoedelijk in de nacht van zondag op maandag, 20-21 maart 1977, het Mariabeeld van zijn sokkel hebben gehaald en vernield. Reeds op 26 maart werd door Louis Aarts en een aantal afgevaardigden van het comité "Den Bosch in mei", Kring ‘Vrienden van 's-Hertogenbosch", Stichting "Plechtige Omgang’ en de broederschap van O.L. Vrouw van Den Bosch een comité "Mariabeeld Lepelstraat" in het leven geroepen met als doel gelden in te zamelen voor het herstel van het beeld, dat, gelukkig, nog gerestaureerd kon worden. Precies één maand later, nadat de eerste oproep (op 6 april) gepubliceerd was en uit de talrijke bijdrage was gebleken, dat velen in onze stad en daarbuiten de Lieve Vrouw in de Lepelstraat nog bijzonder na aan het hart ligt, kon het Mariabeeld, weer volledig hersteld, naar zijn kapelletje op de Vismarkt terugkeren, waar duizenden het tijdens de Bidtocht op zondag, 8 mei, weer konden groeten. Bij de snelle restauratie heeft vooral de architect van de restauratiewerkzaamheden van de St. Jan, Herman Teering, een belangrijke rol gespeeld, die behalve adviserend ook uitermate stimulerend is geweest. Onder supervisie van de Bossche beeldhouwer Jacq. de Bresser, die het beeld tijdens zijn lange loopbaan al eerder had ontmoet, heeft de Italiaanse steenhouwerbeeldhouwer George Piretti, het beeld vakkundig gerestaureerd. Aannemersbedrijf Nico de Bont, Schilders- en Glazeniersbedrijf J. Lelyveld en Zn. N.V. en Glaudemans Natuursteenindustrie B.V. hebben bij het herstel van het Mariabeeld hun medewerking verleend. Het comité "Mariabeeld Lepelstraat" hoopte in het kader van de te realiseren nieuwbouwplannen het waardevolle beeld een grotere beschutting te geven, d.m.v. het aanbrengen van een ijzeren hek, waardoor herhaling van het gebeurde in maart 1977 praktisch uitgesloten moest worden geacht. Aangezien de kosten hiervoor waarschijnlijk groter zouden zijn dan de restauratie van het Mariabeeld gevraagd hadden, en er op dat moment geen geld meer beschikbaar was, werd wederom op initiatief van Louis Aarts besloten om een vereniging op te richten die als doel had, "Het instandhouden en bevorderen van de Mariaverering in 's-Hertogenbosch", om zo de nodige middelen te verkrijgen voor het realiseren van de plannen. Uiteindelijk heeft het nog tot 4 mei 1982 geduurd voordat de vereniging "Stille Omgang 's-Hertogenbosch" bij notariële acte officieel opgericht werd. Het eerste wat de vereniging in 1982 heeft gedaan is het plaatsen van een hek voor de Mariakapel om vernieling en diefstal te voorkomen. Dit hek is vervaardigd door de kunstsiersmid J. van den Bosch te Vught, overeenkomstig tekening en ontwerp van architect Ir. H. Teering. De branderij werd in 1976 verkocht aan van Nijssen-Bouw B.V. te Rosmalen, die voor de hoek St. Janssingel - Visstraat - Lepelstraat nieuwbouwplannen had. Naar verluidt zou het architectenteam, dat aan deze nieuwbouwplannen werkt, "ter plekke weer een symbool creëren voor de Mariaverering om daarmee de oude traditie voort te zetten". In 1986 bleek dat het complex plaats moest maken voor een door architect Frans van Dillen ontworpen bankgebouw met café en bovenwoningen. Aan de zuidflank van het complex werd er naast het (verplaatste) café een nieuwe kapel in de nieuwbouw opgenomen. Tijdens de nieuwbouw moest het Mariabeeld tijdelijk verhuizen naar de Visstraat 37, een nis in het pand van de oude AMRO-bank. Dit geschiedde op 6 juni 1986. Nadat de nieuwbouw van het AMRO-DURA complex gereed was kon het Mariabeeld op 1 december 1988 weer terug naar haar nieuwe onderkomen aan de Lepelstraat 31b. Op 30 april 1989 vond de Plechtige Inzegening plaats van de Mariakapel aan de Lepelstraat, door Mgr. J. ter Schure Bisschop van 's-Hertogenbosch. Aangezien de kapel architectonisch gezien ontworpen werd als een onlosmakelijk deel van de massale nieuwbouw ontglipte de nu onopvallende kapel geheel aan de aandacht van de voorbijgangers. Dit tot groot verdriet van de Vereniging Stille Omgang die de kapel beheert. Daarom werd de kapel in 1995 en 1996, in opdracht van de Vereniging Stille Omgang, naar ontwerp van de architect J. v.d. Eerden verbouwd, waardoor hij als het ware loskwam van het bankgebouw en beter aansloot bij de kleinschalige empire architectuur van de oude stad (voor een nader uitleg over deze weldoordachte verbouwing zie het stuk over de Mariakapel). Bron: Vouwblad dat ter gelegenheid van de plechtige inzegening van de nieuwe Mariakapel aan de aanwezigen werd aangeboden door het bestuur van de Stille Omgang |