afb. Ton Vogel, 13 september 2014
Wie de tekst op de gedenksteen heeft samengesteld is niet bekend. Hij is gebaseerd op psalm 68 vers 6 en 7 (nieuwe nummering) en geeft de intentie weer die de priester J.A. Heeren, de stichter van de Congregatie van de Dochters van Maria en Joseph, had m.b.t. de opvang en huisvesting van arme vrouwen en meisjes. De Congregatie was gestopt met het in de kost doen van meisjes in gastgezinnen, maar ving hen voortaan zelf op in huizen naast het klooster aan de Choorstraat in 's-Hertogenbosch. Op 19 juli 1820 werden twaalf arme vrouwen in het 'Liefdehuis' aan de Choorstraat in 's-Hertogenbosch opgenomen. Zij werden daar geplaatst door het Armbestuur ('De Godshuizen') voor ƒ 60,- per persoon per jaar. De vrouwen woonden bij de zusters in tot 1842. Door onbekende oorzaak brak er in de nacht van 4 op 5 april van dat jaar brand uit in de slaapzaal van de vrouwen. Een deel van het huis en de keuken werden onbruikbaar. De vrouwen werden daarna opgenomen in het Groot Gasthuis in de stad. Daags na de brand kocht de Congregatie een huis ernaast, 'De Poort' genaamd. Dat huis bestond uit vier woningen en een pakhuis waar nog een andere woning tegenaan gebouwd was. Er behoorde ook een open plaatsje met een bleekveld bij. Het was eigendom van Mechelina van den Bosch en verkeerde in ruïneuze staat. Dat alles werd gekocht voor een bedrag van ƒ 2650,-. Men begon al gauw met de bouw van een nieuwe kloostergebouwen en een onderkomen voor de arme vrouwen, na een renteloze lening te hebben uitgeschreven. Dat gebeurde op initiatief van J.A. Heeren die ook kapelaan van de St. Jacobsparochie was. De nieuwe 'achterbouw' (op het binnenterrein van het klooster achter de gevels van de Choorstraat), ten bedrage van ƒ 31.244,04 was zo'n geweldige verbetering, dat een gedenksteen werd gehouwen en in 1843 geplaatst. In 1908 liep het bijna 90-jarige contract af tussen de Godshuizen en de Congregatie van de Zusters van de Choorstraat en verhuisden de oude vrouwen naar het St. Annagesticht in de St. Josephstraat 1.1 Daarna begon de bouw van de scholen, het nieuwe klooster en de nieuwe kapel in 1910/1911, op de hoek Papenhulst/ Choorstraat. De gedenksteen uit 1843, afkomstig uit de in 2002 gesloopte achterbouw van de Choorstraat, is herplaatst in de muur van de kapel van 1911. Hij is bevestigd aan de zuidzijde van het schip van de kapel. (zie de foto van 2014). Het jaar 1843 is om de volgende reden ook gedenkwaardig: het 'Liefdehuis' kreeg rechtspersoonlijkheid. Het werd een Vereniging, 'ten doel hebbend het geven van onderwijs, het verzorgen van oude vrouwen en het opnemen van behoeftige kinderen'.2 Op de gedenksteen staat een Latijnse tekst: IHS DOM / Patri orphanorum et judici viduarum; qui inhabitare facit unius moris in domo, psalm 67, 1843 Vertaling:
Jezus Christus de Heer. Tot eer van God, de Algoede
Hij is de Vader der wezen en de beschermer van de weduwen; (God) die eenzame mensen met dezelfde manier van leven in één huis onderdak verschaft. psalm 67 1843.3 |
Noten | |
1. | Zie: 'Ouderen- en armenzorg van de Godshuizen na 1811' www.bossche-encyclopedie.nl |
2. | Vgl. 'Een steen die spreekt', artikel uit: 'De Heeriaan, contactblad van de Congregatie Dochters van Maria en Joseph', jaargang 41, winter 2012, pagina 12/13 door Zuster Raphaël Pirovano. |
3. | “Judex” betekent “rechter” en we denken dan gemakkelijk aan veroordelen. Maar in de Joodse samenleving, zoals de psalmen ons doen kennen, werden weduwen door rechters nogal eens onrechtvaardig behandeld. Als God dan “rechter” genoemd wordt, betekent dit dat Hij rechtvaardig oordeelt, in tegenstelling tot het onrecht van de Joodse rechters. “judex” kan dus gerust vertaald worden met “verdediger, beschermer”. (met dank aan N. Smulders pr.) |