afb.
In 1862 werd de Firma Cahen als eenmanszaak opgericht. Het bedrijf richtte zich op het fabriceren van papieren zakken. Het bedrijf groeide gestaag en in 1885 traden de zonen van de oprichter Jonas Cahen, Ferdinand en Isidoor, toe als firmanten. In 1903 vestigde de fabriek zich in het nieuw gebouwde pand aan de Grobbendonckstraat/Havensingel. Na het overlijden van Isidoor Cahen in 1923 werd een commanditaire vennootschap opgericht. Tot commanditair vennoot werd zijn zoon de heer F. Cahen benoemd. Na het overlijden van Ferdinand Cahen in 1938 werd de Naamloze Vennootschap Papierindustrie J. Cahen opgericht. De weduwe van de in dat jaar overleden heer F. Cahen, mevrouw L.J. Cahen-Hartog, werd hiervan vennoot en de heer Ir. Max Cahen directeur. Tot aandeelhouders van de NV J. Cahen werden Mw. L.J. Cahen-Hartog, Ir. Julius Cahen, Mr. Ella Cahen en Ir. Max Cahen benoemd. De productie van verpakkingsmateriaal vond plaats in de fabriek aan de Grobbendonckstraat 21-31. De Tweede Wereldoorlog veroorzaakte in alle opzichten een breuk. In 1940-1941 werden verschillende pogingen van buiten ondernomen het bedrijf te "Ariseren". Twijfelachtige personen dienden zich aan om er als "redder" zelf beter van te worden. Op 22 oktober 1941 werd het bedrijf onder Duits beheer gesteld. Als bewindvoerder (Verwalter) trad H. Cornel uit Solingen op: "Der stellvertretender Treuhänder". Reeds spoedig werd de "Niederländische Aktiengesellschaft für Abwicklung von Unternehmungen" te Den Haag gerechtigd tot het vervreemden van de NV. Papierindustrie J. Cahen. In de loop van 1943 kocht H. Cornel de aandelen van de firma Cahen op. De aandelen konden echter niet geleverd worden, daar Ir. M. Cahen deze had vernietigd. In januari 1944 richtten de Duitsers de Papierindustrie H. Cornel & Co op, welke alle activa overnam voor een koopsom van fl. 100.000,=. Als procuratiehouder trad toe N.van Zandwijk, welke reeds onder de heer Cahen deze post bezette. In januari 1945 kreeg Van Zandwijk zijn ontslag, door zijn houding in de oorlog. De directeur, Ir. Max Cahen, was in oktober 1941 reeds gedwongen uit te treden. In juni 1943 werd hij gearresteerd en in concentratiekamp Vught gevangen gehouden en vervolgens op transport gesteld naar kampen in Silezië. In de omgeving van Auschwitz werd de heer Cahen onder meer tot dwangarbeid gedwongen voor de Duitse firma's Telefunken en Hagenuk. In het voorjaar van 1945 werd hij bevrijd en na verblijf in enkele hospitalen arriveerde hij in juni 1945 in Nederland. Zijn vrouw en kind vond hij weer terug, doch vele verwanten en vrienden waren omgekomen. Zijn moeder, medeaandeelhouder van de onderneming, bleek in het Concentratiekamp Sobibor te zijn vermoord. Het bedrijf verkeerde in deplorabele toestand. In oktober 1944 vond een bombardement op 's-Hertogenbosch plaats, dat het pand aan de Grobbendonckstraat verwoestte. Bijna het gehele machinepark alsmede een groot gedeelte van de administratie gingen verloren. Het kapitaal bleek door de bezetter ontvreemd te zijn, daarnaast was door Cornel een tweede hypotheek afgesloten voor fl. 10.000. De heer Cahen moest van de grond af het bedrijf weer opbouwen. Tijdelijk onderdak vond het bedrijf in het pand van de firma P. de Gruyter aan de Orthenstraat 14, waarbij ook gebruik kon worden gemaakt van drukmachines van de levensmiddelenfabrikant. In 1949 kon een industriehal van de NV. Mij.tot Exploitatie van Industriegebouwen aan de Papierstraat worden betrokken. Vele en vruchteloze pogingen werden ondernomen - onder meer bij het Commissariaat Oorlogsschade en de Schade Enquête Commissie - om (voldoende) herstelbetalingen en schadeloosstellingen te verkrijgen. Verhaal op Verwalter Cornel was niet mogelijk. Vergoedingen voor gederfde rente werden niet uitgekeerd, wel eiste de Herstelbank rentebetalingen voor de gedwongen geldleningen om het bedrijf weer enigszins op gang te brengen. Een gewonnen proces tegen het Ministerie van Financiën, resulteerde uiteindelijk in juli 1960, vijftien jaar na de oorlog, in een uitkering voor geleden oorlogsschade. Officieel bestond tot het voorjaar van 1952 de Firma Heinrich Cornel en Co., nog steeds op papier, bestuurd door de Stichting tot Bestuur en Vereffening van Rechtspersonen te 's-Gravenhage. Vanaf 28 april 1952 vervulde de Stichting Beheer, Bestuur en Toezicht Rechtspersonen te 's-Gravenhage deze taak. Tenslotte werd de Firma Cornel en Co. op 26 maart 1957 geliquideerd. Met ongelooflijk veel energie, balancerend langs de rand van het faillissement, werd in de jaren '50 aan het bedrijf gebouwd. De aandacht van het bedrijf verplaatste zich van de fabricage van zakken voor o.m. de levensmiddelenindustrie naar het ontwerpen van machines voor het in register monteren van buigzame drukvormen op drukcilinders. Onder leiding van Ir. M. Cahen werden verschillende types van de zgn. "Regiflex" machines ontwikkeld. (Een van deze succesvolle machines werd in 1958 geschonken aan de School voor de Grafische Vakken te Amsterdam) De firma J. Cahen richtte zich niet alleen op de binnenlandse markt, doch in de vroege jaren '50 werden vakbeurzen in het buitenland bezocht en contacten gelegd met fabrikanten van verpakkingsmateriaal over alle continenten. De aandelen van Julius Cahen, die in Israël woonde, werden door de heer Max Cahen verkregen. Het bedrijf ontwikkelde zich in de jaren zeventig en tachtig voorspoedig. Op 22 december 1972 werd de Naamloze Vennootschap in een Besloten Vennootschap omgezet. In 1988 trok de heer M. Cahen zich terug uit het bedrijf en werd opgevolgd door de heer H.J. Pouwels. Als commissarissen traden de heer Joël Cahen - een zoon van M. Cahen - en de heer Alexander H. Wertheim, de echtgenoot van dochter Truus Cahen, toe. |
In 1862 begon Jonas Cahen in 's-Hertogenbosch een drogisterij annex fabriekje van papieren zakjes. Hij had succes. Zijn zonen kwamen ook in de zaak. In 1903 verhuisde de fabriek naar een nieuw gebouwd pand aan de Grobbendonckstraat. Het bedrijf heette toen de 's-Hertogenbossche Stoom-Winkelzakken en Papierwarenfabriek. Na het overlijden van Jonas in 1923 volgde zijn zoon Ferdinand hem op. Deze overleed in 1938. Hij werd slechts 68 jaar. Volgens zijn zoon Max Cahen hebben de politieke ontwikkelingen na 1933 zeker bijgedragen aan zijn vroegtijdige dood. Max Cahen was in 1927 in Delft afgestudeerd als elektrotechnisch ingenieur. In 1933 kwam hij bij zijn vader in de zaak. In maart 1953 schreef hij een rekwest aan Koningin Juliana. Daarin beschreef hij in het kort, zakelijk maar heel wrang, zijn belevenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Wij verwerken papier en carton tot verpakkingen, al dan niet bedrukt; aan de fabriek is een drukkerij verbonden. De fabriek werd in de loop der jaren door eigen investeringen uitgebreid en gemoderniseerd, rodat het in 1939 goed ingericht mocht heten.
In October 1941 werd het bedrijf door de bezettings-autoriteiten onder Duits beheer gesteld en ik werd ontslagen. Nog geruime tijd bleef ik op vrije voeten, werd eind 1943 gearresteerd. Mijn vrouw in verwachting van ons tweede kind, het eerste was in 1942 | 131 |
gestorven, had tijdig kunnen onderduiken. Ik bleef 2 jaren in concentratiekampen waaronder Vught en Auschwitz en werd op 8 Mei 1945 in Silezië bevrijd.
Na een verblijf van meer dan een maand in een Duits ziekenhuis, kwam ik eind Juni 1945 in Vught en vond mijn vrouw en ons kind van 1 1/2 jaar terug. Fabriek, kantoren en magazijnen in Den Bosch bleken op 25/26 October 1944 bij de bevrijding van de stad, tijdens een tankgevecht rond het station, getroffen te zijn en geheel door brand verwoest. Er was niets gered en de onderneming als zodanig practisch geliquideerd. Fondsen waren niet meer aanwezig, het bank tegoed door de Verwalter gebruikt om het bedrijf te kopen. Alleen de hypotheekschulden bestonden voort, waaronder één aan een Nederlandse hypotheekbank, ontstaan door een geldlening in Augustus 1944.' Max Cahen zou het bedrijf van de grond af weer opbouwen. De firma De Gruyter stak een hand toe. Het rekwest aan de koningin van 1953 mocht niet baten. Een gewonnen proces tegen het Ministerie van
Financiën resulteerde uiteindelijk in 1960, 15 jaar na de oorlog, in een uitkering voor geleden oorlogsschade. Na een succesvolle zakelijke carrière en allerlei activiteiten ten behoeve van de Joodse gemeenschap overleed Max Cahen in 1995, een week voor zijn negentigste verjaardag. | 133 |
In 2010 verschenen de memoires van Max Cahen over de periode 1939-1945 in druk onder de titel 'Ik heb dit alles opgeschreven...' Daarin beschrijft hij onder meer de bizarre positie die hij bekleedde in Kamp Vught. Als ingenieur werd hij door de SS ingeschakeld om buiten het prikkeldraad inkopen te doen voor het zgn. Philips Kommando, waar gevangenen radio's en 'knijpkatten' fabriceerden. Dan verruilde hij zijn gestreepte boevenpak voor burgerkleding. Hij keerde steeds terug naar het kamp, omdat anders zijn medegevangenen een hoge prijs zouden moeten betalen voor zijn vrijheid. Gaandeweg werd hij een schakel tussen de gevangenen in het concentratiekamp en de buitenwereld. Zo ontmoette hij eens de directeur-generaal van de PTT, Ir. M.H. Damme, in diens Haagse woning. Damme vertelde dat zijn secretaresse Agnes, actief in de illegaliteit, was gepakt en in Vught zat. Hij vroeg of Cahen haar een pakje zou willen overhandigen dat niet op de normale manier kon worden verzonden.
Cahen vertelt in zijn memoires dat deze Agnes de onmiddellijke aanleiding is geweest tot het beruchte bunkerdrama in januari 1944. Een groep van zeventig vrouwen werd als strafmaatregel urenlang samengeperst in een bunker opgesloten. Tien vrouwen kwamen door verstikking om het leven.Anderen waren voor altijd zwaar psychisch beschadigd. De reden voor deze draconische maatregel was dat de vrouwen hadden ontdekt dat Agnes vertrouwelijke gesprekken in de barak doorbriefde naar de SS. Herhaaldelijk waren op grond van dat lekken mensen buiten het kamp gearresteerd. Agnes werd na haar ontmaskering door de woedende vrouwen in een wastrog met water gegooid en kaalgeknipt. Waarop Agnes gillend van angst de barak uitrende en zelfs door de poort van het kamp dreigde te verdwijnen.
Kampcommandant Grünewald gaf de hele barak straf en sloot ze op in de bunker, met het bekende gevolg. Dit ging zelfs zijn meerderen te ver. Hij werd uit zijn functie gezet, gedegradeerd en naar het Russisch front gestuurd.
| 135 |
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 386
Huber van Werkhoven, 'De papierwarenfabriek J. Cahen' in: Hertogpost 2015 (2015) 131-136