afb. Jan Mosmans, ca 1926
Kapel van vrouwenklooster; gebouwd tussen 1488 en 1491, hersteld na 1566; ondergedeelte thans nog aanwezig na ingrijpende verbouwing in 1929; eenbeukige zaalkerk met driezijdig gesloten koor, vier traveeën diepe gewelfde nonnengalerij, voorportaal en dakruiter; afmetingen 10,50 x 29,40 m uitwendig; steunberen tegen koor. | 97 |
Deze kloosterkapel kent een heel lange geschiedenis. Na 1629 konden gelovigen in de kloosterkapel terecht. Min of meer officieel werd ze gebruikt door de pastoors van de St.-Cathrien tussen 1684 en 1693. Laten we eerst ingaan op de historie van de kapel. Aan de westzijde van de Uilenburg werd in 1423 een klooster gesticht van de Zusters van het Gemene Leven. Toen de zusters in 1469 de kloostergeloften aflegden volgens de Derde Regel van Sint Franciscus, noemden de zusters zich Franciscanessen ofwel Tertiarissen van Sint Franciscus. In 1488 stichtte een rijke zuster de kapel van het klooster, dat vanaf die tijd Mariënburg heet. De kapel wordt dan gekoppeld aan het klooster door een ommuurde kloostertuin. De kapel, in 1491/1492 geconsacreerd door Libertus van Broechem, een bisschop uit de minderbroederorde, staat er nu nog, maar deels in andere gedaante. De zusters Franciscanessen hadden geen contact met de buitenwereld en leefden sober, werkten hard om op die manier een voorbeeld te zijn voor de mensen in de open maatschappij. De kapel is gebouwd als een zogenaamde dubbelkapel, waarbij de zusters de dienst volgden op de hoger gelegen nonnengalerij, vier traveeën diep, zonder in contact te hoeven komen met de gelovigen op de begane grond. Zie hierna: de reconstructie van de kloosterkapel, met de traptoren aan de westzijde, van Leo Sluijmer, links de voorgevel en rechts de doorsneden, met de nonnengalerij. De kapel is gebouwd als een éénbeukige zaalkerk met een voorportaal en ze heeft een steile sporenkap met een dakruiter. Het driezijdig gesloten koor is gericht op het oosten. Na de Beeldenstorm van 1566 was een ingrijpende restauratie van de kapel noodzakelijk (vgl. Van Alfen, 1931). ![]() Reconstructie van de oorspronkelijke kloosterkapel. (Leo Sluijmer, architect BNA, 2005) Na 1629 kreeg de kloostergemeenschap het moeilijk; de Bossche vrouwenkloosters worden gedoogd, mits er geen novicen worden aangenomen. Een kapelaan die in het klooster dienst deed, was Gijsbert de Roij. Hij was er sinds 1630. Over het jaar 1650 (Bijlage VII) is bekend dat Joannis Gysels tot zijn dood in 1649 rector is geweest en dat hij werd opgevolgd door Henricus Bueckentop in dit klooster 'in monte noctuarum' (op de uilenberg). Het aantal van | 89 |
10 zusters dat in 1669 nog aanwezig was, liep in 1675 terug tot 4. Daarna vertrok ook dit viertal naar Maaseik, waarheen verschillende nonnen hen al waren voorgegaan, om de kloosterorde voor de ondergang te behoeden. 'Aan de zusters werd in 1670 toegestaan om de roerende kloostergoederen naar het Franciscanessenklooster Sijon in Maaseyck over te brengen' meldt Schutjes, IV, p.498. Kort nadien, vanaf 1676, begonnen de Staten over de leegstaande gebouwen te beschikken. In 1682 is de kapel langs de Walpoort nog het enige restant van het voormalig klooster. Deze kapel heeft een korte tijd, van 1684 tot 1693, 'officieel' dienst gedaan als schuilkerk. De voorafgaande jaren zullen de diensten van de zusters ook wel zijn bijgewoond door gelovigen uit de buurt. De pastoor van de St.-Cathrien, Ludovicus van der Putten deed er dienst, tot zijn dood in het jaar 1684. De kapel werd door de Staat ingericht als munitieopslag en arsenaal; de grafzerken zijn toen publiekelijk verkocht. 'Eodem anno (1693) sijn de sercken uijt clooster van den Uijlenborgh vercogt. Eodem dito is van de kerck op den Uijlenborg een amonitiehuijs gemackt' (Kroniek van het St.-Geertruiklooster, p.412). Leo Sluijmer schrijft, op basis van zijn onderzoek, dat de kapel juridisch in militaire handen komt, als de laatste Bossche non in 1682 te Maaseik sterft. Het oude klooster Mariënburg werd grotendeels verkocht, volgens de schepenakte van 27 oktober 1707. Een deel van de tuin, tussen de kapel en de stadswal, werd mèt twee woningen, een schuur en erf door de Raad van State op 22 augustus 1713 in erfpacht gegeven aan generaal-majoor Frederik Thomas Yvoi, de latere commandant van de stad. Hij had deze goederen tevoren kosteloos in gebruik gekregen van de Raad van State, zoals de sergeant-majoors van 's-Hertogenbosch vóór hem een deel van het St.-Geertruiklooster gratis mochten bewonen. De bekende literator Justus van Effen was als commies van 's Lands Magazijnen verantwoordelijk voor het beheer van dat arsenaal. Hij schreef daarnaast met kritische pen over de mistoestanden in het land, onder pseudoniem, ('De Hollandsche Spectator'), en werd daarbij geleid door de ideeën van de Verlichting: tolerantie, redelijkheid en sociabiliteit. Hij stierf in onze stad in het jaar 1735. ![]() | 90 |
Daar bevindt zich ook de ingang naar de kelder. Op de verdieping, dat is de onderste schets op de tekening van p.90, staan de rekken waar 'slands snaphanen bewaard worden en is er een ruimte waar geweren worden schoongemaakt. De gesloten voorgevel, toont een poort en enkele smalle ramen aan de Walpoortzijde, maar ruime openingen naar de voormalige kloostertuin. In 1857 is de vroegere kapel nog steeds een militair magazijn, maar dan is er op de tekeningen een aantal vensters op de verdieping en op de zolder toegevoegd. En op de doorsnede is de steile imposante kapconstructie te zien. ![]() De situatie in 1857: Magazijn op den Uilenburg vooraanzicht en doorsnee. (tekeningen Leo Sluijmer, arch. BNA)
De zusters van J.M.J., die vanaf 1857 in de Postelstraat hun klooster bewoonden, kochten al snel terreinen aan tot aan de stadswal, omdat de schoolgebouwen en het moederhuis te klein waren geworden. In 1897 werd de eerste steen gelegd voor een nieuw moederhuis aan de Sint Janssingel, dat twee jaar later werd opgeleverd. Voor het klooster werd om historische redenen Mariënburg als naam gekozen. De vroegere kapel aan de Walpoort werd aanvankelijk als school gebruikt. In 1918 krijgt de kapel haar religieuze functie weer terug: het gebouw wordt noviciaat, waar nieuwe zusters worden voorbereid op het kloosterleven. Mosmans doet in 1929 een onderzoek als de kapel grondig wordt verbouwd. De gevels worden verhoogd en voorzien van ruime vensters met bovenlichten (p.92). Het middeleeuws muurwerk wordt bedekt met een pleisterlaag, waarbij een nieuwe verdieping in schoon metselwerk wordt toegevoegd. Deze bouwlaag heeft betonnen spanten die een nieuwe kapconstructie dragen. Op blz. 92: de reconstructietekening die in 1929 gemaakt is naar de oorspronkelijke toestand (15e/16e eeuw) met twee grafsteden in het koor en de gewelfde nonnengalerij | 91 |
Jan Mosmans heeft in 1929 onderzoek en opmetingen gedaan en de resultaten worden in het Stadsarchief bewaard. Op 18 maart 1929 vond hij 'in deze in verbouwing zijnde kapel vlak voor de gewezen altaarplaats het graf van den pater Capucijn Marcellinus († 1637)' (zie hiervoor p.71 en Jan Mosmans, 'Taxandria' (1840) p.187). Hieronder ziet u de kadastrale kaart van 1823: De voormalige kapel staat aan de zuidzijde, hier de linkerzijde, van de Walpoort. De afmeting is 29.40 x 10.50 m. | 92 |
Na 1944 wordt in het postulaatgebouw tijdelijk lesgegeven aan lagere-school meisjes en leerlingen van de huishoudschool. In 1961 staat het onderste deel van het gebouw bekend als de Sint Jozefkapel, een bezinningsruimte en noodkapel, omdat de kapel van het moederhuis dan wordt opgeknapt (d.w.z. vanaf de gewelven tot de vloer wordt de warme rode baksteen wit geverfd, het altaar van Hendrik van der Geld wordt verwijderd, enz.). De verdiepingen blijven in gebruik als slaapzaal en bergruimte. In 1979 krijgt de kapel een kantoorfunctie voor diverse instellingen. Er komt een entree aan de Walpoort, een nieuw trappenhuis wordt aangebracht en ook systeemwanden en -plafonds in de oude kapel. Even later, in 1988, worden bij het realiseren van een onderdoorgang ten behoeve van de naastgelegen woningen de restanten gesloopt van het voorportaal en de traptoren van de kapel. Vanaf 2000 is de zolderverdieping verhuurd: de slaapzaal van de novicen is weer herkenbaar na het verwijderen van de gipsplaten. Nader onderzoek moet uitwijzen wat nog aanwezig is, onder de huidige vloer en achter kalklagen, van de oorspronkelijke schilderingen en bakstenen. Mosmans heeft hiervan fragmenten opgemerkt in 1929. ![]() Plattegrond 2005
Kortom: de kapel is in haar huidige verschijningsvorm een belangrijk relict uit de vroegste Bossche bouwgeschiedenis. Ze blijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld in het kloosterleven èn de militaire geschiedenis van de stad en is één van de weinige overgebleven stenen gebouwen uit de 15e eeuw. ![]() De voorgevel en doorsneden anno 2005. (tekeningen Leo Sluijmer, arch. BNA)
| 93 |
![]() De kaart is uitsnede van een gravure uit ca. 1645 uit Toonneel der steden, uitgegeven door Johannes Blaeu, z.j. atlas van Loon (zie daarin het cijfer 8, met de kapel links daarvan). Op de voorgrond de rivier de Dommel met de voorwerken van de St. Janspoort.
| 94 |