Biografie Jan Roelofszn van Diepenbeeck, ca 1550 - ca 1621


Jan Roelofszn van Diepenbeeck is de zoon van Roelof Gijsbertszn. van Diepenbeeck geboren ca 1550 in 's-Hertogenbosch, de moeder is onbekend. Hij was gehuwd met Johanna van der Meulen (Jenneken). Hij was glasschilder, evenals zijn vader en broer Gijsbert, maar hij was ook etser en (olieverf) schilder. In opdracht van het stadsbestuur maakte Jan Roelofszn o.a. een schilderij van de schermutselingen tussen de katholieke burgers en leden van het protestantse Schermersgilde op 1 juli 1579, het z.g. 'Schermersoproer'.

Het schermersoproer, Jan van Diepenbeeck

Dit schilderij werd jaarlijks opgehangen bij de Gevangenpoort tijdens de dankprocessie op 1 juli, ter nagedachtenis aan de overwinning van de katholieken op de calvinisten.
Als plaatsnijder maakte hij in 1585 twee platen voor de gemeente Den Bosch over de onverhoedse aanval op Den Bosch op 19 januari 1585 door graaf Hohenlohe die werd afgeslagen door Claudius van Barlaimont, heer van Haultepenne en Adolf van Cortenbacht, heer van Helmond. Hiervoor mocht hij 25 gulden ontvangen. Een jaar later schonk de stadsregering een glasraam, versierd met het stadswapen aan de Kloveniersschutterij omdat deze zich in het bijzonder had onderscheiden in deze strijd. Ook dit is gemaakt door Van Diepenbeeck.

In 1607 gaf hij ook aanwijzingen voor de verbouwing van het stadhuis waarbij de gevel van het pand Sint-Nicolaas, gildenhuis van het kramersgilde aan de westkant van het stadhuis, werd aangepast aan die van het pand De Gaffel. Het verschil tussen beide gevels is duidelijk te zien bij vergelijking van het pand op het schilderij van het schermersoproer met dat van Pieter Saenredam ca 25 jaar later. In 1608 graveerde hij een gezicht op
de stad met de Sint-Janstoren en een kaart van fort Crêvecoeur. Als schilder maakte hij o.a. een schilderij dat wordt omschreven als: "Het tafereel van den pastoor der Kruisbroeders". In 1607 schilderde hij een glasvenster dat door de magistraat van de stad aan de Bossche Sint-Pieterskerk ten geschenke werd gegeven. In 1613/1614 een ander glaswerk voor de kerk van Empel. In 1612/1613 ontwierp hij een nieuwe vaarweg van Crêvecoeur naar de Maas omdat de Dieze door de Staten Generaal was afgesloten. Hij werkte ook voor de Illustre Lieve-Vrouwe broederschap zoals blijkt uit rekeningen uit 1610-1611, waarbij hij het gebrande glasvenster in de broederschapkapel heeft hersteld en voorzien van 12 nieuwe stukken.
Het aantal door hem gemaakte tekeningen en ramen is groot, slechts enkele kunnen er hier worden genoemd. Helaas zijn veel glasramen in kerken en kapellen na de overgang van de stad in 1629 verdwenen. Ook buiten Den Bosch had van Diepenbeeck de nodige bekendheid. Zo kreeg hij in april 1616 een belangrijke opdracht vanuit de stad Roermond om binnen 13-14 maanden, vier glasvensters te maken voor de Sint Christoffelkerk aldaar.

Op 15 juli 1573 was hij lid geworden van het voormalig Bossche schilders- en glazenmakergilde. Volgens de archieven van dit gilde woonde Jan Roelofszn in 1577 'opten dijcke', vermoedelijk in het huis 'het Simken' op de Vughterdijk dat toebehoorde aan zijn schoonmoeder Jenneke, weduwe van Peter Janszn Aelman die het op 5 februari 1599 aan hem verkocht. Op 12 augustus 1610 kocht hij het huis 'de Druyf' in de Hinthamerstraat van Anneke weduwe van Pauwel Willemszn c.s. nabij de Geerlingse brug (Hinthamertsraat 191, nu 193), evenals het huis daarnaast, genaamd 'de Kattendans'.
Jan Roelofszn en Johanna hadden acht kinderen, het meest bekend is zoon Abraham van Diepenbeeck, die grote faam heeft verworven als schilder in Antwerpen.

Op het laatst van zijn leven verkeerde Jan Roelofszn naar eigen zeggen in behoeftige omstandigheden. Oorzaak waren een slechte gezondheid en achterstallige betaling van veel klanten. Om die reden diende hij een verzoekschrift in bij de Raad van Brabant waarin hij zijn toestand uiteen zet. Hij heeft op meerdere plaatsen in de Meierij vorderingen uitstaan, maar betalingen blijven achterwege. Persoonlijk kan hij de schuldenaars niet vervolgen gezien zijn ouderdom en lichamelijke toestand. Hij verzoekt
daarom de schuldenaars voor de Schepenbank van Den Bosch te mogen dagen en daar zijn vorderingen in te stellen. Het voorrecht om dit te mogen doen, was in gebruik gekomen gedurende binnenlandse oorlogen waardoor poorters zich niet buiten de poorten konden wagen om hun recht te halen op gevaar door de vijand gegijzeld te worden. Dit gebruik was in 1609, toen er weer vrede heerste, weer afgeschaft, maar mocht bij uitzondering weer worden toegepast voor miserabele personen, wezen, gebrekkigen e.d. Jan Roelofszn meende zichzelf hiertoe te mogen rekenen. De Raad vroeg advies aan de wethouders van Den Bosch en deze bevestigden de miserabele situatie van Jan Roelofszn. Het is de vraag of dit advies nu zo terecht was. Uit documenten valt te lezen dat Jan Roelofszn in 1618 en 1619 in enkele rechtsgedingen gewikkeld is die met schuldvorderingen niets te maken hadden. En in 1620 maakt hij nog gewoon glasschilderingen. Enkele jaren daarvoor werd hij ook nog steeds aangeslagen als een deftige burger. Het gilde waarvan hij lid was bloeide als nooit tevoren en er was werk in overvloed. Wel is waarschijnlijk dat hij omstreeks 1617 met een langdurige, slechte gezondheid te kampen had. Ook de afwezigheid van zijn zoon kan meegewerkt hebben aan zijn achteruitgang. Hij is overleden kort na 1621.

Bronnen

Sasse van Ysselt, Voorname huizen en gebouwen (1911) III 99, 504

Bossche Encyclopedie, 'Het Schermersoproer, 1579'

J.A.C. Hezenmans, 'Abraham van Diepenbeeck' in: Taxandria (1894) 69-76, 91-95

Ch.C.V. Verreyt, 'De glas- en kunstschilders Jan Roelofszn en Abraham van Diepenbeeck' in: Taxandria (1900) 45-53, 88-99, 138-147, 173-191, 215-232



Harry Satter, juli 2016