| Opmerkingen: | Gepriseert bij Schepenen van 's Bosch op den 17 aug. 1730. Appointenante van die van de Leen en Tolkamer over de Stad, Meijerije en quartiere van 's Bosch weesende van dato 21 augustus 1793 waarbij aan hem is gepermitteert geworden, om vast agter tegens het voorst: erf, waaruijt die voorst. f 0.2.2. jaarlijks betaalt worden, over de Dieze uyt te zetten een somerhuijs op paalen, breet langs het gemelte erf sestien voeten, en niet verder in de rivier uijtsteekende dan negen voeten, alles Bossche maat, als mede de watertrap aldaar ter plaatse staande, te mogen versetten bij sekere andere deur in de stal, mits dat deselve niet verder uijtspringe als dien nu doet, en laastelijk om een privaat, aan de Diese staande, onder of uijt het voorst: Somerhuijsje in de riviere de Diese uijt te loosen, jaarlijks een grondcijns van eene gulden drie stuijvers, waar van den eersten vervaldag sal sijn 1 aug. 1754 . Dus f 1.3.0 De Verbandbrief om dese f 1.3.0. is tot Leen en Tolkamer voorst: gepasseert 4 sept. 1753 Samen: f 1:5:2 (Staat nog onder geschreven: De chijns van f 1.5.2. jaarlijks, afgelost den 29 April 1757 met 1-10-5 1/3 Solvit de Hr. Walraven Verantwoort in de tekening de dato 1759 fol: 180, de jaaren 1768,69,70,17,72 (Het onderste gedeelte vanaf It 1728 e.v. plus de persoonsnamen zijn flink doorgestreept). |