Parade
Wij kunnen in grote lijnen instemmen met het grote historische en archeologische belang, dat door de Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg wordt toegeschreven aan de ondergrondse resten van het Groot Begijnhof onder de Parade. Het historische belang van het Bossche Begijnhof is, dat het, zoals hierboven uiteengezet, behoort tot de kleine groep van de oudste en grootste begijnhoven in de Noordelijke Nederlanden, die teruggaan op een landsheerlijke stichting en grotendeels dateren uit het tweede en derde kwart van de 13e eeuw. Het archeologische belang van de Parade kan op enkele punten nog wat preciezer worden omschreven dan in de aanvraag van de Stichting is gebeurd.
Het archeologische belang van het huidige plein de Parade berust op drie elementen:
- Het grootste gedeelte van dit Begijnhof ligt sinds de sloop van het Begijnhof in 1749 als één kavel onder het huidige plein de Parade en is daardoor niet door latere bebouwing aangetast.
- Het gaat hier om een ongeschonden bodemarchief van een stedelijk klooster. Dit heeft een grote zeldzaamheidswaarde en komt elders in Nederland weinig voor.
- De kwaliteit van het bodemarchief onder de Parade is goed. Op vele plaatsen is waargenomen, dat funderingen, vloeren en kuilen, behorend tot de 14e en 15e eeuwse bewoningsfasen van het Begijnhof zich op gemiddeld een halve meter onder het plaveisel bevinden.
Ten aanzien van de punten 2 en 3 kan het volgende ter nadere toelichting dienen:
Ad 2. De verklaring voor de zeldzaamheid van de Parade als ongeschonden bodemarchief van een stedelijk klooster is gelegen in het feit, dat na de Reformatie vrijwel alle kloosters in de Noordelijke Nederlanden verbeurd zijn verklaard en opnieuw zijn verkaveld. Bij voorstellen tot bescherming of opgravingen kan meestal alleen een in een dergelijk later kavel aanwezig en overbouwd fragment van het oorspronkelijk klooster worden beschermd c.q. worden gedocumenteerd.
Ad 3. Bij diverse gelegenheden zijn gedeelten van het Groot Begijnhof waargenomen. Zo werden bij de bouw van het Casino in 1974 een aantal beer- en waterputten waargenomen alsmede een gedeelte van de grote, uit de late 13e eeuw daterende muur die het gehele Begijnhof omgaf (waarnemingen door A.J.C.E. Verhagen en P.J.C. Verhagen). In 1983 werden door de gemeentelijk archeoloog bij het planten van de huidige bomen en de aanleg van nieuwe riolering op de Parade opnieuw gedeelten waargenomen van dezelfde zware grote muur, die het Begijnhof omgaf. Ditmaal was het de noordelijke muur, die de begrenzing vormde tussen de St. Janskerk en het Begijnhof. Verder werden gedeelten van de westmuur van de Begijnhofkerk gedocumenteerd alsmede een 16e-eeuwse beerput, mogelijk behorend bij de kluis op het Begijnhof. In de westelijke rij boomkuilen werden diverse fragmenten vastgelegd van 14e en 15e eeuwse muren, (lemen) vloeren en stookplaatsen van vrij kleine huizen. De westelijke muur van het Begijnhof bevindt zich dus westelijk van deze boomkuilen. Op de als bijlage bij dit voorstel opgenomen twee kaarten zijn deze gedocumenteerde gedeelten van het Begijnhof weergegeven.
| |