Een beeld voor een man, die heel het einde eener eeuw, heel het tumumlt van een eindigende wereld voor de menschen van zijn tijd en voor de menschen van alle tijden heeft vastgelegd.Den Bosch in feesttooiVandaag praalde de grijze Bossche Hertogstad in feestkleedij. Ter eere van haar vermaarden zoon Jeroen Bosch, voor wien op het marktveld, een eerezuil zou worden opgericht.„De hemel overstraelde, -- naar Vondels Woord -- den hof met rijcken glanssen". Met glansen van zonnegoud. Kleurig wapperden de vlaggen rondom. En van uit den hoogen torentrans, daverde het spel der klokken, de vreugde der feestvierende menigte uit. Om 11 uur reeds van ochtend, werd Jeroen „met spel, bazuin en zang vereerd". Toen verzamelden zich duizenden schoolkinderen op 't Marktplein en samen met het 's-Hertogenbosch' muziekkorps", lieten zij hun oden aan den grooten kunstenaar hooren. 'n Aantrekkelijke groep. Duizenden luisterden gretig en aandachtig toe. Tot zelfs van de daken der buizen af! Middelerwijl verzamelden zich autoriteiten en genoodigden ten stadhuize. Wij merkten op mr. dr. A. van Rijckevorsel, Commissaris der koningin in Noord-Brabant; B. en W. en tal van raadsleden, alsmede leden van de Prov. Staten. Voorts vertegenwoordigers van de geestelijkheid der stad en den garnizoenscommandant B.W. baron van Dedem. Toen dit gezelschap op de plaats der onthulling verscheen, werd het plechtig begroet met het „Wilhelmus van Nassaue", dat de schoolkinderen onder leiding van Piet Kallenbach uitvoerden. 's-Hertogenbosch' Muziekkorps zorgde voor orchestratie. Rede Burgemeester Van LanschotBurgemeester mr. F. van Lanschot, schetste in levendige kleuren, de voorgeschiedenis van dit feest.De eerste stoot werd gegeven door de oprichting van het Pater Poirters-monument, op 19 September 1926 en toen enkele dagen daarna het landelijk dorpje Breughel, den grooten leerling van Jeroen Bosch ging eeren, Zwoer hij, met Ebelingen Cleerdin samen, dat ook de „meester" zijn standbeeld zou hebben. In de stad, waar hij 't levenslicht zag: 's-Hertogenbosch. Aanvankelijk wilden de gelden niet rijkelijk vloeien, en haast was den auctores den moed in de schoenen gezakt, zoo verklaarde spr. -- toen plotseling de enthusiaste luistervinken met 'n gevulden buidel kwamen aandragen. 11 Maart j.l. -- het koperen ambtsfeest van Burgemeester van Lanschot -- brachten burgers en ambtenaren opnieuw gelden aan, en middelerwijl hield de beeldhouwer August Falise zich al met 'n ontwerp bezig. Na vervolgens dank gebracht te hebben aan allen, die op eenigerlei wijze medehielpen, om tot het beoogde doel te geraken, -- inzonderheid aan jonkvrouwe de Jonge, directrice van het Utrechtsch museum en aan prof. Vogelsang, voor hunne adviezen over de kleedij van den vereerden schilder, -- trad spreker in een Uitvoerige beschouwing over de historische betekenis van Jeroen Bosch, wiens werken behooren tot de meest merkwaardige voortbrengselen der Middeleeuwen, bepaaldelijk van den tijd, dat men in uitersten leefde en men de diepste smart oversloeg tot de uitbundigste uitgelatenheid en van de heiligste vervoering tot de beestachtigste orgie. Hier in zijn geboorteplaats, waar hij leefde en schilderde, bleef van zijn werk geen spoor. Alleen is met eenige andere aanteekeningen in het oude archief der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap de rekening zijner begrafenis bewaard gebleven. Ten slotte bood burgemeester Van Lanschot het standbeeld aan de gemeente 's-Hertogenbosch aan. Het standbeeld aanvaardUit naam van het gemeentebestuur aanvaardde wethouder Van Meerwijk het standbeeld. Spr. contateerde: zoo eert 's-Hertogenbosch zijn groote zonen. | 9 |
Marktafmetingen: (beeld) 210 cm. (sokkel 115 x 100 x 150 cm)materiaal: brons op granieten sokkel datering: 1929 vervaardigd door: August Falise51 Dit traditionele academische standbeeld van een staande Jeroen Bosch, is geplaatst op initiatief van Burgemeester Van Lanschot en gefinancieerd uit de gaven van vele bewoners, mede dankzij een radio-actie. Jeroen Bosch werd waarschijnlijk in 's-Hertogenbosch geboren als Jheronimus van Aken. In 1480/81 was er voor het eerst sprake van 'Jeroen die maelre'. | 40 |
Noten | |
51. | Op 20 januari 1931 ontving de Burgemeester van 's-Hertogenbosch een brief van August Falise, waarin hij een gipsen afgietsel van het beeld van Jeroen Bosch aanbiedt voor plaatsing in het nuseum of in een school (onkosten in totaal veertig gulden), wegens liquidatie van de bronsgieterij in Brussel. In: Stadsarchief van de gemeente 's-Hertogenbosch. |
Plechtige onthullingen van zijn standbeeld te 's-Hertogenbosch
Heden, Dinsdag, heerschte er te 's-Hertogenbosch groote feestvreugde. Bij zoo menige gelegenheid werd aan burgemeester van Lanschot een buidel geld aangeboden, tot het stichten van een standbeeld voor den beroemden middeleeuwschen schilder, den Bosschenaar Jeroen Bosch. En zoo vlot stroomden de de financiën binnen, dat inmiddels ook alreeds een fonds kon worden gevormd voor een standbeeld van Théodoor van Tulden, eveneens een Bosschen schilder. Rondom het standbeeld van Jeroen Bosch, midden op de Markt, bewogen zich 3500 schoolkinderen, toen tegelijk van het stadhuis een lange stoet van autoriteiten, kunstenaars en andeen genoodigden naderde, met aan het hoofd Mr. Dr. A. van Rijckevorsel, Commissaris der Koningin in Noord-Brabant. Mr. F.J. van Lanschot opende de plechtigheid met een toepasselijke rede, waarna het standbeeld van Jeroen Bosch voor de gemeente werd aanvoerd door dhr. F. van Meerwijk, wethouder van Gemeentewerken. Dhr. Huib. Luns, uit Amsterdam, oud-directeur der Bossche Kon. School voor Kunst, Techniek en Ambacht, hield de lofrede op den beroemden kunstenaar. Hierna verzocht de gouverneur van Noord Brabant in een korte toespraak aan Vrouwe van Lanschot-van Meeuwen, de echtgenoote van den burgemeester, het standbeeld te willen onthullen. Het bronzen beeld naar een ontwerp van August Falise, verheft zich op een voetstuk van Beijersch graniet en stelt Jeroen Bosch voor in middeleeuwsche kleederdracht en met palet en penseel. Het voetstuk houdt in gulden letters zijn naam gebeiteld. In het Oranje-hotel vereenigden zich autoriteiten en genoodigden aan een lunch en werd den in zilver en brons geslagen gedenkpenning van Jeroen Bosch aangeboden. In het Centraal Brabantsch Museum werd door Jhr. Mr. A.F.O. van Sasse van IJsselt, voorzitter van het Prov. Gen. voor Kunsten en Wetenschappen, de tentoonstelling geopend van werken van Jeroen Bosch. | 6 |
Toen in 1953 de Markt opnieuw bestraat werd, moest het standbeeld van de grootste schilder die 's-Hertogenbosch ooit volbracht, verdwijnen van de plaats waar het sinds 1930 gestaan had: midden op de Markt. Daar werd in juni 1930 het bronzen door August Falise gemaakte standbeeld onthuld in aanwezigheid van zeer velen, volwassenen, maar ook de kinderen van de hoogste klassen van de lagere school. Het op een granieten sokkel van circa 3,5 meter hoogte staande beeld, was tot stand gekomen door het initiatief van de toenmalige burgemeester mr. F.J. van Lanschot in samenwerking met Henri Ebeling (de stadsarchivaris) en Vincent Cleerdin. Het kon gefinancierd worden dankzij de gaven van velen, waarbij de radio-aktie Luistervinken een belangrijke rol speelde.
Op 11 december 1953, dertig jaar geleden, kreeg het beeldje zijn huidige standplaats nabij het stadhuis. Over het leven van Jeroen Bosch is erg weinig bekend. Waarschijnlijk werd hij rond 1450 in 's-Hertogenbosch geboren als Jheronimus van Aken. Zijn vader Anthonius en grootvader Jan van Aken waren eveneens schilder. Pas later zou Jeroen zich naar zijn geboortestad Bosch gaan noemen.
in de rekening van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap voor het eerst sprake van 'Jeroen die maelre', als hij de luiken van het verbrande altaarretabel van de Broederschap opkoopt. In 1486/1487 werd Jeroen Bosch lid van deze Broederschap. In 1488/1489 blijkt hij zelfs gezworen broeder te zijn; dit blijkt uit het feit dat hij zijn medebroeders uitnodigde voor de maaltijd in zijn huis. Ook een jaar later was hij nogmaals gastheer.
Hij heeft voor de Broederschap diverse ontwerpen gemaakt, die allen verloren zijn gegaan, evenals de luiken van het nieuwe altaarretabel van de hand van Adriaan van Wesel, die door Jeroen Bosch beschilderd werden met de geschiedenis van David en Abigael.
Toen Bosch in 1516 stierf, werd er voor hem op 9 augustus de voor de gezworen broeders gebruikelijke uitvaartdienst gehouden. Wat we dus over onze meest beroemde schilder weten, komt grotendeels uit het archief van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, en dat is erg weinig. Jeroen Bosch zou je dus vooral uit zijn werk moeten leren kennen. Wat dat betreft is hij de meest raadselachtige Middeleeuwse schilder, wiens werk op de meest uiteenlopende manieren wordt geďnterpreteerd.
Na zijn dood raakte zijn werk in de loop der eeuwen over Europa en de Verenigde Staten verspreid. Veel kwam er in Spanje terecht, waar Philips II een voorliefde had voor het werk van Bosch. In zijn geboortestad bleef niets van zijn werk over.
Ons herinnert slechts een - bescheiden - straatnaam aan hem. En natuurlijk het standbeeld op de Markt, het plein waar hij vijf eeuwen geleden woonde.
|
InleidingHet standbeeld voor Jeroen Bosch is geplaatst op de Markt, tegenover het stadhuis, in het centrum van 's-Hertogenbosch. Het standbeeld werd ontworpen en gesigneerd door de beeldhouwer A. Falise. Het standbeeld, dat stijlelementen van het Realisme vertoont, werd opgericht in 1934.OmschrijvingHet bronzen standbeeld is geplaatst op een granieten sokkel, die een driedelige opstand vertoont: een tweedelige octogonale basis met daarboven een tweedelige, getrapte blokvormige sokkel. Aan de voorzijde van de sokkel de inscriptie: "IHERONIMUS BOSCH 1450-1516". Hierboven het bronzen beeld van Jeroen Bosch, staand tegen een basement. De schilder is gekleed in een ruim vallend gewaad en draagt een middeleeuws aandoend hoofddeksel. In de rechterhand houdt de schilder een penseel, in de linkerhand een palet. Op de basis van het bronzen beeld de signatuur Aug. Falise.WaarderingHet standbeeld voor Jeroen Bosch is van algemeen belang. Het standbeeld bezit cultuurhistorische waarde als herinnering aan de beroemde Bossche schilder. Het standbeeld heeft kunsthistorische waarde door de Realistische stijl, karakteristiek voor standbeelden uit de jaren dertig van de 20ste eeuw. Voorts is het beeld van kunsthistorisch belang vanwege de plaats die het inneemt binnen het werk van de beeldhouwer A. Falise, die in Brabant vele standbeelden en monumenten ontwierp. Het standbeeld bezit ensemblewaarde vanwege het belang van het object voor het aanzien van de Markt. Het standbeeld is tot slot van belang vanwege de gaafheid. |
De Bossche burgemeester mr. F.J. van Lanschot voelde zich op 19 september 1926 niet op zijn gemak. Hij was die dag in Oisterwijk. Daar werd toen het standbeeld onthuld voor de aldaar geboren dichter Poirters. Een kleine maand later was de burgemeester in Breugel, waar een gedenksteen onthuld werd voor Pieter Breugel. Van Lanschot schaamde zich, want zijn stad 's-Hertogenbosch had haar beroemde inwoners slechts verbonden aan 'grootere en kleinere en bij voorkeur ook zijstraten en daarin met onverstoorbare provinciale zelfvoldaanheid volkomen bevrediging gevonden'. Hij zwoer op die negentiende september, toen het omhulsel van het standbeeld van Poirters viel, dat er binnen drie jaar een bronzen standbeeld van Jeroen Bosch op de Bossche Markt zou staan. Hij was toen in aanwezigheid van stadsarchivaris Henri Ebeling en de literator Vincent Cleerdin. Van Lanschot herhaalde deze eed op 9 oktober in Breugel.
Het driemanschap Van Lanschot, Ebeling en Cleerdin vergaderde enige malen over het standbeeld, maar het onderwerp 'geld' werd niet besproken. Maar ineens kwam het geld er toch. Want spontaan werd er geld ingezameld bij het koperen amtsjubileum van de burgemeester. Van Lanschot besteedde dit bedrag toen aan 'zijn' standbeeld. Geen wonder dat een eerder vervaardigd ontwerp van August Falise, leraar aan de Bossche Academie, toen snel kon worden gerealiseerd.
Maar de eed van Van Lanschot kon niet op tijd worden ingelost. Want op 19 september 1929 was er nog geen standbeeld. Dat stond er pas negen maanden later. Maar dat was geen probleem voor Van Lanschot, want - zo zei hij bij de onthulling van het standbeeld - „Een mensch heeft nu eenmaal negen maanden noodig om zich te ontwikkelen en ter wereld te komen.”
En over de kunstenaar zei hij: „Stel, dat er in de 750 jaren dat 's-Hertogenbosch bestaan heeft, hier ongeveer 300.000 menschen zijn geboren en gestorven, dan zijn al die 200.000 te samen in de wereld niet zoo bekend als Jeroen Bosch alleen.”
De Bosschenaren waren trots op het standbeeld, en op de burgemeester die het gerealiseerd had: „Hij doegget toch mer!", zeiden ze onder elkaar.
|
Naar aanleiding van het oprichten van zijn standbeeld te 's-Hertogenbosch
Schilder der duivelsche verbeeldingen. Zooals wij dezer dagen gemeld hebben, zal op 17 Juni te 's-Hertogenbosch een door August Falise vervaardigd monument voor dezen eigenaardigen Brabantschen schilder worden opgericht. Groote feestelijkheden en een tentoonstelling te zijner eere, zullen deze plechtigheid vergezellen. Want den Bosch, die met recht trots kan gaan op een der schoonste Gothieke kerken van 't land, is niet minder fier op deze heel aparte verschijning in de Nederlandsche primitieve schilderkunst. Er valt wel niet meer aan te twijfelen, of Hieronymus van Aken, anders genaamd Bosch, is in de bisschopstad geboren uit een vermoedelijk van Aken afkomstige schildersfamilie, waarvan Hieronymus' vader in de eerste helft der 15e eeuw zich te 's-Hertogenbosch gevestigd had. Zeker is het, dat Bosch, zooals hij zichzelve meestal noemt, aldaar in 1516 gestorven is en veel gewerkt heeft voor de kapel der Illustre Lieve Vrouwebroederschap, waarvan hij zelf lid was. Alle werken, die hij echter daarvoor gemaakt heeft, en waarvan de rekeningen nog in het achief der Broederschap bewaard worden, zijn in den tijd der beeldenstormers of der Geuzen van Frederik Hendrik vernield of verdwenen. Vooral in Spanje zijn er verschillende schilderstukken van Bosch terecht gekomen en twee zijner hoofdwerken, de „Tuin der lusten" en „De Hooiwagen" zijn thans nog de glorie van 't museum van het Escuriaal, het starre kloostergebouw, dat Philips II tot zijn geliefkoosde verblijfplaats koos. Vooral de vreemde manier van schilderen, welke den naam van Bosch reeds vroegtijdig over de grenzen van Brabant had bekend gemaakt, was voor den somberen Spaanschen koning de aanleiding, om zich daarin te verlustigen. Bosch toch had er groot behagen in, zijn schilderstukken met spookgestalten, met de meest fantastische gedaanten, met de meest afzichtelijke gedrochten te vullen, zooals geen enkele Nederlandsche schilder dit vóór hem gedaan had en later Pieter Brueghel hem met minder geluk zou navolgen. De helsche verbeeldingen zijn van zulk een vreemde en afschrikwekkende fantasie, dat men wel eens getwijfeld heeft, of zij niet uit een ziekelijke mentaliteit ontsproten zijn. Ook in zijn religieze voorstellingen, kan hij niet nalaten een of andere lachwekkende figuur te schilderen, terwijl somtijds bijtende spot op zijn medeburgers, geestelijke, zoowel als wereldlijke, uit zijn penseel te voorschijn komt. Carel van Mander, de historieschrijver van de vroeg-Nederlandsche kunstbeoefening, heeft omtrent de schilderwijze van Bosch geschreven. „Hy hadde oock als meer ander oude meesters de maniere, zijn dinghen te teeckenen en trecken op het wit der Penneelen en daer over een doorschijnigh camatieachtigen primuersel te legghen, en liet oock dikwils de gronden mede wercken." Als men een schilderij van den Bosschen schilder ziet, komt de beschrijving, welke Van Mander hier geeft, nauwgezet uit. De verf is meestal heel dun en doorzichtig op het witte of gele plamuursel gelegd en slechts heel weinig bijgewerkt. Het is echter zeer moeilijk om de valsche werken en copieën van de origineele stukken te onderscheiden. Als men niet door een of andere document de zekerheid heeft, dat het stuk een echt werk van Bosch moet zijn, is er een groote dosis ervaring en scherp oordeel noodig, om een schilderstuk, al of niet geteekend, met zekerheid aan den meester toe te kennen. Reeds tijdens zijn leven heeft men hem sterk gecopiëerd en nagevolgd. Een zijner beste leerlingen (Van Mander noemt Jan Mandijn uit Haarlem) zou hem zoo prachtig geďmiteerd hebben, dat men in hem een dubbelganger van Bosch meende te moeten zien. Het is zeer twijfelachtig, of er in ons land nog een echt werk van Bosch te vinden is. Die schilderijen, welke in onze musea, ook in die van België zijn naam dragen, zijn waarschijnlijk oude copieën of imitaties. In Lissabon en Madrid, in het Escuriaal en Weenen, heeft men volkomen zekerheid origineelen van zijn hand te vinden. Deze zijn meestal voorstellingen van religieuzen of moraliseerende aard: De bespotting of de veroordeeling van Jezus, 't reeds vermelde meest bekende werk De hooiwagen, een geschilderde parafrase van het woord van Jesaia: „Alle vleesch is als gras", waarin paus en keizer, bisschop en generaal, alle standen tot den bedelaar toe, met elkander strijden om een deel van 't aardsche goed, maar een voor een van den wagen vallen en door de raderen vermorzeld worden. De „tuin der lusten" is een groote verzameling van onbekleede figuren, waarin op allerlei wijze het werk des vleesches wordt voorgesteld en gegeeseld. Een door hem meer speciaal gezocht onderwerp, was de verzoeking van den kluizenaar Antonius, een voorstelling, die hem volop gelegenheid bood zijn duivelsche gedaanten, Onder allerlei gestalten op den heilige los te laten -- om zijn landschap te verlevendigen met brandende huizen en dorpen, kortom, een heksensabbat -- vol vuur en ontzetting op 't paneel te brengen. Verder verschillende voorstellingen van de aanbidding der wijzen, van hel en hemel, van de parabel van den lamme, die den blinde leidt, van het steensnijden en andere goochelaarstoeren. De heel uitzonderlijke positie, die Bosch in onze kunstgeschiedenis inneemt, is voorzeker een meer dan voldoende reden om te zijner eer een monument in zijn geboorteplaats op te richten. Een bijzondere aanleiding schijnt daartoe niet te bestaan, maar de Bosschenaar van den dag van heden, wiens levendige en komische zin ln den humor van den ouden meester bijzonder behagen schept, was blijkbaar niet tevreden, voordat meester Jeroen, zij het dan ook in bronzen conterfeitsel, op zijn marktplein zou prijken. | 7 |
1930 |
Op 17 juni onthult de Bossche burgemeester het standbeeld van Jeroen Bosch op de Markt, ontworpen en vervaardigd door August Falise. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1953 |
Bij de herbestrating van de markt verhuist het beeld van Jeroen Bosch van het grote open deel van de Markt naar een intiemer plekje tegenover het stadhuis. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
2000 |
Inkleuren standbeeld Jeroen BoschHet college besluit dat gedurende de maand januari 2001 op initiatief van de kunstenaar Duke Burgerhof het palet van het standbeeld van Jeroen Bosch ingekleurd mag worden. Burgerhof lanceert het idee in het kader van het Jeroen Boschjaar (2001) en wil de basiskleuren zwart, geel, rood, blauw en wit aanbrengen. Het college besluit tevens het uitvoeren van dit initiatief over te laten aan de stichting Bossche Nova, die is belast met de coordinatie van het Jeroen Boschjaar 2001.
B&W Besluitenlijst 14 december 2000
|