afb. A.Oltmans, 1838
No. 92 Westwaarts stond naast de Lieve Vrouwepoort het Neynsels gasthuis, naar zijne collators ook wel het Campens-
| 165 |
gasthuis genaamd. Den 5 Maart 1345 was het door Hendrik van Neynsel, rector van het altaar van St. Catharina in de Bossche St. Janskerk, gesticht voor dertien arme oude vrouwen, waartoe hij zijn voorbedoeld huis bestemde. Tot collator van dit gasthuis benoemde hij een zijner mannelijke bloedverwanten van moederszijde. Tot die bloedverwanten zal behoord hebben jonker Johan Christiaan Arnoultszn van Campen 1), want den 8 September 1659 droeg hij zijn recht op dit collatorschap, gelijk zijne voorouders het hadden bezeten, over aan Nicolaas van Zeelst genaamd Burghgraeff (Reg. n° 416 f. 426). In lateren tijd waren de Schepenen van den Bosch in het bezit van dat recht en werden er maar zes arme vrouwen in dit gasthuis verpleegd. Tengevolge van het reeds meermalen aangehaald Decreet van den Franschen Prefect van 1811 werd ook dit gasthuis opgeheven. In 1839 werd het huis, waarin het tot 1811 gevestigd was geweest, verkocht aan mr. Napoleon Franciscus Sassen, advocaat te den Bosch; het had toen nog zijnen oorspronkelijken houten gevel, zooals men dien afgebeeld vindt in het meergemeld Tijdschrift van Sassen I p. 49. Hij brak het in dat jaar geheel af en bouwde er het tegenwoordig heerenhuis voor in de plaats. Mr. N.F. Sassen voornoemd, die behalve advocaat ook nog lid was van de Eerste Kamer der Staten Generaal en voorzitter van het College van Regenten der Godshuizen en Algemeenen Arme te den Bosch en die tevens het hoofd was der Liberale partij in N.-Brabant, werd te Hedel geboren 20 Augustus 1811 uit het huwelijk van Leonardus Antonius Sassen (zoon van Hubertus en Antonia Maria Ruwel) en Johanna de Klein, weduwe de Roock en over- | 166 |
leed in het hierbedoeld huis 25 Januari 1876; zijne vrouw was Anna Hengst, die daarin overleed 27 April 1875. Ten Westen stond naast dit gebouw een huis, dat eens toebehoorde aan Jan Dachverlies, den man van Goeswina van Varick 2); hij liet het na aan zijne zonen Henrick en Walraaf, van wie de laatstgenoemde den 25 April 1515 (Reg. n° 110 f. 529 vso) zijne helft daarin aan zijnen voornoemden broeder verkocht.
| 167 |
Noten | |
1. | Men zie hunne genealogie In Taxandria XIV p. 290, waaraan nog is toe te voegen, dat de vader van den daarin genoemden stamvader was Tyelman van Campen; dat Maarten van Campen ook nog tot kinderen had Goeswijn, Jan en Sophia van Campen; dat de vrouw van Johan van Campen Aertszn heette Snoecx (wier moeder was Yda van Driel Goossensdr) en dat jonker Arndt of Arnoult van Campen, die blijkens eene Bossche Schepenakte van 1642 (Reg. n° 387 f. 598) de zoon was van Johan van Campen Aertszn, in 1659 had een zoon Johan Christiaan. |
2. | Deel I p. 436. |
Op 5 maart 1345 maakt Hendrik van Neijnsel, rector van het altaar van de H. Catharina in de Sint Jan, zijn testament. Hierin vermaakt hij een deel van zijn geld aan een te stichten gasthuis. Na het overlijden van Neijnsel wordt het testament op 14 maart 1355 ten uitvoer gelegd. Het Hendrik-van-Neijnselgasthuis wordt ook wel Campensgasthuis genoemd, naar de collatoren. | 19 |
1994 |
N.N.Van Neynselstichting('s-Hertogenbosch 1994) |
1964 |
dr. J.P.A. CoopmansDe rechtstoestand van de godshuizen te 's-Hertogenbosch vóór 1629Zuid-Nederlandsche Drukkerij N.V. | 's-Hertogenbosch 1964 |
1567 |
Kapittel 13. Geheime teruggave van niet betaalde accijns op het bier. Bron: Stads Rekeningen van het jaar 1568-1700. Deel 2, blz 799 |
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 361-362
W.J.F. Juten, 'Het Neynsels-gasthuis te 's-Hertogenbosch' in: Taxandria (1901) 253-255, 287
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 530