De afgelopen dagen hebben de kasteleins in Oeteldonk gouden tijden gehad. De portiers zijn druk bezig geweest met het tellen van hun vele muntstukken en ook de toiletjuffrouwen hebben vele malen hun schoteltjes leeg kunnen halen. De (on)mogelijkheid van de Sint-Jan als 'urinoir' heeft ook de aandacht van carnavalsvierders tijdens de intocht getrokken. Ik ben benieuwd of de twee openbare toiletten (op de Parade en het Loeffplein) grote omzetten hebben gehaald. In het verleden, honderd jaar geleden, had deze kwestie ook al de aandacht van de inwoners van de stad. Op 15 september 1890 was er een artikel van de hand van de journalist Krekel (in een rubriek waarin hij het pseudoniem 'Jocris' gebruikte) in de krant verschenen over het weinige aantal urinoirs. Er waren zelfs plekken in de stad waar 'men' (mannen en jongens; aan vrouwen werd kennelijk helemaal niet gedacht) langer dan een kwartier moest lopen om een waterbak aan te treffen. De politie trad in die tijd streng op tegen misbruik: „Ik geloof zelfs dat wanneer men in Den Engelschen Pispot een commissie deed, men verbaliseerd zou worden, als het door een onzer dienders werd bemerkt”, schreef Krekel.
Bovendien, en dat stoorde de journalist vooral: „Er worden woorden en zinnen in geschreven en zelfs ingekrast, die iemand bij 't lezen daarvan, het bloed naar 't hoofd jagen.” De journalist vroeg deze teksten zo spoedig mogelijk te laten verdwijnen: „Beziet 's ochtends na negen uur eens een urinoir die in de nabijheid eener school staat, en ge zult zien dat eenzelfde banaal woord twintig, dertig, ja zelfs veertig malen door jongenshanden is nageschreven.”
Jocris maakte ook opmerkingen over de hygiëne: de urinoirs werden met een teer- en chloorkwast schoongemaakt; waarom gebruikte men daarvoor geen stromend water? Vijf jaar tevoren had de stad toch een waterleiding gekregen?
In het nieuwe jaar, 1891, is het opnieuw raak: het urinoir op de Markt was kennelijk verstopt: iemand in de buurt moest een dam leggen rondom de kelderopening om te voorkomen dat de urine zijn kelder zou verontreinigen. Door de strenge koude strekte zich over het marktveld een plek van circa 15 meter bevroren urine uit.
Op 19 januari wordt er weer aandacht aan de kwestie geschonken. De journalist heeft het aantal urinoirs geteld: het waren er 31 binnen de nog ommuurde stad (Het Zand werd in die tijd aangelegd). En nog werd dit aantal door de krant te weinig bevonden. Bovendien pleitte de journalist ervoor dat er een mooier exemplaar als straatmeubilair op de Markt zou moeten komen: „De Markt waar dag op dag honderden een geheelen voormiddag doorbrengen , bezit een water bak, een model van ondoelmatigheid. Waarom niet een omheinde urinoir op de Markt aangebracht, op een goed gekozen plaats?”
De journalist schreef tot slot: „Ben ik goed ingelicht, is men voornemens er een te plaatsen in de St.-Josephstraat nabij de Dieze: dat is juist de plek waar een straatbewoner onlangs een eigen 'pissoir' plaatste.”
|