Oude Kerk Nuland
Bij de noodopgraving naar aanleiding van de aanleg van een fietspad met bermsloot langs de Nulandsestraat vond men in 1950 een fundering (Anonymus, 1950). Deze fundering was anderhalf steens en opgemetseld uit bakstenen van 27 cm lengte. De muurfundering was op geregelde afstand voorzien van steunberen. Zeer waarschijnlijk betreft het hier de fundering van de noordelijke kerkhofmuur. De muur dateert waarschijnlijk uit de 14e eeuw. Tijdens deze waarneming werden tevens enkele grafstenen (fragmenten) gevonden.
In 1993 werden over het kerkterrein twee boorraaien gezet door de Heemkundewerkgroep 'Nuweland. In de boringen werd op verschillende locaties puin en bot aangetroffen (Van den Bosch, 1995a). In 1994 werd er door hen een 130 cm brede proefsleuf over het terrein aangelegd. Bij dit onderzoek werd vermoedelijk zowel de uitbraaksleuf van de noord- als de zuidmuur van de kerk aangetroffen (Van den Bosch, 1995b; mondelinge mededeling G.J. van Alphen). Tevens werden de uitbraakkuilen van twee pilaarfunderingen aangetroffen. De kerkfunderingen waren geheel uitgebroken. Onderin de uitbraakkuil van de noordelijke pilaarfundering werden enkele losse bakstenen gevonden. Van de zuidelijke muurfundering van de kerk werden enkele nog in verband liggende bakstenen aangetroffen. De bakstenen waren 26 cm lang en 13 cm breed, hetgeen op een datering in de eerste helft van de 14e eeuw wijst. Tevens werden er tal van grafresten aangetroffen.
Op een schedel vond men een gehalveerd muntje uit de dertiende of 14e eeuw.
Bij de opgraving vond men ook gebrandschilderd glas. Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de kerk vond men een venige laag. De zuidelijke venige laag werd geïnterpreteerd als 'brandkuil of poel'. In deze kuil bevonden zich scherven die dateren uit de periode 1150-1250. De aardewerkscherven die gevonden werden in de bovengrond van de proefsleuf werden gedateerd vanaf 1150.
Door de Heemkundewerkgroep 'Nuweland werden eveneens oppervlaktevondsten van het terrein verzameld die dateren uit de periode 1375 tot en met de 19e eeuw (mondelinge mededeling G.J. van Alphen).
In 1999 is door RAAP op het kerkterrein een verkennend onderzoek uitgevoerd (Van Kempen 1999). Dit bestond uit een terreinverkenning, weerstandsmetingen en een booronderzoek.
Bij de terreinverkenning zijn op diverse plaatsen stukjes tufsteen aangetroffen. Deze kunnen afkomstig zijn van de gotische kerk maar zouden ook kunnen wijzen op een oudere, tufstenen voorganger. Voor deze laatste verklaring zijn echter geen verdere aanwijzingen.
De weerstandsmetingen lieten een verhoogde weerstand zien maar deze bleek niet samen te vallen met de locatie van de geprojecteerde kerk op basis van de kadastrale minuut. Dit lijkt overeen te stemmen met de bevinden uit de proefsleuf van de heemkundekring waaruit bleek dat de muren van de kerk vrijwel geheel waren weggebroken. Wellicht is de verhoogde weerstand te verklaren door een zone waar bij de sloop stenen zijn afgebikt en dus meer puin in de ondergrond is achter gebleven. Het booronderzoek werd nergens ondoordringbaar puin aangetroffen zodat deze geen nadere informatie over de ligging van de kerk hebben opgeleverd. Wel werd er in enkele boringen een humeuze of venige laag aangetroffen. Dit kwam overeen met de in de in 1994 aangelegde proefsleuf aangetroffen 'poel of brandkuil'. Deze 'brandkuil' kan waarschijnlijk als sloot geïnterpreteerd worden.
Mogelijk betreft het een sloot die in de 12de of 13de eeuw om het terrein heen liep. Als er in die tijd al een (Romaanse, tufstenen) kerk stond vormde deze daarvan de begrenzing. In dit verband is het opmerkelijk dat de gebogen baan met hoge weerstandswaarden overeen lijkt te komen met de door H. Spilman in de 18e eeuw getekende kerkhofmuur. Deze kerkhofmuur is mogelijk in het begin van de 14e eeuw gebouwd, zoals geconcludeerd kon worden uit de in 1950 gevonden fundering van de kerkhofmuur aan de noordzijde van de kerk. Deze datering stemt overeen met de bouw van de gotische kerk. In enkele boringen werd een veenlaag aangeboord die waarschijnlijk overeenkomt met de in de proefsleuf gegraven in 1994 aangetroffen 'veendepressie'.
| |