afb. A.F.A.M. Wetzer, 8 september 2007
Volgens Mosmans werd P. Columbanus begraven in de kapel van het Zusters van Orthenklooster. Zijn grafzerk werd omstreeks 1911 gevonden op het erf van het huis 'De Ploeg', nu Hinthamerstraat 49. Door de goede zorgen van H. Ebeling en Alph. Mosmans is de zerk toen aangebracht kunnen worden in het portaal van het Capucijnerklooster te 's-Hertogenbosch. |
In 1911 wordt er verteld over een verhaal 'een menschenleeftijd geleden door ouderen van dagen gedaan'. Vanaf de Binnendieze bij de Nieuwstraat zou een figuur, 'met een spitse kap als een suikerbrood op het hoofd', naar de Hinthamerstraat gaan en daar het steegje naast het huis De Ploeg (huisnr. 49-51) inlopen en later langs dezelfde weg terugkeren... Pater Columbanus, een kapucijn, was in 1629 in 's-Hertogenbosch werkzaam gebleven. De kloosteroverste had verklaard dat hij zoveel mogelijk in de stad zelfstandig actief moest blijven en niet ondergeschikt mocht zijn aan een andere pastoor. In het huis van juffrouw Elisabeth de Bruyn in de straat In de Boerenmouw had Columbanus een ruimte gevonden waar hij de mis kon opdragen en sacramenten kon toedienen. Dat was vlak naast het klooster van de Zusters van Orthen. Alles moest in het geniep gebeuren. In 1643 werden de missiestaties van de Capucijnen opgeheven daar waar men geen kloosterhabijt kon dragen. Columbanus wilde blijven en trok zijn ordekleed aan. In zijn pij viel hij echter in de stad op en het was dan ook geen wonder dat hij gevangen genomen werd en uit de stad verbannen. Dat was in januari 1644. De katholieke Bosschenaren trachtten gedaan te krijgen dat hij terug mocht keren, zonder kloosterhabijt! Een jaar daarop kreeg hij voor twee jaar toestemming om naar 's-Hertogenbosch terug te keren om zijn werk in burgerkleren te mogen verrichten. Deze tijdslimiet werd later opgeheven. Dat was opmerkelijk, omdat de paus er steeds op gestaan had dat het habijt gedragen moest worden: 'tot glorie en verbreiding van Christus' naam'. Columbanus bleef zijn missioneringswerk in 's-Hertogenbosch voortzetten, maar niet in alle rust. Enige malen vonden invallen in de schuilkerk plaats. Zo op 15 april 1650: „soo hebbe ick gestoort eene paepsche vergaderinge... maer also daer geen ofte weynich mensen in waren, soo is voor het huys betaelt f 300,-”. Steekpenningen dus om stiekem te mogen blijven kerken! Stadhouder Ackerdijck tekende in zijn dagboek aan „Den lesten februari geweest mette dienaers achter den Boerenmouw, alwaar wel volck was ingegaen ende echter evenwel niemant gevonden”. De Bossche schuilkerken waren inmiddels zo gebouwd, dat zij via verschillende steegjes benaderd en weer verlaten konden worden! Dit om niet 'op heterdaad' betrapt te kunnen worden. Ongetwijfeld is men in 1655 weggevlucht via het naast gelegen kerkgebouw gelegen Zusters van Orthenklooster, waar nog enige vrouwelijke religieuzen woonden. Op 13 januari 1659 overleed pater Columbanus, 68 jaar oud. Dertig jaar lang had hij de katholieke Bosschenaren bijgestaan in deze moeilijke periode. Na zijn dood kwam er geen nieuwe kapucijn; de habijtkwestie bleef moeilijkheden opleveren. Misschien was dat de reden dat de grafsteen waaronder Columbanus begraven werd een afbeelding van de kloosterling geeft, met habijt. Op het eind van de 17e eeuw werd het kerkhof geruimd en ging de grafzerk naar de schuilkerk, gelegen tussen de Hinthamerstraat, Gasselstraat en Kerkstraat en bereikbaar door drie kleine steegjes: het steegje naast De Ploeg, de Achter den Engelschen Pispot en het steegje in de Gasselstraat, oorspronkelijk 'De oude kerk' geheten. Deze schuilkerk verloor in 1811 zijn functie. In 1911 werden er grondwerkzaamheden verricht en kwam de zerk weer tevoorschijn. Nu wist men waar het eeuwenoude verhaal vandaan kwam... |
1993 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : ColumbanusBrabants Dagblad donderdag 27 mei 1993 |
Alph. G.J. Mosmans, 'De Capucyn-Missionaris pater Columbanus te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1911) 229-237
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 185