Tijdens de vijfdaagse oorlog van mei 1940 diende hij bij de Staf van II-1 RW. Hij overleed 14 mei 1940 te Ottoland, elf dagen vóór zijn 51e verjaardag. Hij werd begraven in Ottoland en later overgebracht naar Gorkum. Tenslotte werd hij 3 september 1976 herbegraven op het militair Ereveld "Grebbenberg" te Rhenen in een enkel graf rij 10 nr. 10 waarop een staande steen van de Oorlogsgravenstichting is geplaatst. Postuum werd aan hem het Oorlogsherinneringskruis met de gesp voor bijzondere krijgsverichtingen "Nederland Mei 1940" verleend. |
Geboren 25 mei 1889 Gorinchem
1ste Regiment Wielrijders:Gesneuveld 14 mei 1940 Ottoland Begraven te Ottoland Adjudant O.Off. Instr. staf-II-IR.W. ADRIAAN CORNELIS VAN KESTEREN, in leven Adjudant-Onderofficier hij het 1ste Regiment Wielrijders in garnizoen te 's-Hertogenbosch, werd geboren te Gorinchem op 25 mei 1889. Hij bezocht aldaar aanvankelijk de Christelijke Lagere School en vervolgens te 's-Gravenhage de 3-jarige H.B.S. Aangetrokken door den militairen dienst meldde hij zich na afloop daarvan voor opleiding hij het Instructie Bataljon te Kampen. Twee jaar later werd hij bevorderd tot sergeant en geplaatst bij het 4e Regiment Infanterie te Leiden. Bij dit Regiment vervulde hij zijn dienst tot 25 maart 1913 en verwierf inmiddels na afgelegde schermexamens den Graad van Meester op alle Wapens.
Bij de oprichting van de 1ste Compagnie Wielrijders onder den Kapitein T.J. Bleeker te Nieuwersluis in 1913 vroeg hij overplaatsing naar dat onderdeel. Hij diende derhalve aldaar bij het intreden van de mobilisatie op 1 augustus 1914 en maakte met deze compagnie gedurende de vier mobilisatiejaren het wel en wee mede. Achtereenvolgens was hij in kwartier in Rijswijk, Helmond, Venlo (Blerick), St. Oedenrode en Haarlem. Op 21 december 1918 keerde 1 C.W. naar Nieuwersluis en daarmede van Kesteren naar zijn vredesstandplaats, terug. In de volgende jaren wijdde hij zich weder aan zijn instructieve taak.
Gedurende de mobilisatiejaren deed van Kesteren al spoedig dienst als Sectie-Commandant en oudste onderofficier der Compagnie, waarbij hij, uitblinkende door dienstijver, toewijding en kennis voor den commandant van groote waarde was.
Bij de oprichting van het Bataljon Wielrijders te 's-Hertogenbosch in mei 1922 werd ook 1 C.W. daarin opgenomen en daarmede werd deze stad voor van Kesteren zijn garnizoensplaats, hetgeen zij tot het laatst bleef.
Het Bataljon Wielrijders werd Regiment, personen en toestanden veranderden, maar van Kesteren bleef en werd zoodoende met zijn ervaring en zijn kennis, met zijn paraatheid en gehardheid een steun voor velen, een vraagbaak voor allen, de opleidende kracht voor een reeks van lichtingen en voor honderden dienstplichtigen.
In mei 1925 bevorderd tot Sergeant-Majoor, onderscheidde hij zich korten tijd later tijdens den Watersnood in Dreumel door verdienstelijk werk, waarvoor hem een bronzen medaille, persoonlijk uitgereikt door H.M. de Koningin ten deel viel. Naast deze medaille sierde hem het Mobilisatiekruis 1914-1918 en sedert 1929 de zilveren Medaille voor 24-jarigen trouwen dienst. Het verwerven van de gouden medaille voor 36-jarigen dienst in 1941 heeft hij niet mogen beleven.
In Maart 1938 werd van Kesteren bevorderd tot Adjudant-Onderofficier-Instructeur en als zoodanig ingedeeld bij Staf-II-R.W. bij de mobilisatie van dat Bataljon op 11 april 1939, toen het voor grensbeveiliging onder de wapenen werd geroepen en onder mijn bevel werd gesteld.
Nadat ik in de jaren 1915-1918, toen ik als Reserve Luitenant geplaatst was bij het oude 1 C.W., de gelegenheid gehad had de kwaliteiten van van Kesteren te leeren kennen en door samenwerking te waardeeren, kreeg ik ten tweede male de gelegenheid deze, bijkans 25 jaar later, te apprecieeren door zijn optreden, zijn ervaring en practische adviezen, welke de leiding, de eenheid, de opleiding en gevechtvaardigheid in hooge mate ten goede zijn gekomen.
In juli 1939 vergde het dienstbelang terugplaatsing van van Kesteren bij het niet gemobiliseerde Regiment waarna, ten tijde van de laatste Algemeene Mobilisatie op 29 augustus 1939 plaatsing volgde bij het gevormde II-I R.W., laatstelijk onder commando van den Majoor H.C. Kloppenburg. Bij dit Bataljon bleef van Kesteren ingedeeld, met dit Bataljon trok hij ten strijde op 10 mei 1940. Op 14 mei 1940 sneuvelde hij te Ottoland in den Alblasserwaard bij de vervulling van zijn plicht voor zijn geliefd Vaderland.
Van Kesteren was een man van principes, een man, wiens persoon, maar ook wiens woord - in ernst en in kwinkslagen - aan duizenden bekend was: in het Regiment, in het Garnizoen, in het Leger, in 's-Hertogenbosch en in den lande. Hij heeft tijd noch moeite geacht om anderen tot hun plicht te brengen en bij anderen het gevoel te ontwikkelen, dat wij kunnen samenvatten met de woorden:
Hij heeft tenslotte het hoogste gegeven wat van hem gevraagd kon worden: zijn leven. Wij, die hem kenden, gedenken zijne aanhankelijkheid en zijn trouw, Zijne bescheidenheid en zijn toewijding, zijne gaven als instructeur en aanvoerder, wij eeren in hem den soldaat, den vaderlander, den geloovige, bovenal: den Mensch. De Reserve Majoor van het 1ste Regiment Wielrijders, Oud C.-I-I R.W. C.F. OVERHOFF. Amsterdam, 29 Januari 1941. | 3 |
Documentatie betreffende gesneuvelde Bosschenaren (1947) 3
L.J.P. Knoops, De Militaire Wielrijders (1995) 85, 174
René Kok, 'Wegens bijzondere omstandigheden...' : 's-Hertogenbosch in bezettingstijd 1940-1944 (2008) 369, 374-375
Jos van Rooij, 1940 Muntel - Vliert 1945 : Een Bossche wijk in de oorlogsjaren (1995) 12