Terp volkstuinen Vlijmenseweg
In maart/april 2021 zijn een verkennend booronderzoek en proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om de landschappelijke setting en aard, omvang, diepteligging, datering en kwaliteit van de verhoging in kaart te brengen.
Met het verkennend booronderzoek zijn 19 boringen gezet in twee boorraaien (raai A-A’ en B-B’), in een kruisvorm dwars over de terp. Er is geboord met een Edelmanboor diameter 15 cm en 7 cm tot 30-50 cm in de C-horizont. De afstand tussen de boringen in elke raai is 10 m.
In het natuurlijke zand heeft zich een veldpodzol gevormd, lokaal onder de terp vertoont die moderachtige kenmerken. De bodem is overal onthoofd, lokaal zelfs volledig onthoofd door (archeologische) grondsporen. In geen enkele boring zijn restanten van de A-horizont aangetroffen. Slechts in één boring is de basis van de EB-horizont herkend, op een diepte van 90-160 cm-Mv. In de meeste overige boringen is de B-horizont aangetroffen. Alleen lokaal is de bodem volledig onthoofd en is enkel nog de C-horizont aanwezig onder archeologische cultuurlagen en/of ophogings-/egalisatielagen.
De terp zelf bestaat uit bruingrijs zwak siltig zand, dat lokaal enige gelaagdheid vertoont.
Deze gelaagdheid loopt uiteen van een opeenvolging van 10-20 cm dikke, bruingrijze banden tot een egaal bruingrijs pakket van bijna 1,0 m dik. Plaatselijk is op zuidwestelijke flank een zeer dun, grijs en (op micro-niveau) grillig gevormd kleibandje aanwezig. Dit kan een natuurlijke genese hebben en zijn afgezet door de Maas (St. Elisabethvloed?), maar de klei kan hier ook door menselijk handelen terecht zijn gekomen. Het grillige beeld van het kleibandje wijst niet op een oud vloerniveau.
Er zijn drie kleine proefsleuven van ongeveer 5 x1,5 m aangelegd. Er is niet dieper gegraven dan strikt noodzakelijk, tot in het bovenste sporenniveau.
Sleuf 1 ligt oostelijk op de terp rond boring 2, waarin ijzertijdresten zijn gevonden. Sleuf 2 ligt centraal op de terp rond boringen 5 en 15, waarin o.a. een lemen vloertje is aangesneden. Sleuf 3 ligt op de noordelijke flank van de terp rond boring 17, waarin mogelijk ook een grondspoor is aangetroffen. Sleuf 2 is 1,5 m in noordelijke richting verlengd met als doel de aanwezigheid van één of meerdere vloeren, aangetroffen in boring 15, te verifiëren.
Er is in totaal een oppervlakte van 21,25 m2 onderzocht.
Zowel tijdens het booronderzoek als het proefsleuvenonderzoek zijn archeologische grondsporen aangetroffen.
De twee vloerniveau’s liggen op een diepte van 25-50 en 73-75 cm –Mv. Het bovenste vloerniveau bestaat uit baksteen(puin) en is doorspekt met mortel en ruitglas. Deze vloer dateert uit de nieuwe tijd. Het onderste vloerniveau bestaat uit een bruin, sterk zandig kleibandje met daarboven op mortelgruis. Deze vloer dateert uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd.
De drie paalkuilen lagen in de sleuven 1 en 3. In sleuf 1 zijn de sporen aangetroffen in de cultuurlagen, op een diepte van 85 tot 95 cm –Mv, in sleuf 2 tekenden ze zich ook af in de cultuurlagen op een diepte van 50 cm –Mv.
De uitbraaksleuf van een muur en een grote kuil lagen in de cultuurlagen, in sleuf 2 op een diepte van 25 en 55 cm –Mv;
Twee diepere grondsporen zijn waarschijnlijk greppels (of één en dezelfde greppel). In het bruingrijze zand zijn vondsten verzameld, zoals baksteen- en dakpanstukken, kachelslak, een smeedijzeren spijker, keramiek en glas. De datering is waarschijnlijk vroeg 20ste eeuw. In het eerste ondefinieerbare spoor is een scherf kogelpotaardewerk gevonden (10e-12e eeuw) en in het tweede ondefinieerbare spoor een bruingrijs-lichtgeel gelaagd pakket met leisteen, baksteenpuin, mortel en humusbrokken in de top.
Een grote ingraving direct onder de recent geroerde grond in sleuf 3, op een diepte van 25 cm -Mv is waarschijnlijk ook een greppel, maar het kan ook een grote kuil of recente verstoring zijn (20ste eeuw). Het spoor bestaat uit grijs, gevlekt zand.
Tijdens het booronderzoek zijn 22 vondsten aangetroffen, bestaande uit keramiek, keramisch bouwmateriaal, glas en metaal. Het materiaal dateert uit de late prehistorie, de middeleeuwen en nieuwe tijd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn 140 vondsten verzameld. De 40 metaalvondsten niet zijn meegenomen maar in het veld grof schoongemaakt en gefotografeerd, en vervolgens op de exacte vindplek begraven.
| |