vervaardiger: Antwerps beeldhouwer (op diverse plaatsen gemerkt met Antwerpse handjes) en Antwerps schilder
Het retabel is, voor zover is na te gaan, afkomstig uit de kerk van St. Anthonis. Daar werd het weggekocht door baron Van den Bogaerde uit Heeswijk. Vanaf 1910 bevindt het zich in de St. Jan. Het gebeeldhouwde deel van het retabel besttat uit zes compartimenten met scene's uit het leven en lijden van Christus: de boodschap aan Maria, het bezoek van Maria aan Elisabeth, de geboorte, de aanbidding door de wijzen, de vlucht naar Egypte, de terugkeer uit Egypte, de kruisdraging en de bewening. | 65 |
rond de hoofdvoorstelling: doopsel, communie, huwelijk, priesterschap, biecht en vormsel. Het H. Oliesel bevindt zich rechts naast de bewening. Vier kleine figuurtjes op de omlijsting van de compartimenten kunnen misschien geinterpreteerd worden als profeten. De beschilderde luiken geven in gesloten toestand voorstellingen uit het begin van Christus' openbare leven: bekoring in de woestijn, bruiloft van Cana en opwekking van Lazarus. Geopend vormen zij een aanvulling op de passiescenes: intocht in Jerusalem, hof van Olijven, gevangenneming, kruisafneming, verrijzenis en hemelvaart. | 68 |
Sinds het begin van deze eeuw bezit de kerk een Antwerps Passieretabel, lange tijd aangeduid als het Heeswijks altaar en thans meestal Lijdensaltaar genoemd. Dit gesneden houten altaarretabel met beschilderde zijvleugels is afkomstig uit de kerk van Sint Anthonis, kwam vervolgens in de collectie van Baron van den Bogaerde van Terbrugge op het kasteel Heeswijk, werd tijdens de befaamde veilingen van Frederik Muller in het Casino te 's-Hertogenbosch in 1901 verkocht aan de Vereniging Rembrandt voor f 11.000,- met de bedoeling het in het Rijksmuseum te plaatsen, maar tenslotte doorverkocht aan het kerkbestuur van de Sint Jan voor f 13.870,-. Het altaarretabel is toen gerestaureerd door L. Hezenmans (de kasten, geplaatst op een nieuwe houten predella en nieuw altaarblok), H. van der Geld (het beeldsnijwerk) en J. Anthony (de geschilderde panelen). De voorstellingen der geschilderde en gesneden panelen geven te zamen de altijd eendere cyclus van de laatmiddeleeuwse Antwerpse retabels: 's Heren kindsheid, openbaar en wonderdadig leven, lijden, dood, verrijzenis en hemelvaart. Onder baldakijnen rond de centrale Kruisigingsgroep zijn de sacramenten in beeld gebracht, het zevende, het heilig Oliesel, bevindt zich rechts naast het grote tafereel van de Bewening. Een uitbeelding van de sacramenten komt in de Antwerpse retabels zelden of nooit voor. Blijkens de vorm van de baldakijnen, stijl en compositie van de groepen, klederdracht van de figuren, moet het werk uit omstreeks 1500-1525 dagtekenen. Het vertoont grote gelijkenis met de retabels in Aurich (ca. 1517), 's-Heerelderen en Fröstuna (nu in het Nationaal Museum te Stockholm, eerste kwart 16de eeuw). De schilderijen doen enigszins aan de stijl van Quinten Massys denken. De herkomst uit een Antwerps atelier wordt aangetoond door de emblemen uit de keur van Antwerpen, een burcht en een hand namelijk, die in de achterzijde van de kast zijn ingebrand.85 De oorspronkelijke bestemming van het altaar is geheel onbekend. Het is niet waarschijnlijk, dat het voor de dorpskerk van Sint Anthonis gemaakt is, maar deze was wel eeuwenlang een veilige bewaarplaats, want het dorp behoorde tot de souvereine heerlijkheid Boxmeer, viel dus buiten de Republiek en heeft noch een beeldenstorm, noch een reformatie gekend. Over de overvloedige retabelproductie van de Antwerpse ateliers, een ware serieproductie, heeft H.J. de Smedt een informatief artikel geschreven.86 De retabels werden vaak niet in opdracht gemaakt, maar kant en klaar op de markt gebracht. Daarom moesten zij een zeer algemene iconografie hebben, zoals het leven, lijden, de dood en opstanding des Heren, die in elke kerk in Europa konden passen. ‘De te Antwerpen uitgegeven ordonnanties’, aldus De Smedt, conservator van het Centraal Museum te Utrecht, ‘behelzen in belangrijke mate voorschriften voor de retabelfabrikatie. In 1470, 1472 en 1493 werden de belangrijkste reglementen [door het St. Lucasgilde] uitgevaardigd, dus in een tijd waarin de retabelproduktie nog lang niet haar hoogtepunt had bereikt. We weten dat onderscheid werd gemaakt tussen het snijden der figuren en hun coulissen, het maken van de bak met zijn architektonische versieringen, het polychromeren van het houtsnijwerk en het beschilderen van de vleugels. Een retabel is dus het eindresultaat van de samenwerking van kunstenaars uit verschillende disciplines’.87 Het grote aantal nog compleet bewaarde retabels (ongeveer driehonderd) en de nog grotere hoeveelheid bewaarde fragmenten wijzen op een ver doorgevoerde rationalisatie van | 345 |
de arbeid en productiecapaciteit. Het onderzoek van de polychromie van deze retabels is stappen vooruitgeholpen door H.P. Hilger, E. Willemsen en het restauratie-atelier van het Landesdenkmalamt te Bonn bij de restauratie van Antwerpse retabels in het Rijnland na de oorlog.88 Een grote en langdurige restauratie onderging nu ook, van 1979 tot in 1984, het Passieretabel van de Sint Jan. Onderzoek en herstel vonden plaats in de ateliers van Willy Mares (de houten beeldengroepen) en P. Hermesdorf (de luiken) te Maastricht. Eerste belangrijke resultaat was de vaststelling, dat de restauratie tussen 1901 en 1901 weinig schade had aangericht: de oorspronkelijke polychromie, mooie karnaten, veel goud maar ook veel kleuren, is nog aanwezig, het azuriet (lapis lazuli) is wellicht al vóór 1901 te gronde gegaan en daarom door Anthony met groenblauwe olieverf overgeschilderd. In 1910 was die restauratie voltooid en sindsdien heeft het retabel binnen het kerkinterieur een zwervend bestaan geleid. Voor de nieuwe opstelling na de huidige restauratie werd de Sint Antoniuskapel aan het zuidtransept gekozen. | 346 |
Noten | |
85. | J. de Bosschere, La sculpture anversoise aux xve et xvie siècles, Bruxelles 1909; Catalogus der Nationale Tentoonstelling te 's-Hertogenbosch 1913, nr. 15; W. Vogelsang in: De oude kerkelijke kunst in Nederland, Gedenkboek van de Nationale Tentoonstelling te 's-Hertogenbosch in 1913, 's-Hertogenbosch 1914, 98-99. De Borchgrave d'Altena 1938, 1957 en 1958; In paradisum. Het altaar van Sint Anthonis in de kathedrale basiliek van Sint Jan te 's-Hertogenbosch. Inleiding van Th. van Velzen met informatie van C. Peeters, foto's van Martien Coppens, Eindhoven 1965. Catalogus Beelden uit Brabant, nr. 76; Catalogus Zingende Kathedraal, nr. 53; Openbaar Kunstbezit, televisie-katern sept. 1971: H. van Haaren, G. Lemmens, E. Taverne en Th. van Velzen, ‘Herfsttij der Middeleeuwen’. |
86. | De Smedt 1971, met verdere literatuur. |
87. | Ibid., 277. |
88. | H.P. Hilger und E. Willemsen, Farbige Bildwerke des Mittelalters im Rheinland, Düsseldorf 1967. |
1985 |
H.E. MeesHet Lijdensaltaar. Kunsthistorische achtergrondenCommissie Zomertentoonstelling Sint Jan 1985 ('s-Hertogenbosch 1985) 6-17 |
|
1985 |
drs. W.J.J. AdriaanseHet Lijdensaltaar in de geloofsbeleving, vroeger en nuCommissie Zomertentoonstelling Sint Jan 1985 ('s-Hertogenbosch 1985) 18-38 |
|
1985 |
F.J. van der VaartHet H. Kruisaltaar van Sint AnthonisCommissie Zomertentoonstelling Sint Jan 1985 ('s-Hertogenbosch 1985) 39-71 |
|
1985 |
RedactieLijdensaltaar in Bossche Sint Jan: verhaal van Gods wonderdaden met mensen van alledagBisdomblad 63 (1985) 6-7 |
|
2005 |
Eefje van der WeijdenBehouden voor het land: de strijd om het Antwerpse passiealtaar uit kasteel HeeswijkBulletin van het Rijksmuseum 3 (2005) 301-316 |
|
2009 |
Ed HoffmanEen kans voor de Sint-Jan. De buitenzijden van het LijdensaltaarBossche Bladen 3 (2009) 102-105 |
1965 |
Martien Coppens ingeleid door Th. van VelzenIn paradisum : Het altaar van Sint Anthonis in de Kathedrale Basiliek van Sint JanLecturis nv | Eindhoven 1965 |
|
1985 |
RedactieHet Lijdensaltaar in de St. Janskathedraal te 's-HertogenboschCommissie Zomertentoonstelling Sint-Jan | 's-Hertogenbosch 1985 |
W.J.J. Adriaanse, 'Het Lijdensaltaar in de geloofsbeleving, vroeger en nu' in: Het Lijdensaltaar (1985) 18-38
Martien Coppens, 's-Hertogenbosch : Onder de ogen en bogen van de Sint-Jan (1984) 46-55
John Damen, Gids voor de Sint-Jan (1982) 55-56
Jan van Laarhoven, Zingende kathedraal (1974) 65-68, 88
H.E. Mees, 'Het Lijdensaltaar : Kunsthistorische achtergronden' in: Het Lijdensaltaar (1985) 6-17
Jan Mosmans, De St Janskerk te 's-Hertogenbosch (1931) 326 (afb. 225)
Jan van Oudheusden, De Sint Jan van 's-Hertogenbosch (1985) 55-63
C. Peeters, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's-Hertogenbosch (1973) 97-100
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 378 (afb. 367-371)
F.J. van der Vaart, 'Het H. Kruisaltaar van Sint Anthonis : De lotgevallen van een Antwerps retabel' in: Het Lijdensaltaar (1985) 39-71
Frans van Valderen, De kathedrale basiliek van St. Jan te 's Hertogenbosch (1949) 82