H. Kleinmann en Cie., ca 1930
De smeden vormden in 's-Hertogenbosch het oudste ambachtsgilde. Op 21 november 1302 kregen zij van Hertog Jan II hun statuten, maar dit gebeurde op verzoek van 'ons gheminde, ghetru meesters de smeedsambachts' zelf. In zulk een keur - zoals de oude naam luidt - staan alle rechten en plichten van de leerlingen en meesters van het ambacht omschreven. Het smedengilde omvatte, naast de gewone smeden, verschillende andere ijzer- en koperbewerkers, zoals: messenmakers, nagelmakers, koperslagers en zwaardvegers. Vanouds leverden de Bossche smeden méér produkten dan de Bosschenaren zelf konden gebruiken. Hertog Jan verleende hen daarom toestemming hun produkten niet alleen in 's-Hertogenbosch en in Brabant, maar ook daarbuiten te verkopen. Daarom trokken de smeden naar bekende middeleeuwse jaarmarkten in Brugge, Antwerpen en Bergen op Zoom om er hun ijzerwaren (voornamelijk spijkers, messen en spelden) te verkopen. De marktkramen moesten voorzien zijn van een vaantje met het stadswapen erop. Bij geconstateerde fraude volgde een forse boete.
De ijzerindustrie was huisarbeid. Neem nu de speldenmakers. Tot 1553 verwerkte de ambachtsmeester de ingekochte grondstof (zwart ijzerdraad of koperdraad) met behulp van maximaal één leerjongen en drie knechts in zijn eigen werkplaats. Hij verkocht het zelf op de markten elders. Na 1553 wijzigde de organisatie zich zo, dat de ambachtsman naast de drie knechten zoveel kaftmakers, speldenstekers en hoofdmakers in dienst kon nemen als hij wenste.
De spelden werden in kisten verpakt en door alle ambachtslieden gezamelijk verzonden, hetzij per wagen, hetzij per boot. Een week later, op de 'treckdag' gingen de smeden gezamelijk naar de marktplaats. Dáár werd door loting de standplaats van iedere smid aangewezen. Op het eind van de vijftiende eeuw zijn er steeds 24 Bossche speldenmakers op de markt van Bergen op Zoom aanwezig.
Men denkt misschien dat een speld er altijd hetzelfde uitziet, maar er was een groot aantal variëteiten: Engelse en Spaanse soorten, troontjes, lelietjes, roosjes, kleinknopjes, lange vier ponden, korte drie ponden, lange drie ponden, korte vier ponden, twee ponden, rode en witte spelden, kleine bolletjes, zwarte, gele en witte haken. Hoe ze er precies uitzagen is ons niet bekend. Maar vanzelfsprekend is er verschil in bewerking en model, in lengte en dikte, in kleur, gewicht en materiaal.
Voor de kwaliteitsbewaking kende de stad negen keurmeesters. Maar door de hoge kwaliteit werd het in de loop van de zestiende eeuw moeilijker om te concurreren met goedkopere produkten, echter van een slechtere kwaliteit, uit andere steden.
In de middeleeuwen kende de stad geen vreemd garnizoen; de vesting werd door de eigen inwoners verdedigd in geval van nood. Ook de smeden moesten hieraan meehelpen. Indien de stad of de hertog ter veldtocht trok, moesten de smeden meegaan: „dat alle die smeden, die teghewerdich sijn ende ghesont, met hoere banieren sculdich solen sijn uyt te trecken ende hen onder die banier tesamen houden.”
|
1962 |
C.A. HartmansBossche wapensmeden uit de 16de en 17de eeuwKungl. Livrustkammaren | Stockholm 1962 |
1626 |
Kapittel 11. De Hertog van Aarschot zend staal aan de Stad, dat door de dekens der smeden wordt onderzocht.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
|
1628 |
Kapittel 26. ... Goyart Janssen, Deken der smeden ...
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
1302 |
No. 5Jan II, hertog van Brabant, geeft een keur aan het ambacht der smeden in Den Bosch.De ambachtsgilden van 's-Hertogenbosch vóór 1629 : Eerste stuk (1946) 5-10
|
|
1463 |
No. 71Philips de Goede, hertog van Bourgondie, geeft een nieuwe keur met enkele wijzigingen aan het gilde der smeden in plaats van het origineel, dat door brand verloren is gegaan.De ambachtsgilden van 's-Hertogenbosch vóór 1629 : Eerste stuk (1946) 211-219
|
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 492, 497-500
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 3, 10, 13n, 47, 61n, 83n, 85n, 117n, 126, 132, 145n, 158n, 268n, 272n